Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de besloten vennootschap [eiseres] B.V. een kort geding aangespannen tegen de coöperatie Rabobank U.A. met als doel de voortzetting van hun bankrelatie. De achtergrond van het geschil ligt in de opzegging van de bankrelatie door Rabobank, die dit deed omdat zij onvoldoende inzicht had in het businessmodel en de financiële situatie van [eiseres]. De omzet van [eiseres] is in de afgelopen jaren fors gestegen, maar de bank heeft twijfels over de wijze waarop deze groei is gefinancierd en de toegevoegde waarde van [eiseres] in de handelsketen. Tijdens de zitting op 3 maart 2021 heeft [eiseres] haar vordering toegelicht, maar Rabobank heeft verweer gevoerd en stelt dat zij haar verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) niet kan nakomen zonder de benodigde informatie van [eiseres]. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Rabobank op grond van de Wwft verplicht is om de relatie te beëindigen als zij het businessmodel van haar klant niet kan doorgronden. De vordering van [eiseres] is afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten van Rabobank.