ECLI:NL:RBAMS:2021:1049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
13/110247-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op lachgaskoerier met geweld en bedreiging, art. 312 Sr.

Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een gewapende overval op een lachgaskoerier op 3 april 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de lachgaskoerier, [persoon 1], heeft overvallen terwijl hij op een afspraak wachtte om lachgastanks te leveren. Tijdens de overval werd de lachgaskoerier bedreigd met een vuurwapen en werd hij fysiek aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten beoordeeld, evenals camerabeelden die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval aantonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook actief deelnam aan de overval, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [persoon 1], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de materiële en immateriële schade die de benadeelde had geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/110247-20
Datum uitspraak: 11 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het (post)adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 februari 2021 (inhoudelijke behandeling) en 11 maart 2021 (sluiting onderzoek).
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, naar voren hebben gebracht.
1.3.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [persoon 1] en de toelichting daarop van [persoon 2] , juridisch medewerker Slachtofferhulp Nederland.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 april te Amsterdam op de openbare weg, te weten [adres 2] te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- Een of meerdere lachgastaks, en/of
- Een mobiele telefoon (merk Apple), en/of
- Een rijbewijs en/of pinpas en/of
- €1100,-, in elk geval een geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [persoon 1] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • met die [persoon 1] een afspraak te maken voor het afleveren van lachgastanks en/of
  • die [persoon 1] met gebalde vuist en/of met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn buik en/of maag, in elk geval op zijn lichaam, te stompen en/of te slaan en/of
  • een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [persoon 1] te richten en/of tegen diens lichaam aan te houden en/of te drukken en/of
  • die [persoon 1] aan zijn capuchon te trekken en/of
  • die [persoon 1] met diens gezicht onder de autostoel te duwen en/of
  • die [persoon 1] de volgende bewoordingen toe te voegen en/of te schreeuwen; ‘’Als je beweegt, schiet ik je kanker moeder dood! Ga liggen, ga liggen anders schiet ik je dood! Als hij beweegt schiet je hem dood!’’ in elk geval woorden van gelijke strekking.
2.2.
De rechtbank leest de ten laste gelegde pleegdatum verbeterd als 3 april 2020. Zoals ter zitting ter sprake is gekomen, is sprake van een kennelijke misslag. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 3 april 2020 krijgt [persoon 1] een bericht van zijn werkgever naar [adres 2] in Amsterdam te gaan om daar lachgasflessen te leveren. Als hij zit te wachten tot de klant arriveert, wordt hij overvallen. Hij wordt geslagen en bedreigd en daarbij wordt een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) gebruikt. De daders gaan er met zijn lachgasflessen, omzet, rijbewijs, pinpas en iPhone vandoor. Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij een van de overvallers is.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft kort samengevat aangevoerd dat verdachte niet wist dat er een overval gaande was en daarom moet worden vrijgesproken. Verdachte moet ook overigens worden vrijgesproken, omdat zijn betrokkenheid niet als medeplegen kan worden gekwalificeerd. Zijn bijdrage heeft hooguit bestaan uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht en medeplichtigheid is niet ten laste gelegd.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de beroving van [persoon 1] .
3.4.2.
De tenlastelegging is toegesneden op de strafbepaling van artikel 312, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht. Het in die bepaling opgenomen bestanddeel “door twee of meer verenigde personen” brengt tot uitdrukking dat sprake is van “medeplegen” in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, is niet in algemene zin te beantwoorden maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. De verdachte zal in ieder geval een – intellectuele en/of materiële – bijdrage van voldoende gewicht moeten hebben geleverd. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbaar feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grotere rol in de voorbereiding. Indien het medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals op de uitkijk staan of helpen bij de vlucht), rust er op de rechter een zwaardere motiveringsplicht om tot veroordeling wegens medeplegen te komen. Bij de beoordeling of sprake is van medeplegen kan door de rechter onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, hoewel aan dat laatste op zichzelf geen grote betekenis toekomt. [1]
3.4.3.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [persoon 1] op 3 april 2020 is overvallen nadat er een afspraak was gemaakt dat hij lachgastanks zou leveren.
3.4.5.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zijn simkaart aan zijn medeverdachte [medeverdachte] heeft gegeven, die de simkaart in zijn telefoon heeft gedaan. Met die telefoon is vervolgens contact onderhouden met de lachgaskoerier, [persoon 1] , over het afleveren van de eerder bestelde lachgasflessen. Op de camerabeelden is te zien dat de auto waarmee verdachte en zijn medeverdachten zich verplaatsen ruim een uur voor de overval het parkeerterrein van de flat met hoge (de rechtbank begrijpt even) nummers oprijdt en uiteindelijk parkeert op het terrein van de flat met lage (de rechtbank begrijpt oneven) nummers. De parkeerterreinen van deze flats zijn door een onderdoorgang met elkaar verbonden. Verdachte parkeert de auto op zo’n manier dat hij direct kan wegrijden. Hoewel verdachte zijn auto heeft geparkeerd bij de flat met oneven nummers, wordt de lachgaskoerier besteld bij de flat met de even nummers. [persoon 1] heeft aangegeven door twee personen te zijn overvallen en op de beelden is te zien dat er kort na elkaar twee personen naar het bestelbusje van [persoon 1] gaan. Op de beelden is echter ook te zien dat er vervolgens nog een derde persoon in beeld komt. Dit is verdachte. Te zien is dat verdachte via de onderdoorgang naar het bestelbusje van de lachgaskoerier rent en al rennende zijn capuchon over zijn pet trekt. Daarna komt hij teruglopen met gasflessen. Even later gaat hij zonder gasflessen terug in de richting van het bestelbusje van [persoon 1] en komt wederom met een aantal gasflessen terug. Nadat hij zich heeft ontdaan van deze flessen, pakt hij ook een aantal gasflessen op die een van de medeverdachten bij de onderdoorgang heeft neergezet. Vervolgens lopen de drie verdachten samen weg. Verdachte heeft verklaard dat hij de lachgasflessen in de kofferbak van de auto heeft gelegd en dat zij daarna weer met z’n drieën in de auto zaten. Op de beelden is te zien dat de auto na de overval wegrijdt.
3.4.6.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij van niets wist, niet aannemelijk. Het door verdachte geschetste scenario dat hij dacht dat er gewoon lachgas werd opgehaald en hij niet door had dat er een overval gaande was, wordt weersproken door het feit dat hij zich onherkenbaar probeert te maken door zijn capuchon over zijn pet te trekken en naar het busje van de koerier rent. Daar komt bij dat bij een gewone aflevering van lachgas juist zo dicht mogelijk op elkaar wordt geparkeerd, omdat die gasflessen zwaar zijn. In dit geval is de auto door verdachte juist verder weg geparkeerd. Hiervoor ziet de rechtbank geen enkele andere verklaring dan dat verdachte wist dat de auto uit het zicht moest blijven omdat een overval op stapel stond en na de overval weer snel weg moest komen.
3.4.7.
De rechtbank is mede op basis van de camerabeelden van oordeel dat verdachte voorafgaand, tijdens en na de overval betrokken is geweest, dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering en dus van medeplegen. Verdachte is van en naar de plaats van het misdrijf gereden en heeft wegnemingshandelingen verricht.

4.Bewezenverklaring

4.1.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde met dien verstande dat:
hij op 3 april 2020 te Amsterdam, op de openbare weg, te weten [adres 2] te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
- lachgasta
nks, en
- een mobiele telefoon (merk Apple), en
- een rijbewijs en pinpas en
- een geldbedrag,
diegeheel of ten dele aan een ander toebehoorde
n, te weten aan [persoon 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
  • met die [persoon 1] een afspraak te maken voor het afleveren van lachgastanks en
  • die [persoon 1] met gebalde vuist en met een vuurwapen, in elk geval met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn buik en maag, te stompen en
  • een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [persoon 1] te richten en tegen diens lichaam aan te drukken en
  • die [persoon 1] aan zijn capuchon te trekken en
  • die [persoon 1] met diens gezicht onder de autostoel te duwen en
  • die [persoon 1] de volgende bewoordingen toe te schreeuwen: “Als je beweegt, schiet ik je kankermoeder dood! Ga liggen, ga liggen anders schiet ik je dood! Als hij beweegt schiet je hem dood!”.
4.2.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen staan in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en gelden als hier ingevoegd.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich niet over een eventuele straf uitgelaten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3.
Verdachte heeft samen met twee anderen, op de openbare weg, een lachgaskoerier overvallen. Verdachte en zijn mededaders hebben de koerier naar een parkeerplaats laten komen. Vervolgens heeft een van de mededaders de koerier, die zat te wachten, geslagen en bedreigd en daarbij een vuurwapen (of iets dat daarop lijkt) gebruikt terwijl verdachte en een derde dader de lachgasflessen uit de auto pakten. De koerier moet heel bang zijn geweest. Gelet op de onderbouwing van zijn verzoek tot schadevergoeding gaat hij ook nog altijd gebukt onder de gevolgen. Hij is ook een aantal van zijn eigendommen kwijtgeraakt. Verdachte heeft alleen aan zichzelf gedacht en hoe hij snel en gemakkelijk aan geld en goederen van een ander kon komen. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf hier passend en geboden is.
8.3.4.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte. Uit het strafblad blijkt dat hij eerder (onherroepelijk) is veroordeeld wegens vermogens- en geweldsmisdrijven. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte laten meewegen.
8.3.5.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 27 augustus 2020, opgemaakt door J. Hoekstra, reclasseringswerker. Het rapport houdt onder in dat het leven van verdachte door de geboorte van zijn dochter veranderd is. Hij heeft te kennen gegeven dat hij een goede vader voor haar wil zijn en daarom een stabiel en delictvrij leven wil leiden. De reclassering is van mening dat verdachte over onvoldoende vaardigheden beschikt om zijn leven op een positieve en stabiele wijze vorm te geven. Een reclasseringstraject opgelegd bij bijzondere voorwaarden is dan ook geïndiceerd. Het is niet geheel duidelijk waardoor de vaardigheidstekorten worden veroorzaakt, mede doordat verdachte in het verleden niet heeft meegewerkt aan onderzoek door het NIFP. Tijdens het reclasseringstraject kan hier nader onderzoek naar worden gedaan. Een instelling die in staat is om verdachte te begeleiden/behandelen op de verschillende criminogene factoren is daarom het meest aangewezen. Een instelling als Amsta, waar de reclassering geregeld mee samenwerkt, biedt deze mogelijkheid. Amsta biedt de hulp die past bij de problematiek van verdachte. De reclassering adviseert ook een contactverbod met de medeverdachten.
8.3.6.
De rechtbank stelt voorop dat voor een overval zoals de onderhavige de oriëntatiepunten van het Landelijke Overleg Vakinhoud Strafrecht uitgaan van een gevangenisstraf van (minimaal) 24 maanden. De eis van de officier van justitie zit daaronder. Alles afwegend, waarbij de rechtbank enerzijds de ernst van het feit zwaar meeweegt maar anderzijds ook belang hecht aan het door de reclassering voorgestelde traject, zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, recht doet aan zowel de zaak als aan verdachte. De rechtbank zal het contactverbod beperken tot de personen die de rechtbank thans nog aanmerkt als mededaders van de overval.

9.De vordering benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
[persoon 1] , die zich als benadeelde partij in dit strafproces heef gevoegd, vordert in totaal een schadevergoeding van € 15.030,65, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij vraagt € 12.530,65 aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- aan vergoeding van immateriële schade.
Bij de materiële-schadevergoeding gaat het om de volgende posten:
- verlies van arbeidsvermogen: € 9.870,-
- ontvreemd geldbedrag: € 1.420,-
- lachgastanks: € 1.200,-
- vervangen rijbewijs: € 40,65.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële is toegebracht. De gevorderde vergoeding van de kosten van het vervangen van het rijbewijs is onderbouwd en staat in rechtstreeks verband met de overval en zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de overval.
9.3.
De rechtbank is van oordeel dat [persoon 1] in het resterende gedeelte van zijn vordering tot vergoeding van materiële schade, te weten het verlies van arbeidsvermogen, het gestolen geldbedrag en de lachgastanks niet-ontvankelijk is. De behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dat gedeelte van de vordering is onvoldoende onderbouwd en roept daarom veel vragen op. Zo is niet duidelijk geworden op grond waarvan de benadeelde partij ten opzichte van zijn opdrachtgever gehouden zou zijn tot het vergoeden van de omzet, de waarde van de gestolen lachgastanks en de schade van de auto. Evenmin is de door de opdrachtgever afgegeven verklaring over het toekomstperspectief voor de benadeelde partij – die als zzp’er door hem werd ingehuurd – met enige overeenkomst onderbouwd. Het toelaten van nadere bewijslevering ligt niet in de rede omdat dat zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. [persoon 1] kan dat gedeelte van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.4.
De immateriële schade
De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade toewijzen. Immateriële schade komt voor vergoeding in aanmerking, indien de benadeelde partij in zijn persoon is aangetast door het oplopen van lichamelijk letsel of dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is verder sprake, indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Om voor vergoeding in aanmerking te komen moeten door de benadeelde partij voldoende concrete gegevens worden aangevoerd, waaruit kan volgen dat in verband met de bewezenverklaring geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In dit geval is er geen verklaring van een arts overgelegd op grond waarvan geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is echter niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In dit geval is door de benadeelde partij een verslag overgelegd van zijn huisarts waarin zijn consulten zijn beschreven. Hieruit volgt dat de huisarts uitgaat van een acute crisis stressreactie/PTSS naar aanleiding van de overval en dat de huisarts de ggz heeft benaderd in verband met psychosociale klachten van de benadeelde partij. Dit is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwing om aan te nemen dat de benadeelde partij door de overval in zijn persoon is aangetast. Deze aantasting acht de rechtbank bovendien evident in een geval waarin iemand door drie man wordt overvallen en een wapen op zich krijgt gericht waarbij wordt gedreigd hem dood te schieten. Dit maakt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor de door hem geleden immateriële schade. De gevorderde vergoeding van € 2.500,- is naar het oordeel van de rechtbank alleszins billijk en zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de overval.
9.5.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [persoon 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.6.
De kosten
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen door Amsta of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
2.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [medeverdachte] en [persoon 3] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aan de hiervoor gestelde bijzondere voorwaarden zijn ingevolge artikel 14c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht de volgende voorwaarden verbonden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon 1] toe tot een bedrag van € 40,65 (veertig euro en vijfenzestig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 2.500,- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 3 april 2020.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [persoon 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , aan de Staat € 2.540,65 (tweeduizend vijfhonderdveertig euro en vijfenzestig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor bij het toewijzen van de vordering van de benadeelde partij is aangegeven. Voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, hoeft verdachte niet te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte of een ander/anderen aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft/hebben voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de [persoon 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.E. Geradts, voorzitter,
mrs. F. Dekker en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2021.
[...]

Voetnoten

1.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474,