ECLI:NL:RBAMS:2021:1062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
13/295942-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen met geluiddemper

Op 10 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen, een Zoraki pistool met geluiddemper. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het medeplegen van dit feit op 19 november 2020 te Duivendrecht. Tijdens de zitting op 24 februari 2021 heeft de verdachte bekend dat hij het vuurwapen voorhanden heeft gehad, wat door ander bewijs in het dossier werd ondersteund. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het vuurwapen, maar sprak hem vrij van het medeplegen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij dit samen met een ander had gedaan.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank weegt zwaar dat het vuurwapen doorgeladen en schietklaar was, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde en de veiligheid van de samenleving met zich meebracht. De verdachte werd als jongvolwassene aangemerkt, en de rechtbank besloot het adolescentenstrafrecht toe te passen, waarbij rekening werd gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding.

De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij Reclassering Nederland en een contactverbod met een medeverdachte. De rechtbank benadrukte het belang van het voorkomen van recidive en het bieden van ondersteuning aan de verdachte in zijn ontwikkeling naar een verantwoordelijk volwassene.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/295942-20 (Promis)
Datum uitspraak: 10 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
Verblijfadres: [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 19 november 2020 te Duivendrecht heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een omgebouwd pistool met geluiddemper.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

Verdachte heeft bekend dat hij een vuurwapen (met daaraan een geluiddemper) voorhanden heeft gehad op 19 november 2020 te Duivendrecht. De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door het overige bewijs in het dossier. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna wordt beschreven in rubriek 4. Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen in bijlage II.
Verdachte zal – anders dan de officier van justitie heeft gevorderd – worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte het vuurwapen samen met een ander voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 19 november 2020 te Duivendrecht, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd pistool van het merk Zoraki, type 917TD, kaliber 9x17mm, met geluiddemper zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte – met toepassing van het jeugdstrafrecht – zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht bij Reclassering Nederland, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan het vinden van passende dagbesteding in de vorm van een opleiding of betaald werk. De officier van justitie heeft, gelet op de ernst van het feit, benadrukt dat niet kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten. Daarom heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte ook een werkstraf van 60 uren op te leggen.
7.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om – met toepassing van het jeugdstrafrecht – aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij het voorwaardelijke deel zo laag mogelijk is. Met betrekking tot het onvoorwaardelijke deel heeft de raadsvrouw verzocht om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) die gelden voor jeugdigen. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd. Daarbij heeft zij benadrukt dat verdachte moet worden aangemerkt als een
first-offenderen dat hij niet het brein was achter het ophalen van het wapen. Verder heeft de raadsvrouw benadrukt dat verdachte hulp en ondersteuning van de reclassering goed kan gebruiken. Verdachte is gemotiveerd en wil hieraan meewerken.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwd vuurwapen (een Zoraki) met geluiddemper. Het vuurwapen bleek doorgeladen en dus schietklaar te zijn en was bovendien voorzien van een geluiddemper. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. Bovendien maakt het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een ernstige inbreuk op de rechtsorde, wat leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het door de reclassering Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering opgestelde adviesrapport van 21 januari 2021, waarin de reclassering het advies overneemt dat is opgesteld door Reclassering Nederland van 23 december 2020. Hierin wordt, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat verdachte is opgegroeid in [plaats] en vanaf zijn 16e bij zijn tante in [woonplaats] heeft gewoond. Sinds de voorlopige hechtenis van verdachte per 6 januari 2021 werd geschorst, verblijft verdachte weer bij zijn moeder in [plaats]. Verdachte heeft schulden bij zijn zorgverzekering en kan hulp gebruiken bij het afbetalen hiervan. Verder kan verdachte hulp en ondersteuning gebruiken bij de stappen die hij moet zetten voor het opbouwen van een bestaan als volwassene en de daarbij passende verantwoordelijkheden. De moeder van verdachte heeft een positieve invloed op verdachte en kan hem daarbij ondersteunen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. In het kader van het ten laste gelegde heeft de reclassering gerapporteerd dat verdachte naïef lijkt te hebben gehandeld en de gevolgen van zijn handelen niet heeft overzien. Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen. Met betrekking tot het huidige schoringstoezicht wordt gerapporteerd dat verdachte zich gemotiveerd, leerbaar en begeleidbaar opstelt en dat hij zich aan de afspraken houdt. Daarom vindt de reclassering het niet nodig om het locatiegebod met het elektronisch toezicht te continueren. De reclassering adviseert om verdachte te berechten via het jeugdstrafrecht, omdat gelet op het voorgaande nog sprake is van pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden. In het kader van een strafoplegging wordt geadviseerd om een reclasseringstoezicht van de volwassenenreclassering op te leggen en daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht bij Reclassering Nederland, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan het vinden van passende dagbesteding in de vorm van een opleiding of betaald werk.
De toezichthouder van verdachte, mevrouw [persoon] , heeft in haar e-mail van 23 februari 2021 bevestigd dat verdachte zich aan zijn schorsingsvoorwaarden houdt. Verder heeft zij, zakelijk weergegeven, gerapporteerd dat verdachte vriendelijk is in het contact met zijn toezichthouder. Met hulp van de reclassering en zijn jobcoach heeft verdachte werk gevonden als vuilnisman voor 4-5 dagen per week. De werkgever van verdachte heeft aan de jobcoach teruggekoppeld tevreden te zijn over de inzet en motivatie van verdachte. Verdachte weet van aanpakken en lijkt goed aan te sluiten bij zijn collega’s.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit 21 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan ook het jeugdstrafrecht (het zogenaamde adolescentenstrafrecht) worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering en maakt de conclusies uit het reclasseringsrapport tot de hare. Het adolescentenstrafrecht zal worden toegepast.
De straf
Gelet op de toepassing van het adolescentenstrafrecht is bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS die gelden voor jeugdigen. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is een onvoorwaardelijke jeugddetentie ‘vanaf zes weken’. Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat het feit dat het gaat om een doorgeladen pistool met geluiddemper in strafverzwarende zin wordt meegewogen.
Bij de rechtbank is het beeld ontstaan dat verdachte op een kruispunt in zijn leven staat waarbij hij de keuze heeft om al dan niet verder de criminaliteit in te gaan. Vanwege de situatie waarin verdachte werd aangetroffen – te weten met een doorgeladen vuurwapen met geluiddemper, samen met een ander in een auto die twee uur lang met draaiende motor en gedoofde lichten stilstond langs de weg – maakt de rechtbank zich zorgen over de kringen waarin verdachte zich begeeft. De hoop is dat verdachte, gezien zijn jonge leeftijd en zijn tot nu toe getoonde inzet bij de reclassering, met de juiste hulp op het rechte pad blijft. Op de zitting is naar voren gekomen dat verdachte een baan heeft gevonden en zich aan zijn schorsingsvoorwaarden houdt. Deze omstandigheden leiden tot het oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het voorarrest al heeft geduurd of een werkstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte zouden kunnen doorkruisen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten. Verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. Met oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds rekening gehouden met de persoon van verdachte. De rechtbank vindt het belangrijk dat er een flinke stok achter de deur komt voor verdachte om hem ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Daarom wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet geen reden verdachte daarnaast nog tot een werkstraf te veroordelen. De rechtbank heeft daarbij ook meegewogen dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor stafbare feiten.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht bij Reclassering Nederland, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan verkrijgen van passende dagbesteding in de vorm van een opleiding of betaald werk.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Wapen, inclusief patroonhouder en demper (omschrijving: 5997405)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het inbeslaggenomen vuurwapen moet worden onttrokken aan het verkeer, omdat met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
72 (tweeënzeventig) dagen, van deze jeugddetentie
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt binnen 5 werkdagen na vonnis bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met de medeverdachte [medeverdachte] ;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan het realiseren en behouden van een passende dagbesteding in de vorm van een opleiding en/of betaald werk. Ook als dit een traject met een jobcoach inhoudt.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken
- zich meldt bij voornoemde reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in 77aa, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Wapen, inclusief patroonhouder en demper (omschrijving: 5997405)
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2021.
[...]