[verweerster] te veroordelen in de proceskosten.
3. [verzoeker] stelt zich primair op het standpunt dat de bewijsstukken die [verweerster] ten grondslag legt aan het ontslag op staande voet onrechtmatig zijn verkregen en derhalve buiten beschouwing moeten worden gelaten. Deze zijn namelijk zonder medeweten en zonder toestemming van [verzoeker] uit de back-up van de bestanden van zijn telefoon gehaald. Dat de privécommunicatie van [verzoeker] heeft plaatsgevonden op een zakelijke telefoon is geen rechtvaardiging voor het ongeoorloofd schenden van zijn privacy, aldus [verzoeker] . Er is sprake geweest van een fishing-expedition, die reeds lang voor 30 juli 2020 is begonnen, waarbij ook privé communicatie van reeds afgesloten whatsapp-groepen door [verweerster] is bekeken. Deze handelwijze van [verweerster] is buitenproportioneel en een ongeoorloofde inmenging in de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens van [verzoeker] .
4. Subsidiair stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet en als die er wel zou zijn, dat het ontslag niet onverwijld is gegeven omdat [verweerster] reeds eind juni 2020 beschikte over de extracties van de whatsapp-berichten en tijdens het gesprek van 3 augustus 2020 blijk gaf de beschikking te hebben over de data waarop ze later het ontslag op staande voet heeft gegrond. Bovendien is het ontslag in strijd met het recht op hoor en wederhoor tot stand gekomen. Dat de factuur van zijn vennootschap [naam tweede vennootschap] de aanleiding was voor het interne onderzoek betwist [verzoeker] . Iedereen wist dat [naam tweede vennootschap] zijn onderneming was. Zijn ontslag is een vooropgezet plan van [verweerster] om zo goedkoop mogelijk van hem af te komen, namelijk op het moment dat de koers van de aandelen laag is.
5. [verzoeker] voert aan dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan ‘side business’. [verzoeker] had geen verplichting [verweerster] of [medewerker verweerster 1] te informeren over zijn handelstransacties. De bedoelde transacties van [naam tweede vennootschap] met Panafrican Ltd zijn vanaf begin 2020 gedaan met toestemming van [medewerker verweerster 2] . Ze waren ook in het belang van [verweerster] en zijn voor haar profijtelijk geweest. Bovendien hebben ze [verzoeker] juist geld gekost. Deze constructie was vanwege de economische situatie in Libanon de enige manier waarop [verweerster] daar handel kon drijven met derde partijen.
6. De drankhandel met Togo was een poging van [verzoeker] op verzoek van [medewerker verweerster 1] om een persoonlijke investering van [medewerker verweerster 1] terug te krijgen. Er heeft geen transactie plaatsgevonden. [naam tweede vennootschap] was niet betrokken bij de handel in Stolichnaya. Deze handel heeft rechtstreeks tussen [verweerster] en de handelaar [naam handelaar] plaatsgevonden. In mondkapjes en andere medische hulpmiddelen heeft [verzoeker] niet gehandeld, het was een grap tussen vrienden. Er heeft nooit een transactie plaatsgevonden. [naam tweede vennootschap] heeft wel medische hulpmiddelen betaald voor een vriend van [verzoeker] (de heer [naam 3] ) om te leveren aan ziekenhuizen in nood in Libanon. [naam tweede vennootschap] heeft daar niets aan verdiend, er was geen sprake van handel en het betreft bovendien een markt waarop [verweerster] niet actief is of wil zijn.
7. [verzoeker] betwist bedrijfsgeheimen met derden te hebben gedeeld.
8. De sfeer bij [verweerster] is zeer informeel, er wordt geregeld gefeest en geborreld, stelt [verzoeker] . Hij beschrijft in zijn verzoekschrift een cultuur van kantoorborrels waar strippers/schaars geklede vrouwen voor vermaak zorgen en het bezoeken van stripclubs en bordelen tijdens zakenreizen. [medewerker verweerster 1] is volgens [verzoeker] de aanstichter van deze bedrijfscultuur waarin de uitingen waarop [verzoeker] nu wordt aangesproken, alleszins gebruikelijk waren. De bedoelde berichten zijn berichten uit privéwhatsapp-groepen en zijn grappen tussen vrienden. Als het gedrag van [verzoeker] onacceptabel was, had [verweerster] hem eerst daarvoor een waarschuwing moeten geven.
9. De schorsing van [verzoeker] was ongegrond. Voor het instellen van een extern onderzoek door Integis, dat niet is uitgevoerd of afgerond, bestond dan ook geen aanleiding. [verzoeker] betwist dat [verweerster] (pas) op 1 september 2020 de beschikking heeft gekregen over de documenten, die hebben geleid tot het ontslag op staande voet.
10. [verzoeker] concludeert dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat hij recht heeft op de door hem verzochte vergoedingen. Het ontslag heeft grote gevolgen voor [verzoeker] , met name voor zijn aandeelhouderspositie. Voor de aankopen van de aandelen heeft hij € 10 mio betaald, waarvoor zijn vennootschap € 7 mio heeft geleend van de bank.
11. Nu het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] verzoekt [verzoeker] voor recht te verklaren dat [verweerster] geen rechten kan ontlenen aan het overeengekomen non-concurrentie- en relatiebeding.
12. [verzoeker] stelt over de jaren 2017, 2018 en 2019 een bonus te hebben ontvangen. [verzoeker] protesteert tegen de verrekening van de bonus met de boete.
13. In het geval hem geen billijke vergoeding wordt toegekend, verzoekt [verzoeker] hem wegens schending van de fundamentele rechten een schadevergoeding toe te kennen van € 100.000,00.
Verweer van [verweerster] , met voorwaardelijk tegenverzoek en zelfstandig tegenverzoek in de zaak met nummer 8862605 EA VERZ 20-843
14. [verweerster] heeft verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] .
15. Zij stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen omdat hij (tijdens werktijden) concurrerende nevenactiviteiten heeft verricht, waarvoor hij geen toestemming had en die hij heeft verzwegen. Uitdrukkelijk wordt betwist dat de side business met instemming van [medewerker verweerster 2] gebeurde. Met zijn handelwijze heeft [verzoeker] in strijd gehandeld met het in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen verbod op het verrichten van nevenactiviteiten. Voorts heeft [verzoeker] [verweerster] bedrogen/ misleid door haar niet op juiste wijze te informeren over de side business.
16. [verweerster] betwist dat sprake is van een vooropgezet plan om [verzoeker] er uit te werken. Vóór 30 juli 2020 waren er geen verdenkingen jegens [verzoeker] . Die rezen pas toen [naam 2] , de general manager van Panafrican Ltd, vragen had gesteld over een ongebruikelijke factuur van $ 366.702. De factuur stond op naam van [naam tweede vennootschap] en was door [verzoeker] ter betaling klaar gezet. [verweerster] kreeg argwaan en wilde de zaak onderzoeken. Zij stuitte op een oude zakelijke telefoon van [verzoeker] die hij met pincode bij de receptie had afgegeven. [verweerster] had een gerechtvaardigde reden om de inhoud van de telefoon te onderzoeken. De inbreuk op de privacy van [verzoeker] was niet onrechtmatig, maar was proportioneel en onvermijdelijk. Over de bewuste transactie werd niets gevonden, wel ongepaste uitlatingen tussen [verzoeker] en twee andere werknemers. De ongebruikelijke factuur en de ontoelaatbare uitlatingen waren reden om een nader extern onderzoek te laten doen door Integis. Integis heeft voor het onderzoeken van de zakelijke telefoon van [verzoeker] en de computer van de personal assistent van [verzoeker] professionele onderzoekssoftware van Zylab gebruikt, waarbij gebruik wordt gemaakt van zoektermen. Omdat [verzoeker] niet bereid was gedurende het onderzoek vrijwillig zijn taken neer te leggen, heeft dit geleid tot de schorsing tijdens het nadere onderzoek door Integis.
17. [verweerster] voert aan dat het ontslag onverwijld is gegeven, nu zij op 31 augustus 2020 door Integis op de hoogte is gesteld van haar bevindingen. Integis had bewijs gevonden van de side business in de computer van de persoonlijke assistent van [verzoeker] ( [naam 1] ) voor een bedrag van ongeveer € 900.000,-. Verder onderzoek door Integis was langdurig, kostbaar en na de aangetroffen informatie ook niet meer nodig. De gegevens zijn met [verzoeker] gedeeld.
18. Op grond van de arbeidsovereenkomst heeft [verzoeker] geen recht op uitkering van een bonus of pensioen. Dat is met hem overeengekomen mede omdat hij houder is van een groot pakket aandelen c.q. certificaten. Aanvankelijk zou [verzoeker] uit dienst gaan als werknemer en zou hij gaan werken op grond van een managementovereenkomst, maar daar is [verzoeker] van teruggekomen. In februari 2020 is hem door [naam moedermaatschappij] BV een eenmalige discretionaire bonus toegekend over 2019. Andere bonussen heeft hij niet gekregen.
19. [verweerster] heeft het resterende salaris over 1 tot en met 3 september 2020, de vakantietoeslag over juni 2020 tot en met 3 september 2020 en de eindejaarsuitkering over 1 januari 2020 tot en met 3 september 2020 verrekend met de [verweerster] toekomende gefixeerde schadevergoeding.
20. [verzoeker] was zelf verantwoordelijk voor het administreren van zijn vakantiedagen. [verweerster] stelt zich primair op het standpunt dat er geen positief saldo meer is en subsidiair dat [verzoeker] zijn opgenomen vakantiedagen moet doorgeven, zodat kan worden bepaald of nog een positief saldo resteert. Indien hij deze niet heeft bijgehouden, heeft hij geen recht meer op uitbetaling van niet-opgenomen vakantiedagen, aldus [verweerster] .
21. [verweerster] voert aan belang te hebben bij handhaven van het non-concurrentie- en relatiebeding.
Voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerster]
22. [verweerster] heeft voorwaardelijk verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, voor zover [verzoeker] terugkomt op zijn berusting in de beëindiging van het dienstverband en het ontslag op staande voet wordt vernietigd,
primairde arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW, dan wel artikel 7:669 lid 3 sub g BW, zonder toekenning van een transitievergoeding
subsidiairde arbeidsovereenkomst op de gronden waarop het ontslag van 18 september 2020 is gegeven op de kortst mogelijke termijn te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub d BW, zonder toekenning van een transitievergoeding
met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
Zelfstandige bijkomende tegenverzoeken
23. [verweerster] heeft voorts verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
te verklaren voor recht dat [verzoeker] diverse bedingen uit de arbeidsovereenkomst, te weten Section 3 (artikelen 10.1 t/m 10.13), heeft overtreden;
te verklaren voor recht dat het op 3 september 2020 en op 18 september 2020 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven;
[verzoeker] op grond van artikel 7:661 BW te veroordelen tot betaling van de onderzoekskosten van € 50.000,00 ex BW;
[verzoeker] te veroordelen tot afgifte van alle gegevens van de contacten en relaties die hij heeft verwijderd uit de werktelefoon en de werklaptop(s) en die hij uit de telefoons van zijn medewerkers heeft gehaald;
[verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
24. [verzoeker] heeft met verwijzing naar het gestelde ten aanzien van zijn verzoeken verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing van de (voorwaardelijke en/of bijkomende) tegenverzoeken van [verweerster] .