In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen met geluiddemper. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 19 november 2020 te Duivendrecht. Tijdens de zitting op 24 februari 2021 heeft de officier van justitie, mr. R. Leuven, betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden op basis van wapenonderzoek, de bevindingen van verbalisanten en het aangetroffen DNA van de medeverdachte op het vuurwapen. De officier stelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van het wapen, omdat het zichtbaar was voor hem.
De raadsman van de verdachte, mr. J. van Weers, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het vuurwapen in de auto. De rechtbank concludeerde dat het wapen deels verborgen was en dat de verdachte mogelijk pas op de hoogte werd gebracht van het wapen op het moment dat het door de verbalisant werd gezien. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Daarnaast werd er een beslissing genomen over in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank gelastte de teruggave van een iPhone aan de verdachte en de bewaring van een Samsung ten behoeve van de onbekend gebleven rechthebbende. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank.