3.4Het oordeel van de rechtbank
Is MONG een bijproduct?
In artikel 5 van de KRA is bepaald aan welke voorwaarden een stof moet voldoen om te worden aangemerkt als bijproduct. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in artikel 1.1 lid 6 Wmb. Dit artikel is weliswaar pas inwerking getreden op 1 juli 2020 maar de criteria worden al genoemd in de zogenoemde Sunoil uitspraak (ECLI:NL:RVS:2018:3219) onder verwijzing naar de "Guidance on the interpretation of key provisions of Directive 2008/98/EC on waste" van juni 2012. De vraag is of MONG aan deze voorwaarden voldoet. De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat MONG niet aan de derde voorwaarde (c. de stoffen, mengsels of voorwerpen worden geproduceerd als integraal onderdeel van een productieproces) voldoet. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
[naam 1] , logistiek verantwoordelijke bij [verdachte] , heeft verklaard dat [verdachte] biodiesel maakt, waarbij ruwe glycerine vrijkomt. Deze ruwe glycerine wordt opgewerkt naar pharmaglycerine.Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat uit de ruwe glycerine eerst het water grotendeels wordt verwijderd. Vervolgens wordt in een destillatiekolom de glycerine gescheiden van de MONG en het zout. Aansluitend wordt de MONG van het zout gescheiden.Ook ter terechtzitting wordt door [naam vertegenwoordiger] verklaard dat na het destillatieproces nog meerdere stappen volgen.
MONG is dus een mengsel van restresiduen volgend op het destilleren naar gewenste producten zoals biodiesel en farmaceutische glycerine. Daarom gaat de vergelijking met de uitspraak van de bestuursrechter waar glycerinewater als bijproduct werd gezien niet op. Ook het NFI komt tot die conclusie in haar rapport van 7 juni 2017 en in de beantwoording van de vragen daarover bij de rechter-commissaris.
De rechtbank maakt daaruit op dat de MONG geen integraal onderdeel/product is dat ontstaat bij de productie van dieselolie en dat er nog diverse bewerkingen aan de levering aan [medeverdachte 1] vooraf gaan.
MONG is om die reden geen bijproduct, maar een afvalstof.
Is MONG een gevaarlijke afvalstof?
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij artikel 10.37 Wmb heeft overtreden.
Dit artikel luidt als volgt: Het is verboden zich door afgifte aan een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen te ontdoen.
Om te bepalen of MONG een gevaarlijke afvalstof is zal de rechtbank eerst het juridisch kader schetsen.
Juridisch kader
Centraal staan de Wet milieubeheer en de Kaderrichtlijn Afvalstoffen.
In overweging 14 bij de KRA is het volgende te lezen:
Bij de indeling van een afvalstof als gevaarlijke afvalstof moet onder meer worden uitgegaan van de communautaire wetgeving inzake chemische stoffen, meer bepaald met betrekking tot de indeling van preparaten als gevaarlijk, inclusief de daartoe gehanteerde grenswaarden. Gevaarlijke afvalstoffen moeten onder regelgeving met strikte specificaties vallen, teneinde de mogelijke nadelige gevolgen van onjuist beheer die het milieu en de menselijke gezondheid kunnen beïnvloeden, zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Voorts moet het systeem waarbij afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn ingedeeld conform de laatstelijk bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie opgestelde lijst van afvalstoffen worden gehandhaafd, teneinde een geharmoniseerde indeling van afvalstoffen aan te moedigen en te komen tot een geharmoniseerde definitie van gevaarlijke afvalstoffen binnen de Gemeenschap.
Artikel 3 onder 2 van de KRA definieert ‘gevaarlijk afval’ als ‘een afvalstof die een of meer van de in bijlage III bij de KRA genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit”.
Artikel 1.1 Wmb hanteert dezelfde definitie voor gevaarlijk afval.
Naast artikel 3 KRA en artikel 1.1 Wmb is ook artikel 7 lid 1 KRA van belang.
Artikel 7 lid 1 van de KRA: De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële elementen van deze richtlijn ter actualisering van de bij Beschikking 2000/532/EG opgestelde lijst van afvalstoffen, worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing vastgesteld. In de
lijst van afvalstoffenworden gevaarlijke afvalstoffen opgenomen en wordt rekening gehouden met de oorsprong en samenstelling van de afvalstoffen en, waar nodig, de concentratiegrenswaarden voor gevaarlijke stoffen.
De lijst van afvalstoffen is bindend waar het erom gaat te bepalen welke afvalstoffen als gevaarlijke afvalstoffen moeten worden aangemerkt. De opneming van een stof of een voorwerp in de lijst betekent niet dat die stof of dat voorwerp in alle omstandigheden een afvalstof is. Een stof of een voorwerp wordt alleen als afvalstof aangemerkt indien het gaat om een afvalstof in de zin van artikel 3, punt 1).
De lijst met afvalstoffen is opgenomen als bijlage in Beschikking 2000/532/EG van 3 mei 2000 en gewijzigd bij Besluit 2014/955/EU van 18 december 2014. Het gaat hierbij om een geharmoniseerde lijst waarin zowel niet-gevaarlijke als gevaarlijke afvalstoffen zijn opgenomen.
De lijst van afvalstoffen, opgenomen als bijlage in Beschikking 2000/532, wordt voorafgegaan door een inleiding. Onderdeel 3 geeft aan dat de verschillende soorten afvalstoffen in de lijst volledig worden gedefinieerd door de code van zes cijfers voor de afvalstoffen en de code van twee en vier cijfers boven de hoofdstukken. 3.1 tot en met 3.4 geven aan hoe de code bepaald wordt. Onderdeel 4 van deze inleiding bepaalt vervolgens dat “een afvalstof die op de lijst voorkomt en met een * is aangeduid, een gevaarlijke stof is …”. Dit wordt herhaald in het Besluit 2014/955/EU.
Naast de wettelijke regelingen is door de Rijkswaterstaat een Handreiking Eural opgesteld die ontdoeners van afval moet helpen de juiste Euralcode voor het afval vast te stellen. Hiervoor is een stappenplan ontwikkeld waarmee de juiste code kan worden gevonden. In hoofdstuk 3 staan de eerste twee stappen. “In veel gevallen is het direct duidelijk welke code u moet toekennen. In sommige gevallen is een keuze alleen te maken als er meer bekend is over de gevaarlijke eigenschappen van de afvalstof. Aan de hand van de bovenstaande stappen kan dus één van de volgende conclusies worden getrokken:
I. De afvalstof is absoluut gevaarlijk: dit wordt weergegeven met een * achter de code. De regelgeving voor gevaarlijk afval is van toepassing.
II. De afvalstof is absoluut niet gevaarlijk: alle codes waarbij geen * staat. De regelgeving voor gevaarlijk afval is op deze afvalstof niet van toepassing.
Als de stof absoluut gevaarlijk (AG) of absoluut niet gevaarlijk (ANG) is, hoeft het stappenplan niet verder doorlopen te worden. Er is echter nog een optie III.
III. De afvalstof behoort tot een complementaire categorie of spiegelcategorie (‘mirror entry’). Deze codes zijn in bijlage 4 gemarkeerd met een ‘c’ van complementair. Dit betekent dat altijd bepaald moet worden of het gaat om een gevaarlijke (met *) dan wel een niet‑gevaarlijke afvalstof (zonder *). Met het doorlopen van het stappenplan in hoofdstuk 4 kan worden bepaald of een afvalstof gevaarlijk is.”, aldus de Handreiking Eural.
Beoordeling van de vraag of sprake is van een gevaarlijke afvalstof
De rechtbank overweegt als volgt.
In 2000 is een Europese afvalstoffenlijst opgesteld. Deze lijst is opgenomen in Beschikking 2000/532/EG. In deze beschikking is tevens beschreven hoe de verschillende afvalstoffen worden gedefinieerd. Vervolgens is in 2008 de Kaderrichtlijn Afvalstoffen van kracht geworden. In deze richtlijn is in overweging 14 opgenomen dat het systeem waarbij afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn ingedeeld conform de bij voornoemde beschikking van de Commissie opgestelde lijst van afvalstoffen worden gehandhaafd. Deze lijst is in gewijzigde vorm overgenomen in het Besluit 2014/955/EU. Hier wordt ook herhaald dat afvalstoffen met een asterisk (*) beschouwd worden als gevaarlijk afval overeenkomstig richtlijn 2008/98/EG (zijnde de Kaderrichtlijn Afvalstoffen).
Artikel 7 van de KRA betreft de lijst van afvalstoffen. Hierin wordt onder meer gesteld dat de lijst van afvalstoffen bindend is waar het erom gaat te bepalen welke afvalstoffen als gevaarlijke afvalstoffen moeten worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank houdt dit in dat voor het bepalen of een afvalstof een gevaarlijke afvalstof is of niet, eerst moet worden gekeken of een afvalstof voorkomt op de afvalstoffenlijst (Eural). Om dit te bepalen dient het stappenplan uit de handreiking Eural te worden gevolgd. Daarbij wordt aan de hand van het proces waarin het afval is ontstaan gekeken bij welk hoofdstuk het afval hoort. Vervolgens wordt gekeken welk sub-hoofdstuk van toepassing is. Hierna wordt in het subhoofdstuk gekeken naar de juiste afvalstofcategorie.
Het NFI heeft aan de hand van haar beschikbaar gestelde documenten geoordeeld dat de afvalstof MONG is ontstaan uit een organisch chemisch proces, en daarmee in hoofdstuk 07 ondergebracht kan worden. Aan de hand van dezelfde overgelegde documenten heeft het NFI vastgesteld dat MONG een reactieresidu dan wel een destillatieresidu is. Het NFI concludeert dat reactie- en destillatieresiduen altijd onder “overige destillatieresiduen en reactieresiduen” vallen en dus altijd een Euralcode met een asterisk krijgen en daarmee gevaarlijk afval is.
De verdediging heeft, kort samengevat, betoogd dat MONG geen gevaarlijke stof is omdat het geen gevaarseigenschappen bezit die vermeld zijn in bijlage III van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen.
Hiermee gaat de verdediging voorbij aan de prioriteit die moet worden gegeven aan de Europese afvalstoffenlijst, de daarin opgenomen Euralcodes en het stappenplan zoals dat is vastgelegd in de Handreiking Eural. Uit die regelgeving volgt dat alleen onderzoek noodzakelijk is naar de gevaarseigenschappen van een afvalstof als die afvalstof behoort tot een complementaire categorie. MONG valt niet in die categorie.
Dit oordeel maakt dat de rechtbank geen noodzaak ziet tot het benoemen van een deskundige zoals voorwaardelijk verzocht door de verdediging.
Is MONG een destillatieresidu?
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van een destillatieresidu en dat MONG daarmee niet onder de Euralcodes eindigend op 08* valt.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In de aanvraag Wet milieubeheervergunning van verdachte van 24 juli 2006 wordt in het overzicht prognose afvalstoffen MONG omschreven als destillatieresidu.Op 13 maart 2015 heeft verdachte een wijziging van de omgevingsvergunning aangevraagd inhoudende dat de in de tabel prognose afvalstoffen de Euralcodes niet meer zouden worden genoemd, welke aanvraag is goedgekeurd. Echter, ook na die wijziging staat in het overzicht prognose afvalstoffen MONG nog steeds genoemd als “destillatieresidu”.Ook de ILT constateert in zijn rapport van 22 juli 2016: ‘tijdens het inspectierapport is ook niet gebleken dat het productieproces in die zin zou zijn gewijzigd dat thans geen sprake meer zou zijn van een destillatieresidu’.
Op grond van bovenstaande en het eerder aangehaalde rapport van het NFI is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een destillatieresidu waaraan dus de Euralcode 07.01.08* had moeten worden toegekend
Is er sprake van opzet?
In het economisch strafrecht moet ‘opzet’ worden gezien als kleurloos opzet. Dit houdt in dat niet is vereist dat opzettelijk is gehandeld in strijd met de wettelijke bepaling. De opzet van verdachte moet zijn gericht op de handelingen, te weten het zich ontdoen van een gevaarlijke afvalstof door dit af te geven aan [medeverdachte 1] .
Namens verdachte is betoogd dat zij niet de opzet had om gevaarlijk afval af te geven.
De rechtbank overweegt hierover dat [verdachte] in 2013/2014 betrokken was bij een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot de levering van MONG aan een ander bedrijf. Die zaak tegen verdachte (parketnummer 02.997507-14) is geseponeerd, “wegens gering aandeel”. Verdachte heeft hiervoor een schriftelijke waarschuwing gekregen. In het kader van dit onderzoek is door het NFI gerapporteerd dat MONG een gevaarlijke stof was. Verdachte kende dit rapport en dit is ook besproken met [medeverdachte 2] . Ook het ILT heeft verdachte in haar rapport erop gewezen dat er een andere code voor MONG, nl. code 07.01.08*, passender was. [naam vertegenwoordiger] heeft op dit rapport gereageerd met de opmerking dat tot er nieuwe informatie of nieuwe inzichten ontstaan, de huidige Euralcodes blijven gehandhaafd.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Zij heeft bewust de als niet te verwaarlozen kans aanvaard dat zij een gevaarlijke afvalstof aan [medeverdachte 1] heeft afgegeven.
Nu het een misdrijf (en geen overtreding) betreft, verwerpt de rechtbank het verweer dat de feiten van voor mei 2016 zijn verjaard.
Toerekening, geen medeplegen
Naar oordeel van de rechtbank kan deze verboden opzettelijke gedraging redelijkerwijs aan [verdachte] worden toegerekend. Het betreft een gedraging van werknemers van [verdachte] die binnen de normale bedrijfsvoering valt.