ECLI:NL:RBAMS:2021:1083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
13-654243-13 - 2021
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering verlenging terbeschikkingstelling met laag recidiverisico

Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een ter beschikking gestelde, geboren in 1975. De officier van justitie had verzocht om de tbs met een jaar te verlengen, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de kans op recidive bij beëindiging van de tbs als laag wordt ingeschat. De ter beschikking gestelde heeft in de afgelopen jaren significante vooruitgang geboekt in zijn behandeling en resocialisatie. Hij woont sinds juni 2020 zelfstandig en heeft een stabiele levensstijl opgebouwd, inclusief werk en sociale contacten. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen, waaronder een psychiater en een reclasseringswerker, in overweging genomen. Deze deskundigen hebben bevestigd dat de ter beschikking gestelde goed functioneert en dat er geen noodzaak is voor verlenging van de tbs. De rechtbank concludeert dat de ter beschikking gestelde voldoende copingvaardigheden heeft ontwikkeld en gemotiveerd is om zijn huidige levensstijl voort te zetten. De beslissing om de vordering af te wijzen is genomen in het belang van de ter beschikking gestelde, die zich bewust is van zijn situatie en de risico's van terugval. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en benadrukt dat de begeleiding en behandeling na beëindiging van de tbs op een reguliere manier zullen worden voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13-654243-13 en 23-002945-14
Beslissing op de op 7 januari 2021 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 6 januari 2021 in de zaak tegen:

[ter beschikking gestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende op het [adres] ,
onder verantwoordelijkheid van de GGZ Reclassering Inforsa [plaats 1] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 10 februari 2015 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd. Deze terbeschikkingstelling werd laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 26 februari 2019 met twee jaar verlengd, waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk werd beëindigd. Deze beslissing is op 11 juli 2019 - met gewijzigde voorwaarden - bevestigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 24 november 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van GGZ Reclassering Inforsa [plaats 2] , strekkende tot het onvoorwaardelijk beëindigen van deze terbeschikkingstelling;
  • de voortgangsverslagen van genoemde reclasseringsinstelling van 23 oktober 2019, 5 februari 2020, 27 mei 2020 en 2 september 2020;
  • het op 11 november 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de psychiater M.M. Sprock, strekkende tot beëindiging van deze terbeschikkingstelling.
De rechtbank heeft op 2 maart 2021 de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen, de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen M.M. Sprock, psychiater, en M. Buné, reclasseringswerker, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan het advies van de GGZ Reclassering Inforsa Nederland van 24 november 2020 en het rapport van psychiater M.M. Sprock van 11 november 2020 wordt het volgende ontleend.

Behandelverloop

De tbs-maatregel van betrokkene is gestart op 25 februari 2015 in de FPK Inforsa te [plaats 1] . Op 9 mei 2018 is hij in het kader van zijn resocialisatie overgeplaatst naar een beschermde woonvorm van HVO Querido in [plaats 3] en is de psychiatrische zorg overgedragen aan de forensisch FACT van Inforsa. Op 11 juli 2019 is de dwangverpleging onder voorwaarden beëindigd. Sinds juni 2020 woont betrokkene in een zelfstandige woning in [woonplaats] en wordt hij ondersteund door een nieuw behandel-/begeleidingsteam, bestaande uit een toezichthouder van Discus, onderdeel van HVO Querido, en een psychiater.
Betrokkene heeft vanaf begin 2019 op een consequente wijze voldaan aan zijn verplichtingen voor wat betreft de behandeling en het toezicht, ondanks de beperkende maatregelen die samenhangen met het Corona-virus. Betrokkene werkte drie dagen per week in een restaurant in [woonplaats] , een leer-werk restaurant voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Hij heeft de opleiding ‘Horeca-assistent niveau 2’ met succes in november 2020 afgerond, is meerdere dagen per week naar de sportschool gegaan en heeft zijn sociale contacten onderhouden. Het vasthouden van deze structuur is de afgelopen periode van groot belang geweest voor betrokkene. Het heeft hem een gevoel van veiligheid, rust, overzicht en regelmaat gegeven. Ook na de verhuizing naar [woonplaats] bestonden de behandeldoelen uit het stabiliseren van de huidige psychische toestand en het (leren) hanteren van spanningen en andere stressoren. De verhuizing naar een zelfstandige woning in [woonplaats] is zonder veel stress en spanningen verlopen. Hij kwam zijn afspraken met zijn toezichthouder consequent na en heeft opening van zaken gegeven. Hij woont in een kleine woning, op loopafstand van het restaurant waar hij nog steeds werkt, met een VPT-constructie (Volledig Pakket Thuis) en hij kan dezelfde zorg krijgen als iemand die beschermd woont. Betrokkene pakt de meeste zaken zelfstandig op en toont een grote mate van zelfstandigheid aangaande zijn dagelijks functioneren.
Betrokkene geeft al lange tijd aan geen behoefte meer te hebben aan middelen. Hij weet welk destructief effect deze middelen op hem hebben gehad. De uitslagen van de urinecontroles waren steeds negatief. Betrokkene gebruikt medicatie, waaronder het antipsychoticum Clozapine, conform voorschrift van de behandelend arts en psychiater. Hij is verantwoordelijk voor zijn medicijngebruik en haalt zijn doseringen maandelijks op bij zijn apotheek. Hij ervaart, behalve vermoeidheid, weinig bijwerkingen van de medicatie. Hij weet dat hij niet zonder kan en hij is en blijft gemotiveerd om genoemd antipsychoticum te gebruiken. De financiële situatie van betrokkene is op orde. Hij heeft geen schulden, ontvangt een WAO-uitkering en huur- en zorgtoeslag. Betrokkene is voornemens in 2021 een baan te gaan zoeken in een instellingskeuken en zich naast het koken mede te richten op coaching en begeleiding van nieuwe collega’s en stagiaires.
Bij een beëindiging van de tbs-maatregel zal de begeleiding vanuit Discus en de behandeling van het forensisch FACT op dezelfde wijze worden voortgezet. De behandeling zal enkele maanden na de beëindiging van de tbs worden overgedragen aan de reguliere GGZ.

Conclusie en advies

In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat betrokkene zicht heeft gekregen op zijn mogelijkheden en beperkingen. Hij lijkt zich goed te realiseren welke positieve stappen hij de afgelopen jaren heeft gemaakt en hij lijkt ook in te zien wat hij te verliezen heeft indien hij af zou wijken van de ingeslagen weg. Betrokkene heeft een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie, maar deze is sinds jaren in remissie door medicatiegebruik. Het recidiverisico wordt bij een beëindiging van de tbs-maatregel als laag ingeschat. Betrokkene is al jarenlang stabiel, medicatietrouw en overtuigd van levenslang gebruik ervan, abstinent van middelen en zonder zucht ondanks risicosituaties en risicoperiodes. Hij heeft ziektebesef en ziekte-inzicht. Hij is gemotiveerd voor begeleiding en houdt zich aan de afspraken. Het resocialisatieproces is doorlopen nu betrokkene zelfstandig woont, tevreden is met zijn werk en vrijetijdsbesteding en zijn financiën gezond zijn. Hij heeft voldoende copingvaardigheden aangeleerd, en zoekt hulp en steun indien nodig. Zijn sociale netwerk is beperkt, maar betrokkene heeft ook geen behoefte aan meer. Hij ontleent voldoende aan zijn werk, sportschool en sociale contacten. Hij is zich bewust van wat hij heeft bereikt en wat hij kan verliezen en dat motiveert hem zich aan zijn huidige levensstijl te houden. De hulpverlening van betrokkene in de vorm van zowel psychiatrische als woonbegeleiding kan doorgaan zodat hij voldoende hulp ontvangt en er genoeg zicht is op zijn functioneren. Een overgang, zoals gebruikelijk, in de vorm van een warme overdracht van forensische naar reguliere GGZ wordt geadviseerd. Betrokkene is gelukkig met wat hij heeft bereikt en angstig dit te verliezen. Derhalve wordt er ook geen meerwaarde, maar ook geen grond, gezien voor een onderzoek naar de aanvraag van een zorgmachtiging. Nu er naar de mening van de reclassering en de psychiater geen doelen meer te behalen zijn binnen de tbs-maatregel, wordt geadviseerd om de maatregel niet te verlengen.
De deskundigen hebben het advies op de openbare zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2021.