ECLI:NL:RBAMS:2021:1096

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
9044839 EB VERZ 21-2122
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor ondertekening vaststellingsovereenkomst met Zorgkantoor

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om vervangende toestemming voor het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst met het Zorgkantoor. Verzoekster, die onder bewind staat, had een Persoonsgebonden Budget (PGB) ontvangen, maar dit was met terugwerkende kracht ingetrokken door het Zorgkantoor, wat leidde tot een vordering van € 80.976,72. De bewindvoerder weigerde de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen, waarop verzoekster om vervangende toestemming vroeg.

De kantonrechter heeft de feiten en standpunten van beide partijen gehoord. Verzoekster's gemachtigde stelde dat het in het belang van verzoekster was om de overeenkomst te ondertekenen, omdat het Zorgkantoor had aangegeven de vordering niet te innen. De bewindvoerder daarentegen was bezorgd dat ondertekening zou leiden tot aansprakelijkheid voor de vordering, vooral gezien de lopende procedures tussen de bewindvoerder, Bea Zorg en het Zorgkantoor.

Na beoordeling van de situatie concludeerde de kantonrechter dat het niet opportuun was om de bewindvoerder te dwingen tot ondertekening van de overeenkomst, gezien de mogelijke juridische gevolgen en de lopende procedures. De kantonrechter wees het verzoek van verzoekster af, met de overweging dat de bewindvoerder niet gebonden moest worden aan een overeenkomst die de hoogte van de vordering onherroepelijk vaststelde. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Amsterdam
Zaaknummer: 9044839 EB VERZ 21-2122
Uitspraakdatum: 16 maart 2021
Dossiernummer: BM10187
Beschikking op een verzoek als bedoeld in artikel 1:438 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van
:
[verzoekster] ,
hierna te noemen: verzoekster,
woonplaats: [woonplaats] ,
advocaat: mw. mr. F.C. Stoop,
hierna te noemen: gemachtigde.

1.Procedure

Het verloop van de procedure is als volgt:
- het verzoekschrift ter griffie ingekomen op 16 februari 2021;
- de mondelinge behandeling op 4 maart 2021 waarbij zijn verschenen verzoekster alsmede haar gemachtigde, dhr. [naam 1] namens AB Bewindvoering B.V. en de persoonlijk begeleider van verzoekster mw. [naam 2] .

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 13 juli 2011 zijn de goederen die verzoekster (zullen) toebehoren onder bewind gesteld met benoeming van Adema Bewindvoering tot bewindvoerder.
2.2
Bij beschikking(en) van 28 februari 2019 is ten behoeve van verzoekster een mentorschap ingesteld en is AB Bewindvoering B.V. tot mentor en tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
2.3
Verzoekster is voor de jaren 2019 en 2020 vanuit de Wet langdurige zorg een Persoonsgebonden Budget toegekend waarmee zij zorg heeft ingekocht bij zorginstelling Bea Zorg.
2.4
Bij besluit van 25 augustus 2020 is het Persoonsgebonden Budget van verzoekster met terugwerkende kracht per 1 januari 2019 ingetrokken door het Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (hierna te noemen: het Zorgkantoor). Het bedrag aan terugvordering bedraagt € 80.976,72.
2.5
Op 22 december 2020 heeft het Zorgkantoor een vaststellingsovereenkomst gedateerd 8 december 2020 ter ondertekening aangeboden aan de bewindvoerder.
Deze vermeldt:
Artikel 1 De vordering
Lid 1 Partijen erkennen de hoogte van de vordering, zoals die volgt uit het besluit (onder a). Deze vordering staat hierbij onherroepelijk tussen partijen vast.
Lid 2 Het Zorgkantoor zal de vordering niet bij de budgethouder innen, onder de voorwaarde dat de budgethouder voldoet aan alle voorwaarden in deze overeenkomst.”
In deze overeenkomst is de bewindvoerder één van de contractsluitende partijen.
2.6
Hierin is voorts opgenomen dat het Zorgkantoor voornemens is de vordering die zij op verzoekster heeft niet te innen. Wel behoudt het Zorgkantoor zich het recht voor om derden aansprakelijk te stellen.
2.7
Op 5 januari 2021 heeft de bewindvoerder de gemachtigde bericht de vaststellingsovereenkomst niet te ondertekenen.

3.Het verzoek

3.1
Het verzoek strekt er -kort gezegd- toe om vervangende toestemming te verlenen om namens verzoekster de vaststellingsovereenkomst met het Zorgkantoor te ondertekenen nu de bewindvoerder van verzoekster daartoe niet wenst over te gaan.

4.De standpunten

Standpunt van verzoekster
4.1
De gemachtigde heeft -zakelijk samengevat- toegelicht dat door de intrekking van het Persoonsgebonden Budget het Zorgkantoor een vordering op verzoekster heeft van in totaal € 80.976,72. De reden voor de intrekking is dat na onderzoek is geconstateerd dat de door zorgverlener Bea Zorg gedeclareerde uren niet zouden overeenkomen met de werkelijk geleverde uren aan zorg. De bewindvoerder zou er niet op toegezien hebben dat het Persoonsgebonden Budget op juiste wijze werd besteed.
Het Zorgkantoor is bereid om de vordering niet te innen bij verzoekster. Gemachtigde acht het dan ook in het belang van verzoekster dat de vaststellingsovereenkomst wordt getekend. Nu de bewindvoerder, als wettelijk vertegenwoordiger van verzoekster, niet wil meewerken aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst verzoekt gemachtigde om vervangende toestemming aan de kantonrechter.
Standpunt van de bewindvoerder
4.2
De bewindvoerder heeft -zakelijk samengevat- toegelicht dat hij niet tot ondertekening van de vaststellingsovereenkomst wil overgaan. Met ondertekening erkennen partijen namelijk de vordering die door het Zorgkantoor op een bedrag van € 80.976,72 is vastgesteld. Het gevolg kan zijn dat de bewindvoerder voor deze vordering aansprakelijk zal worden gesteld. Dat voorbehoud maakt het Zorgkantoor ook uitdrukkelijk in de vaststellingsovereenkomst.
Op dit moment hebben de bewindvoerder en Bea Zorg (één of meerdere) procedures lopen tegen het Zorgkantoor over deze kwestie die ook in andere zaken speelt, waarbij Bea Zorg als zorgverlener en AB Bewindvoering B.V. als bewindvoerder betrokken zijn. De bewindvoerder zou wel willen meewerken aan een aangepaste vaststellingsovereenkomst waarbij alleen bepaald wordt dat het Zorgkantoor de vordering niet bij verzoekster zal innen, welke overeenkomst dan alleen door verzoekster zal worden getekend.

5.Beoordeling

5.1
Verzocht wordt om vervangende toestemming te verlenen om namens verzoekster de vaststellingsovereenkomst met het Zorgkantoor te ondertekenen.
5.2
De kantonrechter is van oordeel dat met een vervangende toestemming om namens verzoekster de vaststellingsovereenkomst van het Zorgkantoor te ondertekenen weliswaar de vordering niet meer bij verzoekster kan worden geïnd maar dat tegelijkertijd het Zorgkantoor zich het recht voorbehoudt om derden civielrechtelijk aansprakelijk te stellen. Een aannemelijk gevolg zal zijn dat de bewindvoerder van verzoekster civielrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld door het Zorgkantoor met alle mogelijke gevolgen van dien. Nu de bewindvoerder en Bea Zorg verwikkeld zijn in een of meerdere procedure(s) tegen het Zorgkantoor die met de intrekking van het Persoonsgebonden Budget verband houden, acht de kantonrechter het niet opportuun om thans vooruitlopend op de uitkomst van die procedure(s) de bewindvoerder te binden. Immers wordt in de vaststellingsovereenkomst de hoogte van de vordering, € 80.976,72 onherroepelijk tussen partijen vastgesteld (zie onder 2.5).
5.3
De kantonrechter is derhalve van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven te Amsterdam op 16 maart 2021 door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter