Overwegingen
1. [eiseres] is werkzaam geweest als callcenter medewerker. Zij is per 10 september 2014 uitgevallen voor haar werk. [eiseres] heeft zich per 7 januari 2015 ziekgemeld wegens psychische klachten. Aan [eiseres] is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend per 7 januari 2015. De ZW-uitkering van [eiseres] is beëindigd per
2. [eiseres] heeft op 11 juli 2019 een WIA-uitkering per 4 januari 2017 aangevraagd. In het kader van deze WIA aanvraag heeft het UWV onderzoek laten doen naar de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts heeft een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld, overeenkomstig de FML die in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling is vastgesteld. Na medisch en arbeidskundig onderzoek is [eiseres] 0,00% arbeidsongeschikt bevonden.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiseres] , heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische klachten van [eiseres] gekeken. Deze verzekeringsarts heeft de primaire medische beoordeling gehandhaafd. Op grond hiervan heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
4. Met betrekking tot de medische beoordeling stelt [eiseres] dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. [eiseres] is namelijk in behandeling bij een GZ-psycholoog en komt in aanmerking voor een gespecialiseerde behandeling bij de GGZ-instelling PsyTrec. Op energetische gronden bestaan er volgens [eiseres] ook redenen om een urenbeperking toe te passen. Hierbij dient ook de voorgeschreven medicatie en de behandeling bij het GGZ meegenomen te worden.
5. Met betrekking tot de arbeidskundige beoordeling stelt [eiseres] dat de arbeidsdeskundige met zijn motivering onvoldoende heeft toegelicht dat [eiseres] de geduide functies kan vervullen. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige geen rekening gehouden met het risico op flauwvallen wegens de medicatie van [eiseres] . [eiseres] stelt dat de functies actueel moeten zijn en niet ouder dan 24 maanden. De functies zijn op
14 oktober 2019 geduid en mogelijk verouderd. [eiseres] stelt dat op grond van artikel 9, onder c, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit) er sprake is van arbeid die alleen kan worden verricht na het treffen van zodanige voorzieningen dat dat in redelijkheid niet van een werkgever kan worden verlangd en zij daarom arbeidsongeschikt moet worden verklaard
Het oordeel van de rechtbank
6. Beoordeeld moet worden of het UWV de aanvraag van [eiseres] voor een WIA-uitkering per 4 januari 2017 op goede gronden heeft afgewezen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig geweest. [eiseres] is door de primaire verzekeringsarts op spreekuur gezien. [eiseres] is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoorzitting gezien. Beide verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep licht toe dat [eiseres] heeft aangegeven dat haar medische situatie niet is veranderd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan ook geen aanleiding om de FML, die overeenkomstig de opgestelde FML in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling in 2016 is vastgesteld, te wijzigen.
8. De rechtbank volgt in beginsel het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Maar [eiseres] kan proberen aan te tonen dat het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet juist is. Dat kan [eiseres] doen door bijvoorbeeld een verklaring van een andere arts over te leggen om het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op medische argumenten te weerleggen.
9. Volgens [eiseres] hadden meer beperkingen moeten worden aangenomen. Met betrekking tot het vasthouden van de aandacht, het handelingstempo, het hanteren van emotionele problemen van anderen, omgaan met conflicten en samenwerken heeft de verzekeringsarts hier al beperkingen voor aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep zag volgens zijn rapport van 20 februari 2020 geen medische redenen om de FML aan te passen. Dat [eiseres] intensieve EMDR-behandelingen volgt bij een GZ-psycholoog en de mogelijkheid heeft om een gespecialiseerde behandeling te volgen bij de GGZ-instelling Psytrec is door beide verzekeringsartsen meegenomen in hun oordeel. [eiseres] heeft dus niet met medische stukken het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep weerlegd. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen reden om te twijfelen aan het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. Wat betreft de urenbeperking heeft de verzekeringsarts al een beperking aangenomen om zowel een energetische als een preventieve redenen. De verzekeringsarts heeft een urenbeperking aangenomen van 6 uur per dag en 24 uur per week. Daarbij is de Standaard Duurbelasting in Arbeid (de Standaard) toegepast. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom een verdergaande urenbeperking aangenomen had moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd en inzichtelijk gemaakt waarom volgens de Standaard en met inachtneming van de aangenomen medische beperkingen, aanvullend geen verdere urenbeperking aan de orde is.
Arbeidskundige beoordeling
11. De rechtbank gaat uit van de beperkingen zoals die zijn vastgesteld in de FML van 23 september 2019. [eiseres] betoogt dat de arbeidsdeskundige onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij de geduide functies zou kunnen vervullen. De arbeidsdeskundige heeft het dossier bestudeerd en [eiseres] gezien op het spreekuur. De arbeidsdeskundige heeft functies geduid en toegelicht waarom [eiseres] deze functies kan vervullen. Volgens de arbeidsdeskundige gaat het om functies die niet meer dan 6 uur per dag uitgevoerd worden, voorspelbaar zijn, zonder deadlines en intensieve klant- of patiëntcontacten. Het is niet gebleken dat [eiseres] door de bijwerkingen van haar medicatie de functies niet kan verrichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige op deze wijze zijn beoordeling voldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat [eiseres] in medisch opzicht niet in staat is om de geduide functies te verrichten.
12. [eiseres] stelt dat de functies op grond van artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit niet ouder dan 24 maanden mogen zijn. De geduide functies zijn ouder en voldoen dus niet aan deze eis, aldus [eiseres] . Dit betoog kan echter niet slagen. Bepalend is de datum in geding. In dit geval is de datum in geding 4 januari 2017. De functies moeten dus een actualisatiedatum hebben die maximaal 24 maanden voor 4 januari 2017 ligt. Gezien de vermelde data van actualisatie van de geduide functies wordt aan deze eis voldaan.
13. Onder verwijzing naar artikel 9, onder c, van het Schattingsbesluit betoogt [eiseres] voorts dat gelet op haar lichamelijke en mentale klachten het onredelijk is om van werkgevers te verlangen dat zij voorzieningen treffen om haar in staat te stellen de geduide functies te verrichten. [eiseres] licht echter niet toe welke voorzieningen zij op het oog heeft. Verder geldt dat, zoals overwogen onder 11, de arbeidskundige beoordeling de toets der kritiek kan doorstaan. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
14. Het UWV heeft de aanvraag van [eiseres] om een WIA-uitkering per 4 januari 2017 op goede gronden afgewezen. Het beroep is daarom ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.