Op 2 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een ter beschikking gestelde, geboren in 1975. De officier van justitie had verzocht om de tbs met een jaar te verlengen, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de kans op recidive bij beëindiging van de tbs als laag wordt ingeschat. De ter beschikking gestelde heeft in de afgelopen jaren significante vooruitgang geboekt in zijn behandeling en resocialisatie. Hij woont sinds juni 2020 zelfstandig en heeft een stabiele levensstijl opgebouwd, inclusief werk en sociale contacten. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen, waaronder een psychiater en een reclasseringswerker, in overweging genomen. Deze deskundigen hebben bevestigd dat de ter beschikking gestelde goed functioneert en dat er geen noodzaak is voor verlenging van de tbs. De rechtbank concludeert dat de ter beschikking gestelde voldoende copingvaardigheden heeft ontwikkeld en gemotiveerd is om zijn huidige levensstijl voort te zetten. De beslissing om de vordering af te wijzen is genomen in het belang van de ter beschikking gestelde, die zich bewust is van zijn situatie en de risico's van terugval. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en benadrukt dat de begeleiding en behandeling na beëindiging van de tbs op een reguliere manier zullen worden voortgezet.