ECLI:NL:RBAMS:2021:1145

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
13/846034-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gebruik van niet-toegelaten biocide aluminiumfosfide

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 18 maart 2021, werd de verdachte beschuldigd van het gebruik van een niet-toegelaten biocide, aluminiumfosfide, in strijd met de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De zaak kwam voort uit een incident op 9 oktober 2018, waarbij twee personen onwel werden in een studentencomplex. Onderzoek toonde aan dat er hoge concentraties koolmonoxide en waterstofsulfide aanwezig waren, afkomstig van een hostel waar bestrijding van bedwantsen had plaatsgevonden met aluminiumfosfide. De officier van justitie vorderde een taakstraf van tachtig uren, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte een biocide had gebruikt waarvoor geen toelating was verleend. De rechtbank benadrukte dat biociden gevaarlijk kunnen zijn en dat gebruik ervan aan strikte regels gebonden is. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op zorgvuldige wijze met het biocide was omgegaan, maar sprak hem vrij van de tenlastelegging, omdat niet kon worden aangetoond dat het gebruikte middel niet was toegelaten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het gebruik van biociden en de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/846034-18
Datum uitspraak: 18 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, economische kamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2021.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Huisman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. Eckhardt, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De zaak is gelijktijdig (maar niet gevoegd) behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/994006-19) en [medeverdachte 2] (13/846000-19).

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Op 9 oktober 2018 om 23.39 uur komt bij de centrale meldkamer van de politie regio Amsterdam de melding binnen dat op het adres [adres] , waar een studentencomplex is gevestigd, twee personen onwel zijn geworden. De hulpdiensten gaan naar het genoemde adres. De twee personen die onwel zijn geworden en daar in een appartement verbleven, worden per ambulance naar de spoedeisende hulp van het OLVG te Amsterdam vervoerd. In het appartement worden hoge concentraties koolmonoxide (CO) en waterstofsulfide (H2S) gemeten, met name in het gootsteenkastje. Na onderzoek blijkt de bron daarvan in het ondergelegen pand te zijn, waar [hostel] gevestigd is. Uit verder onderzoek blijkt dat er in twee kamers van het hostel bestrijding van bedwantsen had plaatsgevonden. Hierbij was kennelijk gebruik gemaakt van aluminiumfosfide, dat onder invloed van vocht uit de lucht reageert en ontwikkelt tot onder andere het voor mensen giftige gas fosfine (PH3). De brandweer rapporteert dat in de kamers waarin aluminiumfosfide is toegepast en op de gang waarden fosfine gemeten zijn boven de levensbedreigende waarde voor blootstelling van één uur.
2.2.
Verdachte wordt er, kort gezegd, van beschuldigd dat hij al dan niet samen met anderen een biocide (aluminiumfosfide) heeft gebruikt en/of voorhanden of op voorraad heeft gehad zonder dat dit biocide was toegelaten.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 10 oktober 2018 te Amsterdam, al dan niet opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, in strijd met artikel 17 lid 1 van Verordening (EU) Nr. 528/2012 een biocide, te weten aluminiumfosfide, heeft gebruikt zonder dat daarvoor toelating overeenkomstig deze verordening was verleend en/of in strijd met artikel 43 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden een biocide, te weten aluminiumfosfide, zonder toelating voorhanden en/of op op voorraad heeft gehad.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Vordering van de officier van justitie

5.1.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Hij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van tachtig uren, met aftrek van voorarrest.
5.2.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het ten laste gelegde – overeenkomstig zijn schriftelijk requisitoir – kort samengevat het volgende aangevoerd. Verdachte heeft op 10 oktober 2018 in [hostel] – in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten – aluminiumfosfide gebruikt. Zij hebben het ook samen voorhanden of op voorraad gehad. Aluminiumfosfide is een biocide in de zin van de in de tenlastelegging genoemde EU Verordening. Dat aluminiumfosfide een biocide in de zin van die verordening is, volgt uit het informatieblad dat hierbij hoort en waarop staat aangegeven dat het materiaal is toegelaten onder nummer 15194N. In ieder geval bestaat er geen twijfel over het feit dat het hier een biocide betreft die niet is toegelaten onder deze Verordening, zodat in strijd is gehandeld met de algemene verbodsbepaling zoals neergelegd in artikel 43 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

6.Toepasselijke wettelijke bepalingen

De volgende bepalingen zijn in het bijzonder van belang:
- Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden. [1]
Artikel 3. Definities
1.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a.
„biociden”:

alle stoffen of mengsels die, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd, uit een of meer werkzame stoffen bestaan dan wel die stoffen bevatten of genereren, met als doel een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of op een andere dan louter fysieke of mechanische wijze te bestrijden;

alle stoffen of mengsels die worden gegenereerd door stoffen of mengsels die zelf niet vallen onder het eerste streepje, en die gebruikt worden met als doel een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of op een andere dan louter fysieke of mechanische wijze te bestrijden.
(…)
k) „gebruik”: alle handelingen die met een biocide worden verricht, met inbegrip van de opslag, hantering, menging en toediening ervan, met uitzondering van de handelingen die plaatsvinden met het oog op de uitvoer van het biocide of het behandelde voorwerp uit de Unie;

(…)

m) „nationale toelating”: bestuursrechtelijk besluit waarbij de bevoegde autoriteit van een lidstaat toelaat dat een biocide of een biocidefamilie op haar grondgebied of een gedeelte daarvan op de markt wordt aangeboden en gebruikt;
n) „toelating van de Unie”: bestuursrechtelijk besluit waarbij de Commissie toelaat dat een biocide of een biocidefamilie op het grondgebied van de Unie of een gedeelte daarvan op de markt wordt aangeboden en gebruikt;
o) „toelating”: nationale toelating, toelating van de Unie of toelating overeenkomstig artikel 26;

(…)

Artikel 17. Op de markt aanbieden en gebruik van biociden
1.
Alleen biociden waarvoor overeenkomstig deze verordening een toelating is verleend, mogen op de markt worden aangeboden en gebruikt.

(…)

Artikel 27. Toelating voor het op de markt aanbieden van biociden volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure
1.
Biociden waarvoor overeenkomstig artikel 26 een toelating is verleend, mogen in alle lidstaten zonder wederzijdse erkenning op de markt worden aangeboden. De houder van de toelating stelt een lidstaat evenwel uiterlijk 30 dagen vooraf ervan in kennis dat het biocide op het grondgebied van die lidstaat in de handel wordt gebracht, en gebruikt de officiële taal of talen van die lidstaat op de etikettering van het biocide, behoudens andersluidend besluit van die lidstaat.

(…)

- Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 1. Definities
(…)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
biociden: biociden als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, van verordening (EU) Nr. 528/2012;
(…)
verordening (EU) Nr. 528/2012: Verordening (EU) Nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PbEU, L 167);
(…)
Artikel 43. Overtredingen van de verordening
Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 17, eerste, vijfde en zesde lid, artikel 27, eerste lid, 47, eerste lid, 56, 58, eerste tot en met het zesde lid, 62, 68, eerste lid, 69, eerste en tweede lid, 72, eerste en derde lid en 95, tweede lid, van verordening (EU) Nr. 528/2012 of de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen.
Het eerste lid is niet van toepassing indien het handelen, bedoeld in het eerste lid overeenkomstig verordening (EU) Nr. 528/2012 is toegestaan.
Het is verboden biociden zonder toelating voorhanden of op voorraad te hebben.
(…)

7.Vrijspraak

7.1.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wordt verweten dat hij (tezamen en in verenging met anderen) een biocide, te weten aluminiumfosfide, heeft gebruikt en voorhanden en/of op voorraad heeft gehad, zonder dat voor die biocide toelating overeenkomstig de biocidenverordening was verleend.
7.2.
Biociden zijn noodzakelijk voor de bestrijding van organismen die schadelijk zijn voor de gezondheid van mens of dier, en voor de bestrijding van organismen die schade toebrengen aan natuurlijke of vervaardigde materialen. Door hun intrinsieke eigenschappen en de bijpassende gebruikspatronen kunnen biociden evenwel gevaren inhouden voor mensen, dieren en het milieu. Biociden mogen niet op de markt worden aangeboden, noch worden gebruikt, tenzij overeenkomstig de biocidenverordening een toelating is verleend. [2]
7.3.
Fosfine is een toegelaten middel ter bestrijding van dierlijke organismen (mijten en insecten). Het is primair een stofwisselingsgif met een direct schadelijke werking. Blootstelling aan hoge concentraties fosfine kan dodelijk zijn. Fosfine werkt in op belangrijke enzymen in het ademhalingssysteem van lichaamscellen met inwendige verstikking als gevolg. Bij inhalatie kan ook een plaatselijke werking op de luchtwegen verwacht worden. Bij blootstelling aan iets lagere concentraties kan fosfine longoedeem veroorzaken, wat ook dodelijk kan zijn. Verder kunnen zich bij acute intoxicaties ernstige afwijkingen voordoen aan het centraal zenuwstelsel, hart, lever en nieren. Fosfine heeft een steile concentratie-effectcurve. Dat wil zeggen dat er weinig marge is tussen een blootstelling aan een lagere concentratie die geen dodelijke effecten veroorzaakt en een blootstelling aan een hogere concentratie die wel dodelijke effecten veroorzaakt. [3]
In Nederland is de toepassing van het bestrijdingsmiddel fosfine, ook wel fosforwaterstof (PH3) genoemd, aan zeer strikte voorschriften gebonden. Aluminiumfosfinetabletten zoals die in Nederland in de agrarische sector worden gebruikt zijn zeer gevaarlijk voor de volksgezondheid. De toepassing is slechts toegestaan in opslagruimten zoals loodsen, silo’s, schepen en containers maar niet in woningen en verblijven, waarbij de minimale veiligheidsafstand bij een gassing 10 meter is gemeten vanaf de buitenzijde van het onder gas staande object. Het middel mag slechts worden toegepast door mensen die in het bezit zijn van een vakbekwaamheidsbewijs bestrijding dat is afgegeven door Bureau erkenningen in opdracht van de Minister van Economische Zaken. [4]
7.4.
Buiten kijf staat dat verdachte (meermalen) opzettelijk een product met aluminiumfosfide als werkzame stof heeft gebruikt. Verdachte heeft verklaard dat hij een aantal keer tabletten in de hotelkamers heeft neergelegd om bedwantsen te bestrijden en dan maakte dat hij wegkwam. De brandweer heeft in de nacht van 9 op 10 oktober 2018 hoge concentraties fosfine gemeten. Op 12 oktober 2018 stond in een van de kamers van het hostel waar verdachte de bedwantsen heeft bestreden, een afvalemmer met een plastic zak waarin vijf aluminium kokers lagen. De brandweer heeft een foto gemaakt van een van de kokers. Op dat buisje staat “aluminium phosphide” en “30 fumigation tablets” “each tablet generates 33% w/w phosphine”. [5]
7.5.
Eveneens staat niet ter discussie dat aluminiumfosfide kan worden aangemerkt als biocide. De vraag is echter niet alleen of verdachte in de ten laste gelegde periode (telkens) aluminiumfosfide heeft gebruikt en of dit een biocide is, maar ook of voor het gebruikte biocide toelating was verleend als bedoeld in de biocidenverordening. De officier van justitie heeft zijn stelling dat er geen twijfel bestaat over het feit dat het hier een biocide betreft die niet is toegelaten onder de biocidenverordening niet onderbouwd.
7.6.
Uit het dossier volgt dat aluminiumfosfide onder verschillende merknamen wordt verkocht. In het dossier worden verschillende namen genoemd: Quickphos PT, DETIA WM, Luxan mollentabletten en Celphos. [6] In de telefoon van verdachte zijn twee foto’s aangetroffen waarop een buisje is te zien met de tekst “Tancan; Celphos; Fumigant; Aluminium phosphide”. [7] Er zijn sterke aanwijzingen dat medeverdachte [medeverdachte 2] Agrifum - Fumiphos heeft laten bestellen, dat verkrijgbaar zou zijn in Spanje. [8] Uit het dossier wordt echter niet duidelijk wat de merknaam van het product is dat verdachte heeft gebruikt. Voor zover al kan worden aangenomen dat verdachte telkens (een van) de producten heeft gebruikt waarvan foto’s op zijn telefoon en op die van medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangetroffen, dan blijkt uit het dossier niet met voldoende mate van zekerheid dat het in deze zaak om een of meer niet-toegelaten biociden gaat. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de herkomst verpakkingen [9] volstaat in dit geval niet. Dat proces-verbaal houdt onder meer in dat de verbalisant contact heeft opgenomen met een medewerkster van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Zij heeft haar verwezen naar de website
www.ctgb.nlwaar op toelatingen op werkzame stof(fen) kan worden gezocht. Bij het invoeren van de werkzame stof aluminiumfosfide op die website kreeg de verbalisant drie treffers. Vervolgens heeft de verbalisant een van de fabrikanten benaderd. Deze verklaarde dat in Nederland alleen de variant van 57% aluminiumfosfide wordt gebruikt en dat “
de soort aluminiumfosfide van 33% waarvan u mij een foto heeft doorgemaild, verkopen wij in zijn geheel niet in Nederland en is mijn wetens ook niet toegestaan in Nederland”. De conclusie van de verbalisant is dat het aannemelijk is dat het middel aluminiumfosfide van 33% in zijn geheel niet in Nederland verkocht wordt en ook niet gebruikt mag worden. Uit het dossier blijkt niet of het onderzoek ook ziet op biociden die wel toegelaten zijn op basis van een toelating elders in de Europese Unie.
7.7.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat verdachte een biocide heeft gebruikt waarvoor geen toelating was verleend. De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
7.8.
Wat verdachte, die op generlei wijze gecertificeerd is om aluminiumfosfide te gebruiken noch onderricht in het gebruik daarvan heeft gekregen, kan worden verweten is dat hij – door de manier waarop hij de aluminiumfosfide heeft gebruikt en de plek waar hij dat heeft gedaan – niet op zorgvuldige wijze is omgegaan met een biocide, de restanten daarvan en de aangebroken verpakkingen, en aldus de in artikel 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden neergelegde (algemene) zorgplicht heeft geschonden, [10] maar dit is hem niet ten laste gelegd.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. M. Smit en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2021.

Voetnoten

1.PbEU, L 167 van 27 juni 2012, ook wel biocidenverordening.
2.Zie de overweging onder 1 en 2 van de biocidenverordening.
3.Deskundigenrapport NFI ‘Onderzoek naar de risico’s van fosfine’, pagina 375 van het dossier.
4.Zie Proces-verbaal van bevindingen Landelijke Eenheid, pagina 48 tot en met 67.
5.Pagina 5 van het dossier.
6.Zie pagina 112 tot en met 119 van het dossier.
7.Zie pagina 199 en 782 en 784 van het dossier.
8.Zie pagina 202 en 526 tot en met 531 van het dossier.
9.Pagina 45 tot en met 46 van het dossier.
10.Artikel 2a van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden luidt: “Een ieder is verplicht op zorgvuldige wijze om te gaan met gewasbeschermingsmiddelen, biociden, de daarbij behorende werkzame stoffen of daarbij gebruikte toevoegingsstoffen, alsmede restanten daarvan of de aangebroken verpakkingen. Die zorgvuldigheid houdt in ieder geval in, dat een ieder, die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten gevaar ontstaat of kan ontstaan voor een mens, voor een dier of voor planten waarvan de instandhouding gewenst is, voor planten die aan anderen toebehoren, voor de bodem of voor het water, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, tenzij zulks in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd, dan wel onverwijld alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde voornoemd gevaar te voorkomen of de nadelige gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.” Gelet op artikel 1a van de Wet op de economische delicten is dat een economisch delict.