ECLI:NL:RBAMS:2021:1130

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
C/13/696699 / KG ZA 21-86
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ramen en privacy tussen buren

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een conflict tussen twee buren over de ramen van een appartement. [eiser 3] heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde 3] naar aanleiding van een eerder arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 10 november 2020, waarin [eiser 3] was veroordeeld om de ramen in zijn appartement ondoorzichtig en vaststaand te maken, omdat deze uitzicht gaven op de tuin van [gedaagde 3]. De voorzieningenrechter heeft op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in kort geding. Tijdens de zitting op 2 maart 2021 heeft [eiser 3] zijn vorderingen toegelicht, terwijl [gedaagde 3] verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiser 3] in eerste instantie niet volledig aan de veroordeling had voldaan, maar dat hij uiteindelijk maatregelen had genomen om de ramen ondoorzichtig te maken. De rechter heeft geoordeeld dat de door [eiser 3] getroffen maatregelen, waaronder het aanbrengen van folie en het onklaar maken van het zonnescherm, voldoende waren om aan de veroordeling te voldoen. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde 3] verboden om de executie van het arrest voort te zetten voor bedragen boven de € 4.650,00, dat is vastgesteld als verbeurde dwangsommen. Tevens is het beslag opgeheven, en is [gedaagde 3] veroordeeld om te gedogen dat de twee meest rechter ramen doorzichtig en openslaand worden gemaakt. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/696699 / KG ZA 21-86 MDvH/LO
Vonnis in kort geding van 15 maart 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 9 februari 2021,
advocaat mr. D.W.N. Brand te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.L. Stoevenbeld te Amsterdam.
Partijen zullen hierna (beiden in mannelijk enkelvoud) [eiser 3] en [gedaagde 3] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 2 maart 2021 heeft [eiser 3] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 3] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend.
Ter zitting waren aanwezig [eiser 3] met mr. Brand en [gedaagde 3] met mr. Stoevenbeld.
1.2.
Direct aansluitend aan de zitting heeft een plaatsopneming plaatsgevonden in het bijzijn van partijen en hun advocaten.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 3] is sinds 2005 eigenaar van het appartement gelegen aan de [adres 1] .
2.2.
[eiser 3] is sinds 2018 eigenaar van het appartement gelegen aan de [adres 2] .
2.3.
De zijgevel van het appartement van [eiser 3] grenst deels aan de tuin van [gedaagde 3] .
2.4.
Partijen hebben een conflict over de ramen in de zijgevel van [eiser 3] , die uitzicht geven op de tuin van [gedaagde 3] . [eiser 3] heeft het appartement, dat ooit de aula/gymzaal van een klooster was, ingrijpend verbouwd. De van oudsher aanwezige ramen, die begonnen op een hoogte van drie meter, zijn vervangen door nieuwe ramen. Onder de reeds aanwezige ramen is over de gehele lengte van de muur een ondoorzichtig tussenschot met daaronder een rij melkglazen ramen aangebracht die vaststaand zijn. Binnen in het pand is een verdiepingsvloer aangebracht. In de gevel zijn drie raampartijen, die boven het ondoorzichtige tussenschot ieder 16 kleinere ruiten bevatten.
2.5.
Bij arrest van 10 november 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in het geschil tussen partijen en de voormalig eigenaar van het appartement van [eiser 3] ( [voormalig eigenaar] ). In het arrest is, voor zover van belang, het volgende overwogen en beslist:
“(…)
3.22.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [gedaagde 3] c.s. onder a) en b) wat betreft de ramen (…) toewijsbaar zijn als hierna te melden. Het gaat hierbij om in totaal zestien ramen, waarvan de (het dichtst bij het perceel van [gedaagde 3] c.s. gelegen) helft thans behoort tot de kleedkamer en de andere helft tot de slaapkamer van [eiser 3] en [eiser 2] (…) [eiser 3] en [eiser 2] zullen ertoe worden veroordeeld de situatie in overeenstemming te brengen met de verklaring voor recht, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom per dag dat aan de veroordeling niet wordt voldaan,
(…)
Het hof
(…)
verklaart voor recht dat alle ramen die, rechthoekig gemeten, zich binnen twee meter van de erfgrens van het perceel van [gedaagde 3] c.s. bevinden, permanent vaststaand en permanent ondoorzichtig dienen te zijn en te blijven;
veroordeelt [eiser 3] en [eiser 2] ervoor te zorgen dat binnen vier weken na de betekening van dit arrest de ramen in hun appartement voldoen aan de verklaring voor recht zoals hiervoor gegeven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij vanaf vier weken na de betekening van dit arrest in gebreke mochten blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000,00;
(…)”.
2.6.
Het arrest is op 17 november 2020 aan [eiser 3] betekend.
2.7.
[eiser 3] heeft daarop het elektrisch functionerende en aan de buitenkant van de in het arrest bedoelde ramen bevestigde zonnescherm naar beneden gelaten en de motoren laten afkoppelen van het elektrische systeem, zodat het zonnescherm niet meer omhoog kan. Daarnaast heeft [eiser 3] blokjes aan de binnenkant van de ramen laten bevestigen, die met schroeven aan het plafond zijn vastgemaakt, zodat de ramen niet meer kunnen worden geopend (waar dat voorheen wel kon).
2.8.
Bij e-mail van 18 december 2020 heeft de advocaat van [eiser 3] aan de advocaat van [gedaagde 3] , op diens verzoek, laten weten dat [eiser 3] aan de veroordeling in het arrest heeft voldaan. Hij heeft een verklaring van de elektricien die het zonnescherm onklaar heeft gemaakt bijgevoegd, en een foto van de blokjes die voor de ramen zijn bevestigd.
2.9.
Op 24 december 2020 heeft [gedaagde 3] aan [eiser 3] laten weten dat de zonwering niet voldoet aan het criterium van ‘permanent ondoorzichtig’ omdat de zonwering doorzichtig is van binnen naar buiten en met het inschakelen van een elektricien eenvoudig weer in bedrijf kan worden gebracht. [eiser 3] heeft daarop gereageerd dat de door hem genomen maatregelen wel voldoen aan het arrest.
2.10.
Op 15 januari 2021 heeft [gedaagde 3] aan [eiser 3] een deurwaardersexploot doen betekenen, waarin een bevel wordt gedaan om een bedrag van € 7.200,00
(48 x 150,00) aan verbeurde dwangsommen te voldoen.
2.11.
Bij e-mail van 16 januari 2021 heeft [eiser 3] de deurwaarder uitgenodigd om te komen kijken of de ramen ondoorzichtig zijn of niet. Ook heeft hij laten weten dat als de ramen al doorzichtig zouden zijn, hij niet meer dan 26 of hooguit 29 dagen aan dwangsommen kan hebben verbeurd.
2.12.
Eveneens op 16 januari 2021 heeft [eiser 3] de hendels van de ramen die open konden (voor het plaatsen van de blokjes) verwijderd en folie geplaatst op de ramen van de slaapkamer.
2.13.
Op 17 januari 2021 heeft de advocaat van [gedaagde 3] aan de advocaat van [eiser 3] onder meer als volgt bericht
“(…)
Uw client, de heer [eiser 3] , heeft deze zondagmiddag aanpassingen aan de ramen langs de erfgrens gedaan, in het bijzonder aan de slaapkamerramen. Dit was voor diverse omwonenden zeer goed zichtbaar en hoorbaar. Een en ander is ook met beeld en geluid vastgelegd. (…) Of de aanpassingen voldoende zijn om aan het arrest en de wettelijke bepalingen te voldoen (permanent ondoorzichtige en permanent vaststaande karakter van de ramen), kan door cliënten evident zonder nadere inspectie niet worden vastgesteld. In ieder geval was tot op heden niet aan het arrest voldaan. De ramen waren niet voorzien van een ondoorzichtige folie en cliënten hebben ook kunnen constateren dat het raam in de slaapkamer werd geopend en gesloten.
Een inspectie ter plaatse, ook in de woning van uw cliënten, zal aldus nodig zijn om met zekerheid door cliënten vast te kunnen stellen of de vandaag door uw client uitgevoerde aanpassingen ook zoals het vonnis verlangt, permanent zijn en niet provisorisch of eenvoudig omkeerbaar van aard.
(…)”
2.14.
Op 21 januari 2021 is de deurwaarder (S. Paulusma) in opdracht van [gedaagde 3] bij [eiser 3] geweest voor een inspectie. In het proces-verbaal van constatering dat daarvan is opgemaakt staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Ik heb ter plaatse geconstateerd dat alle zich aan de tuinzijde bevindende ramen met folie ondoorzichtig zijn gemaakt, terwijl van de ramen die open konden het sluitmechaniek is verwijderd, zij konden niet geopend worden.
(…)”
2.15.
Bij deurwaardersexploot van 21 januari 2021 heeft de deurwaarder de berekening in het exploot van 15 januari 2012 gecorrigeerd en heeft hij [eiser 3] in plaats van het eerder aangezegde bedrag van € 7.200,00 bevolen € 4.650,00
(31 x 150,00) aan verbeurde dwangsommen te betalen.
2.16.
Op 3 februari 2021 heeft [gedaagde 3] executoriaal beslag doen leggen ten laste van [eiser 3] onder ING Bank N.V.
2.17.
Op 5 februari 2021 heeft deurwaarder A. Pothof op verzoek van [eiser 3] de ramen geïnspecteerd. In het proces-verbaal dat van dat bezoek is opgemaakt staat, voor zover van belang, het volgende.
“(…)
Ik heb aldaar geconstateerd dat de ramen van de kledingkamer zijn geblindeerd met folie, waardoor er een soort melkglas is ontstaan (…) en dat het openingsmechanisme onklaar is gemaakt, waardoor de ramen niet meer kunnen worden geopend. (…)
In de slaapkamer constateerde ik dat de hier eveneens het openingsmechanisme onklaar is gemaakt zodat de ramen niet meer geopend kunnen worden en tevens dat aan de binnenzijde het glas is beplakt met een folie met linnenstructuur en dat aan de buitenzijde het screen in de laagste positie is gebracht en de schakelaars niet (meer) werken, zodat het screen niet kan worden opgehaald. (…)
(…)”
2.18.
Op 10 februari 2021 heeft [eiser 3] cassatie ingesteld tegen het arrest van 10 november 2020.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 3] vordert – samengevat en zoals toegelicht ter zitting – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde 3] te verbieden de executie van het arrest en de uitwinning op basis van het gelegde beslag voor te zetten, het beslag op te heffen en eventueel verbeurde dwangsommen te matigen tot nihil althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
[gedaagde 3] te veroordelen om te gehengen en te gedogen dat [eiser 3]
(i) de ramen die zich boven zijn perceel bevinden doorzichtig en openslaand maakt;
(ii) het zonnescherm in bedrijf laat stellen, zolang de folie op de resterende ramen gehandhaafd blijft; en
(iii) onderhoudswerkzaamheden aan de ramen uitvoert, waartoe [gedaagde 3] op diens eerste schriftelijke verzoek de gelegenheid dient te geven;
alles op straffe van dwangsommen; en
3. [gedaagde 3] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde 3] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt in dit geschil is het arrest van het gerechtshof van 10 november 2020. [gedaagde 3] maakt aanspraak op betaling van verbeurde dwangsommen, zoals opgelegd in deze uitspraak. [eiser 3] heeft daarmee een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.
4.2.
De debiteur verbeurt de door de rechter opgelegde dwangsom, indien hij – na betekening van de uitspraak waarbij de dwangsom is vastgesteld – de veroordeling niet of niet tijdig nakomt. Om aan de op hem rustende dwangsomschuld te ontkomen kan de veroordeelde opheffing, vermindering of opschorting van de dwangsom vorderen vanwege onmogelijkheid om aan de veroordeling te voldoen bij de rechter die de dwangsom heeft opgelegd (artikel 611d lid 1 Rv), dan wel (op de voet van artikel 438 Rv) een executiegeschil aanhangig maken. In dit geval treedt de voorzieningenrechter dus op als executierechter.
4.3.
Bij de executierechter komt aan de orde of de veroordeelde ( [eiser 3] ) dwangsommen heeft verbeurd en, zo ja, of de crediteur ( [gedaagde 3] ) misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid de verbeurde dwangsommen te innen. Bij de beoordeling van de eerste vraag – zijn er dwangsommen verbeurd – moet de executierechter onderzoeken of de door de dwangsomrechter verlangde prestatie waaraan de dwangsom is verbonden (tijdig) is verricht. De executierechter heeft niet tot taak de door de dwangsomrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen. Hij dient zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis (arrest) verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling (zoals die door uitleg moet worden vastgesteld). Daarbij moeten doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer worden genomen, aldus dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
4.4.
Het hof heeft in zijn arrest tot uitgangspunt genomen dat op grond van artikel 5:50 lid 1 BW het niet geoorloofd is om binnen twee meter van de grenslijn van het naburige erf vensters of andere muuropeningen te hebben, voor zover deze op het naburige erf uitzicht geven. Artikel 5:51 BW bepaalt dat binnen twee meter van de grenslijn wel lichtopeningen mogen worden gemaakt, mits zij van vaststaande en ondoorzichtige vensters worden voorzien. De in 1993 gevestigde erfdienstbaarheid (het recht van in- en uitzicht over en weer) is door het hof terzijde geschoven, omdat ten tijde van het vestigen daarvan nog geen verdiepingsvloer aanwezig was. De ramen bevonden zich op drie meter hoogte vanaf de vloer, zodat in de praktijk geen uitzicht bestond op de tuin van [gedaagde 3] . Met het plaatsen van de verdiepingsvloer ter hoogte van de onderkant van de (nieuwe) ramen is een nieuwe situatie ontstaan. Daardoor heeft men vanuit het appartement van [eiser 3] direct uitzicht op de tuin van [gedaagde 3] .
4.5.
Tot zover is de uitleg van het arrest niet in geschil. Partijen verschillen van mening over het aantal ramen dat ondoorzichtig en vaststaand moet zijn, over de mate van ondoorzichtigheid van de tot op heden door [eiser 3] getroffen maatregelen, en over de vraag in hoeverre de getroffen maatregelen permanent zijn.
Aantal ramen
4.6.
In de gevel zijn drie raampartijen aanwezig (zie 2.4). Over de rechter raampartij is geen discussie, nu deze grenst aan en uitzicht geeft op de tuin van [eiser 3] . Bovendien ziet de veroordeling niet op die ramen. In rechtsoverweging 3.22 van het arrest wordt immers gesproken over 16 ramen, waarvan de helft behoort tot de kleedkamer en de andere helft tot de slaapkamer van de woning van [eiser 3] . Over de linker raampartij is ook geen discussie (meer). Hierachter bevindt zich een kleedkamer. De ramen zijn reeds voor de datum van het arrest voorzien van ondoorzichtige folie en [eiser 3] heeft binnen de termijn van vier weken blokjes gemonteerd voor de ramen die open konden, zo heeft [gedaagde 3] bij de plaatsopneming bevestigd. Voor zover [gedaagde 3] heeft gesteld dat de blokjes eenvoudig kunnen worden verwijderd als men de schroeven losdraait wordt hieraan voorbij gegaan. Iedere maatregel valt immers ongedaan te maken.
4.7.
Achter de middelste raampartij bevindt zich de slaapkamer. [eiser 3] stelt dat de vier meest rechter ramen niet onder de veroordeling vallen, nu deze rechthoekig gemeten aan zijn eigen perceel grenzen. [gedaagde 3] stelt dat dat alleen voor de twee meest rechter ramen geldt. Bij de plaatsopneming heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de erfgrens halverwege de tweede rij ramen valt. Alleen van de twee meest rechter ramen kan dus worden gezegd dat die zich rechthoekig gemeten niet binnen twee meter van de erfgrens van het perceel van [gedaagde 3] bevinden, en deze aldus niet onder de veroordeling vallen.
Mate van (on)doorzichtigheid
4.8.
[eiser 3] heeft in eerste instantie (alleen) het zonnescherm neergelaten en onklaar gemaakt, zodat het permanent aan de buitenkant van de gevel voor de ramen hing. [gedaagde 3] stelt dat dit zonnescherm doorzichtig is van binnen naar buiten en dat men er onderdoor kan kijken omdat het slechts tot de onderkant van het raam reikt. Nadat [eiser 3] dwangsommen waren aangezegd, heeft hij de ramen in de slaapkamer ook voorzien van ondoorzichtige linnenfolie. Volgens [gedaagde 3] zijn de ramen hiermee nog steeds niet ondoorzichtig, en in ieder geval niet permanent ondoorzichtig omdat het folie eenvoudig kan worden verwijderd.
4.9.
Bij de plaatsopneming heeft [eiser 3] behalve de slaapkamer ook een andere kamer getoond, waar het zonnescherm was neergelaten zonder dat de ramen waren afgeplakt met folie. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat het zonnescherm alleen inderdaad enigszins doorzichtig was. In de slaapkamer, waar de ramen wel waren afgeplakt met folie was dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet het geval. Dat door het zonnescherm en de folie nog de contouren van een boom konden worden waargenomen maakt dat niet anders. Doel en strekking van de veroordeling zijn immers dat [eiser 3] geen vrij uitzicht heeft op de tuin van [gedaagde 3] omdat die daarmee in zijn privacy wordt aangetast, en dat heeft [eiser 3] met deze oplossing niet. De tuin van [gedaagde 3] ligt een verdieping lager dan de slaapkamer van [eiser 3] . Om in de tuin te kunnen kijken zou iemand dus dicht bij het raam moeten gaan staan, en hoe dichter bij het raam, hoe groter de mate van ondoorzichtigheid. [eiser 3] heeft met deze oplossing dus, vanaf het moment dat hij de folie heeft geplaatst, voldaan aan de veroordeling voor zover het de ondoorzichtigheid betreft. De stelling van [gedaagde 3] dat men vanuit de slaapkamer ook onder het zonnescherm door kan kijken, behoeft geen bespreking. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat dit bij normaal gebruik van de slaapkamer niet mogelijk is. Dat betekent echter niet dat het zonnescherm alsnog omhoog mag, zoals [eiser 3] heeft gevorderd, omdat alleen de folie niet voldoet, zoals de voorzieningenrechter ter plaatse heeft geconstateerd.
Maatregelen permanent
4.10.
[gedaagde 3] heeft gesteld dat de maatregelen die [eiser 3] heeft genomen niet permanent zijn. De folie kan worden verwijderd (zonder dat [gedaagde 3] dat kan zien), het zonnescherm kan weer in functie worden gebracht, de raamklinken kunnen worden teruggeplaatst en de blokjes die voor de ramen zijn geschroefd kunnen worden verwijderd. Aan deze stelling wordt voorbij gegaan. Vanzelfsprekend zijn alle maatregelen ongedaan te maken. Ook een dichtgelast raam kan worden geopend en ook de folie die in de kleedkamer is aangebracht, en die volgens [gedaagde 3] wel voldoet, kan worden verwijderd. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat het zonnescherm niet omhoog kan zonder dat daar een elektricien aan te pas komt, en dat de ramen niet kunnen worden geopend. Al met al is de conclusie dat [eiser 3] (uiteindelijk) aan de veroordeling heeft voldaan. Mocht dat in de toekomst anders zijn, dan kan [gedaagde 3] opnieuw het arrest executeren.
4.11.
Voor de vorderingen betekent dat het volgende. [eiser 3] heeft eerst met ingang van 16 januari 2021 volledig aan de veroordeling voldaan. Dat betekent dat hij over de periode van 16 december 2020 tot en met 16 januari 2021 dwangsommen heeft verbeurd, in totaal een bedrag van € 4.650,00 (31 x € 150,00) (zoals opgenomen in het exploot van 21 januari 2021).Voor matiging van deze dwangsommen wordt geen aanleiding gezien, nu [eiser 3] is aangesproken op het niet voldoen aan de veroordeling, onder meer vanwege de mate van ondoorzichtigheid van het zonnescherm en hij dit ook zelf had kunnen zien. [gedaagde 3] zal worden verboden om de executie van het arrest voort te zetten, voor zover de executie dat bedrag te boven gaat en voor zover er niets wijzigt in de feitelijke situatie aan de ramen van [eiser 3] . Ook het gelegde beslag zal worden opgeheven met ingang van de dag dat het bedrag van € 4.650,00 aan [gedaagde 3] is voldaan.
4.12.
[eiser 3] heeft gevorderd [gedaagde 3] te veroordelen te gehengen en te gedogen dat hij de ramen die zich boven zijn perceel bevinden doorzichtig maakt en openslaand, en dat hij het zonnescherm in bedrijf laat stellen. Deze eerste vordering is alleen toewijsbaar voor zover het de twee meest rechter ramen van de middelste raampartij betreft. Indien [eiser 3] daarbij het zonnescherm weer in werking wil laten stellen en het omhoog wil halen, geldt dat dat alleen mogelijk is als hij een andere oplossing vindt voor de overige veertien ramen, bijvoorbeeld door deze af te plakken met een ander soort folie, nu alleen de linnenfolie niet volstaat om aan de veroordeling te voldoen.
4.13.
[eiser 3] heeft verder gevorderd [gedaagde 3] te veroordelen – kort gezegd – hem toegang te verlenen tot zijn perceel voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden. Deze vordering zal worden afgewezen. [eiser 3] heeft bij deze vordering geen spoedeisend belang, nu niet gesteld of gebleken is dat hij op dit moment concrete onderhoudswerkzaamheden heeft gepland.
4.14.
Aan de veroordelingen zullen geen dwangsommen worden verbonden, nu dit vonnis voldoende is om de executie voor dit moment te staken. Voor het wijzigen van de twee rechter ramen heeft [eiser 3] geen medewerking van [gedaagde 3] nodig, zodat ook daarvoor een dwangsom niet nodig is.
4.15.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde 3] om na betekening van dit vonnis de executie van het arrest van 10 november 2020 en de uitwinning van het gelegde beslag voort te zetten voor zover die executie en uitwinning een bedrag van € 4.650,00 te boven gaat en voor zover de feitelijke situatie niet wijzigt,
5.2.
heft op het executoriale beslag dat op 3 februari 2021 ten laste van [eiser 3] is gelegd onder ING Bank N.V., onder de voorwaarde dat [eiser 3] een bedrag van € 4.650,00 aan de deurwaarder heeft voldaan,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 3] te gehengen en gedogen dat de twee meest rechter ramen van de middelste raampartij (boven het perceel van [eiser 3] ) doorzichtig en openslaand worden gemaakt, een en ander met inachtneming van hetgeen onder 4.9 is overwogen,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. L. Oostinga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2021. [1]

Voetnoten

1.type: LO