ECLI:NL:RBAMS:2020:995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
13/650079-18 (A), 13/654016-18 (B), 13/741295-17 (C) en 13/741046-15 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord, bedreiging met vuurwapen en openlijke geweldpleging in Amsterdam

Op 18 januari 2018 heeft de verdachte geprobeerd [slachtoffer 1] te liquideren door met een automatisch vuurwapen, een Skorpion, op hem te schieten. Dit gebeurde in Amsterdam, waarbij [slachtoffer 1] meerdere schotwonden opliep. De verdachte werd later ook beschuldigd van een bedreiging met datzelfde vuurwapen op 9 februari 2018, gericht tegen de ex-vriend van zijn vriendin, [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, [slachtoffer 2] heeft bedreigd door een schot te lossen. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een openlijke geweldpleging op het Leidseplein op 11 december 2017, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/650079-18 (A), 13/654016-18 (B), 13/741295-17 (C) en 13/741046-15 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 19 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzittingen

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 mei 2018, 16 augustus 2018, 1 oktober 2018, 19 december 2018, 6 maart 2019, 29 mei 2019, 23 augustus 2019, 6 november 2019, 13 januari 2020, 14 januari 2020 en 16 januari 2020.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd op de zittingen van 6 maart 2019 (zaken A en B) en 13 januari 2020 (zaak C). Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaken A, B en C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. A. Kersten en mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. S.J. Römer en mr. K. Canatan, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. W. van Egmond, de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , naar voren is gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A (13/Afleider)
het medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 1] op 18 januari 2018 te Amsterdam;
Zaak B (13/Itasca)
1. primair: het medeplegen van een poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 2] op 9 februari 2018 te Amsterdam,
subsidiair: het medeplegen van het bedreigen van [slachtoffer 2] met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling op 9 februari 2018 te Amsterdam;
2. het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie II (merk CZ model Vz61 Skorpion) op 9 februari 2018 te Amsterdam;
Zaak C
1. het medeplegen van diefstal van een jas, telefoon en paspoort van [slachtofer 3] , met geweld, op 11 december 2017 te Amsterdam;
2. een openlijke geweldpleging tegen [slachtofer 3] op 11 december 2017 te Amsterdam;
3. het medeplegen van het voorhanden hebben van drie vuurwapens (van de merken Taurus, Crvena Zastava en Tanfoglio) en 32 patronen (9mmx19 Luger) van categorie III, op 9 augustus 2016 te Amsterdam.
De integrale tenlasteleggingen zijn opgenomen in bijlagen 1, 2 en 3.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Zaak B (13/Itasca)
3.1.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie, mr. W.J. De Graaf, heeft onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 2] (verder: “ [slachtoffer 2] ”) en het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen (model Skorpion). Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat op basis van het dossier vastgesteld kan worden dat de vriendin van verdachte ( [vriendin] , verder: “ [vriendin] ”) ruzie had met haar ex-vriend [slachtoffer 2] en dat [vriendin] daarover contact had met verdachte. [slachtoffer 2] is door [vriendin] naar de plaats delict gelokt. Verdachte is samen met medeverdachte [medeverdachte 1] (verder: “ [medeverdachte 1] ”) ter plaatse gekomen en heeft vervolgens – blijkens de gevonden huls en patroonmagazijn – met een Skorpion geschoten. Dat verdachte en niet medeverdachte [medeverdachte 1] met de Skorpion geschoten heeft, blijkt uit:
- de verklaringen van [slachtoffer 2] zelf (die ter plaatse en bij latere verhoren aangeeft dat verdachte op hem geschoten heeft);
- de verklaring van verdachte tijdens het overbrengen naar de observatiecel (“Wij schieten met handschoenen. Jullie gaan niets van bewijs vinden.”);
- de locaties van verdachte en [medeverdachte 1] tijdens het tegenhouden van de vader van [slachtoffer 2] ;
- de vluchtroutes van verdachte en [medeverdachte 1] ;
- het feit dat dezelfde Skorpion in zaak A gebruikt is;
- het OVC gesprek van [naam 1] (verder: “ [naam 1] ”), die onder meer zegt “Hij heeft diezelfde pipe gebruikt laatst.”;
- de verklaringen van [slachtoffer 2] , de vader van [slachtoffer 2] en de oma van [slachtoffer 2] (die verklaren een chroomkleurig wapen bij [medeverdachte 1] gezien te hebben), en
- het OVC gesprek in de P.I. van 5 maart 2018 tussen verdachte en [vriendin] (waar verdachte onder andere zegt dat hij zich zorgen maakt over een jas met kruitsporen en waarin over schieten wordt gesproken).
De verklaring van verdachte, dat [medeverdachte 1] geschoten heeft, is onbetrouwbaar, nu deze is afgestemd op de bevindingen in het dossier en na overleg met de raadsman is opgesteld.
Kwalificatie
De gehele wijze van handelen en het schieten tijdens de confrontatie met [slachtoffer 2] , tijdens een gevecht, duidt erop dat verdachte het opzet had om hem van het leven te beroven. Of het schot bedoeld of onbedoeld tijdens de worsteling met [slachtoffer 2] is afgegaan, is niet van belang voor de kwalificatie. In beide gevallen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de Skorpion gebruikt zou worden en hij [slachtoffer 2] dodelijk zou treffen. Er was derhalve in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] . De poging doodslag is tezamen en in vereniging gepleegd, nu de handelwijze van medeverdachte [medeverdachte 1] is aan te merken als een voldoende wezenlijke en significante bijdrage. Wel dient verdachte te worden vrijgesproken van het bestanddeel voorbedachten rade. Uit het WhatsApp-bericht “Ik ga hem doodslaan” van verdachte aan [vriendin] kan geen voorbedachten rade worden gedestilleerd.
3.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. S.J. Römer, heeft onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Medeplegen van een poging tot moord
Van enig vooropgezet plan is nimmer gebleken. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat verdachte dan wel [medeverdachte 1] het voornemen had om [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Uit alle tapgegevens in het dossier volgt duidelijk dat verdachte voorafgaand aan het samenkomen op geen enkel moment een plan of voornemen had om [slachtoffer 2] om het leven te brengen met een vuurwapen. Dit volgt ook niet uit ander bewijsmateriaal.
Medeplegen van een poging tot doodslag
De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn onbetrouwbaar en kunnen niet voor het bewijs worden gebruikt. Hij heeft in totaal vier verschillende verklaringen afgelegd, waarin hij telkens verschillende lezingen geeft over het incident. Zijn verklaringen verschillen over wie er heeft geschoten, maar ook over de richting waarin er is geschoten. Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris wees hij eerst nog naar [medeverdachte 1] en daarna toch weer naar verdachte. Naast de inhoud van zijn verklaringen zijn ook twee andere factoren van belang om de betrouwbaarheid te toetsen. Allereerst dat [slachtoffer 2] een motief had om negatief te verklaren over verdachte vanwege de ruzie over het inpikken van zijn ex-vriendin. Ten tweede dient de rechtbank mee te nemen dat hij een forse alcohol- en drugsverslaving heeft en die dag zwaar onder invloed was. Het lijkt er sterk op dat hij zodanig onder invloed was dat hij meerdere verhalen in zijn hoofd gecreëerd heeft, dan wel geprobeerd heeft zijn verklaring in te vullen. Door het uitsluiten van de verklaring van [slachtoffer 2] blijft er onvoldoende over voor de conclusie dat er in de richting van [slachtoffer 2] zou zijn geschoten. Het dossier bevat namelijk geen enkel bewijs dat dit ondersteunt. Dit laatste heeft de rechtbank Amsterdam ook overwogen in het vonnis van [medeverdachte 1] van 16 mei 2019. Gelet op het voorgaande dient verdachte ook van de poging tot doodslag vrijgesproken te worden.
Medeplegen van een bedreiging
Ten aanzien van de bedreiging is van belang of het verdachte was die in de lucht geschoten heeft en zo nee, of hij dan als medepleger kan worden aangemerkt. De lezing van verdachte, dat niet hij maar [medeverdachte 1] geschoten heeft, wordt ondersteund door verschillende bevindingen uit het dossier, te weten (kort samengevat):
- de vader van [slachtoffer 2] verklaart dat hij [medeverdachte 1] kort na het schot aantrof met een vuurwapen met de afmeting van een Skorpion, terwijl hij verdachte niet met een vuurwapen heeft gezien;
- het schot is nabij de onderdoorgang gelost, terwijl verdachte daar niet in de buurt is geweest;
- het patroonmagazijn van de Skorpion is gevonden op de vluchtroute van [medeverdachte 1] , op een locatie waar verdachte niet is geweest;
- in een OVC-gesprek is te horen dat verdachte zegt dat [medeverdachte 1] in de lucht heeft geschoten;
- verdachte is vrijwel direct na het schietincident onder observatie genomen door de politie, zodat hij niet de gelegenheid heeft gehad het vuurwapen weg te maken. Bij zijn aanhouding en bij de doorzoekingen van de woning en de auto is geen vuurwapen gevonden. [medeverdachte 1] heeft wel de gelegenheid gehad om een vuurwapen weg te maken;
- [vriendin] verklaart geen wapen te hebben gezien bij verdachte toen hij bij haar in de auto stapte;
- op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn foto’s gevonden waarop hij met een Skorpion is te zien;
- er is geen forensisch bewijs (DNA, vingerafdrukken of kruitsporen) ter ondersteuning van de stelling dat verdachte heeft geschoten.
Van een voldoende wezenlijke bijdrage om verdachte als medepleger aan te kunnen merken is geen sprake, nu verdachte geen van de tenlastegelegde uitvoeringshandelingen heeft verricht en over enige voorbereiding, samenwerking of gezamenlijk plan met [medeverdachte 1] niets bekend is. Het naar de woning toegaan en verdachtes aanwezigheid zijn onvoldoende om te kunnen spreken van een intellectuele en/of materiële bijdrage die van voldoende gewicht is. Verdachte dient aldus van de bedreiging te worden vrijgesproken.
Voorhanden hebben van een Skorpion
Voor het voorhanden hebben van een Skorpion door verdachte bevat het dossier in ieder geval onvoldoende bewijs. Ook hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.1.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1] Op 9 februari 2018 vanaf 19:17 uur kreeg de vriendin van verdachte, [vriendin] , meerdere berichten van haar ex-vriend [slachtoffer 2] , waarin hij het over de verjaardag van hun dochtertje had en schreef dat als zij niet opnam, hij dan naar haar huis in [woonplaats] zou komen. [2] Vervolgens stuurde [vriendin] , om 20:34 uur, een bericht naar verdachte dat [slachtoffer 2] haar aan het bedreigen was. Verdachte reageerde hierop door tegen [vriendin] te schrijven dat zij [slachtoffer 2] naar “Holy” (vermoedelijk Holendrecht) moest laten komen, hem verder niets moest zeggen en dat hij [slachtoffer 2] dood ging slaan. Verdachte vroeg daarna of [vriendin] hem kon bellen en [vriendin] stuurde vervolgens drie print-screens van het chatgesprek met [slachtoffer 2] , waarin [vriendin] aan hem vroeg om naar het [adres] te komen. [slachtoffer 2] vroeg hierop of [vriendin] naar “het hof van zijn oma” kon komen. [vriendin] stuurde vervolgens om 21:40 uur een bericht naar verdachte dat [slachtoffer 2] op het [adres] was en om 22:02 uur dat zij er (met de kinderen) aan kwam. [3] Om 22:22 uur belde [vriendin] met de zus van verdachte, genaamd [zus verdachte] , en zei [vriendin] “Hij is zijn baby komen halen”. Om 22:27 uur werd [vriendin] gebeld door [zus verdachte] en zei [vriendin] “Luister, hij gaat nu naar die oma’s huis” en “Hij heeft een baby hè [zus verdachte] ”. [4] Het woord ‘baby’ kan verschillende dingen betekenen en wordt ook gebruikt als aanduiding voor een klein automatisch vuurwapen. [5] Om 22:31 uur stuurde [vriendin] naar [slachtoffer 2] : “Ik ben hier, kom dan”. [6]
Verdachte was, volgens zijn eigen verklaring, sinds 6 of 7 uur ‘s avonds in Holendrecht. Hij was in café [café] en was pissig toen [vriendin] hem berichtte dat zij door [slachtoffer 2] bedreigd werd. Een vriend van hem zag dat hij opgefokt was en zei “Ik loop wel even met je mee om te kijken of alles goed gaat”. [7] Uit onderzoek van de politie is gebleken dat het om [medeverdachte 1] gaat. [8] Om respectievelijk 22:08 en 22:11 uur maakten de telefoons van verdachte en [vriendin] gebruik van de Cell-ID op het adres Meibergdreef 9, nabij café [café] en de hangplek van verdachte bij het Holendrechtplein, en zijn zij kennelijk bij elkaar in de buurt. Om 22:29 uur maakte de telefoon van [vriendin] gebruik van de Cell-ID op het adres Hakfort 1. [9] Om 22.35 uur werd personeel van de uniformdienst door het operationeel centrum verzocht om naar het [adres] te gaan, waar ter hoogte van perceel 79 een man met een vuurwapen voor de deur zou staan. Tijdens het aanrijden werd de melding aangevuld met het gegeven dat er inmiddels geschoten was. [10] Een half uur later, om 23:05 uur, belde [zus verdachte] naar [vriendin] en zei [vriendin] “Ze hadden een baby mee, maar volgens mij is baby kwijt nu.” [11]
Om 23:34 uur werd de zwarte Kia van [vriendin] geregistreerd door een camera op de locatie afrit Meibergdreef richting de A9 te Amstelveen [12] en om 23:44 uur werd op de Rijksweg A9 ter hoogte van 36,6 afslag 7 S106 de Kia gezien, met daarin verdachte, [vriendin] , een vrouw en twee kinderen. [13] Om 23:56 respectievelijk 23:57 uur maakten de telefoon van [vriendin] en de telefoon van verdachte gebruik van een Cell-ID nabij hun woning in [woonplaats] . [14] Om 00:46 uur kwamen verdachte, [vriendin] , een vrouw en twee kinderen uit de woning en stapten zij in de Kia. [15] Om 00:58 uur werd de Kia tot stilstand gebracht en werd verdachte aangehouden. [16]
[slachtoffer 2] logeerde die avond bij zijn oma die op het [adres] woont. De oma van [slachtoffer 2] hoorde rond half 11 ’s avonds dat [slachtoffer 2] met verdachte aan het bellen was. Zij pakte de telefoon van [slachtoffer 2] af en zei tegen verdachte dat hij moest stoppen met ruzie maken. Zij hoorde verdachte zeggen “Ik kom”. [slachtoffer 2] belde daarop zijn vader om te vertellen dat er twee jongens voor de deur stonden die met hem wilden vechten. Toen de oma van [slachtoffer 2] de deur opendeed, zag zij verdachte en [medeverdachte 1] staan. Op het moment dat [slachtoffer 2] naar buiten rende, hoorde zij één schot. Het gebeurde voor de onderdoorgang. Zij liep naar buiten en zag dat verdachte een pistool in zijn hand had. Het was een zwart vuurwapen (de kleur van een Skorpion). [17] Althans, het wapen had een zwarte punt aan de voorkant. Tussen het moment dat zij het schot hoorde en verdachte zag rennen, zaten een paar seconden. Zij zag verdachte rennen toen zij al buiten stond. Zij zag hem met het pistool op een afstand van ongeveer 5 meter. [18] Verdachte rende naar de parkeerplaats en [medeverdachte 1] naar de onderdoorgang. [slachtoffer 2] rende vervolgens achter [medeverdachte 1] aan en oma zelf liep naar de onderdoorgang. Daar zag zij [slachtoffer 2] en zijn vader staan. [19]
De vader van [slachtoffer 2] hoorde één schot toen hij nog op het Abcouderpad was. Hij is toen gaan rennen en kwam aan in de onderdoorgang naar het [adres] . In de onderdoorgang hield NN1 (de rechtbank leidt uit het signalement, het vervolg van de verklaring van de vader van [slachtoffer 2] en de verklaring van de oma van [slachtoffer 2] af dat dit [medeverdachte 1] moet zijn geweest) hem tegen. [20] Hij hoorde het schot 5 à 10 seconden voordat hij werd tegengehouden. Hij heeft niet gezien wie schoot. [21] Op het moment dat [medeverdachte 1] hem tegenhield, zag hij dat [slachtoffer 2] ter hoogte van het speeltuintje aan het [adres] stond met NN2, die hij niet duidelijk kon zien (de rechtbank gaat ervan uit dat dit verdachte moet zijn geweest, nu er naast [medeverdachte 1] , [slachtoffer 2] en zijn vader niemand ter plaatse was op dat moment). [medeverdachte 1] had een chroomkleurig wapen in zijn rechterhand en rende weg in de richting van het Abcouderpad. [22]
Die nacht werd op het trottoir, ter hoogte van het portiek met perceelnummers [adres] , een huls van een verschoten patroon aangetroffen. [23] Even later werd in het grasveld, dat aan het Abcouderpad grenst, een patroonmagazijn gevonden, op ongeveer 10 meter afstand van de onderdoorgang naar het [adres] . [24] In het patroonmagazijn zaten 3 stuks munitie. Na onderzoek bleek dat het om een patroonmagazijn ging dat geschikt en bestemd is voor een pistoolmitrailleur van het merk CZ (Ceska Zbrojovka) model VZ61 ‘Skorpion’, kaliber 7.65mm Browning (synoniem .32 Auto). [25] Daarnaast bleek dat de vorm en de ligging van de systeemsporen in de gevonden huls sterke gelijkenis vertoonden met die van een (semi-)automatisch werkend machinepistool van het type Skorpion, kaliber 7.65mm Browning. [26] Tot slot had de huls hetzelfde kaliber en bodemstempel als de munitie aangetroffen in het patroonmagazijn. [27]
Verklaringen van [slachtoffer 2]
heeft verschillende verklaringen afgelegd, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris. De rechtbank is, met de raadsman, van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar en daarmee niet bruikbaar zijn voor het bewijs. [slachtoffer 2] heeft wisselend verklaard over wie heeft geschoten en op welke wijze er is geschoten. Daarnaast was hij onder invloed van alcohol en drugs.
Verklaringen van de vader van [slachtoffer 2]
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, de verklaringen van de vader van [slachtoffer 2] wel degelijk belastend en voldoende betrouwbaar. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] en verdachte, die in de richting van het speeltuintje stonden, niet scherp kon waarnemen, omdat hij zijn bril niet op had. Dat hij geen wapen bij verdachte heeft gezien, wekt om die reden geen bevreemding. Daarbij komt dat hij bij [medeverdachte 1] (die dichtbij hem stond) wel een chroomkleurig wapen heeft gezien, dat hij bij de rechter-commissaris omschrijft als een revolver. Aangezien uit het onderzoek naar de huls en de patroonmagazijn blijkt dat met een Skorpion machinepistool is geschoten, waarvan uit het proces-verbaal van wapenonderzoek blijkt dat deze zwart van kleur is, is dit een contra-indicatie voor de stelling van de verdediging dat [medeverdachte 1] heeft geschoten.
Locatie van de huls en het patroonmagazijn
De raadsman heeft kort gezegd bepleit dat verdachte niet op de plek van de huls is geweest en het patroonmagazijn op de vluchtroute van de medeverdachte is gevonden. De rechtbank overweegt als volgt. De locatie van de huls en de locatie van het schot kunnen enigszins van elkaar afwijken, nu een huls bij het lossen van een schot wordt uitgeworpen. De exacte locatie van het schot is onduidelijk. Wel blijkt uit de verklaring van de oma van [slachtoffer 2] dat het schot vlak nadat [slachtoffer 2] , [medeverdachte 1] en verdachte bij haar portiek waren, gelost werd. Wat het patroonmagazijn betreft, wijst de rechtbank op het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s A1-157A en A1-157B. Daarin valt te lezen dat het onderzoeksteam niet vast kan stellen of het patroonmagazijn vóór of na het schietincident van elkaar zijn gescheiden. Als het wapen namelijk doorgeladen wordt, bevindt zich één patroon in de patroonkamer van het vuurwapen. Als een vuurwapen doorgeladen is en het magazijn wordt er uit gehaald, kan je nog een keer schieten met het wapen. Het is dus mogelijk dat het patroonmagazijn al vóór het schietincident uit het wapen is geraakt. Gelet op het voorgaande en de verklaring van verdachte, dat [medeverdachte 1] voorstelde om met hem vanaf café [café] naar het [adres] te
lopen, is het goed mogelijk dat verdachte het patroonmagazijn voor het schietincident heeft verloren. De vindplaats van het patroonmagazijn is dus geen voor verdachte ontlastende omstandigheid.
OVC-gesprek tussen verdachte en [vriendin]
De raadsman heeft aangegeven dat hij bij het uitluisteren van het OVC gesprek van 5 maart 2018 hoort dat verdachte zegt dat “hij” ( [medeverdachte 1] ) in de lucht geschoten heeft. De rechtbank heeft ter terechtzitting aangegeven dat verbalisanten gespecialiseerd zijn in het uitluisteren van dit soort gesprekken en dat zij “ik” horen. Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting zelf “heb” gehoord, wat beter past bij “ik” dan bij “hij”.
Lokalisering en observering van verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vrijwel direct na het incident gelokaliseerd en geobserveerd werd en dus geen enkele mogelijkheid heeft gehad om een wapen te verstoppen. De rechtbank ziet dat anders. Verdachte werd vanaf 23:44 uur, een uur na de melding bij de politie, geobserveerd en heeft dus wel degelijk de mogelijkheid gehad om het wapen te verstoppen (pagina A1-36).
Verklaring van [vriendin]
De rechtbank hecht, anders dan de raadsman, geen waarde aan de verklaring van [vriendin] dat zij bij het brengen of ophalen van verdachte geen wapen bij hem zag. Zij is geen onafhankelijke getuige en mogelijk betrokken bij het schietincident.
Telefoon van [medeverdachte 1]
Voorts hecht de rechtbank, anders dan de raadsman, geen waarde aan de foto van een Skorpion op de telefoon van [medeverdachte 1] , nu ook op de telefoon van verdachte een foto van een Skorpion is aangetroffen (zie dossier zaak A, proces-verbaal van bevindingen onderzoek inbeslaggenomen gegevensdragers, pagina’s 0543 en 0544).
Kruitsporen
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat in de Kia of op de kleding van verdachte geen kruitsporen zijn gevonden. De rechtbank sluit niet uit dat verdachte, toen hij 2,5 uur na het schietincident aangehouden werd, andere kleding aan had of dat [vriendin] , toen zij verdachte na het schietincident ophaalde, van een andere auto dan de Kia gebruik maakte en dat zij kort daarna zijn overgestapt naar de Kia. Zo stuurde [vriendin] om 21:40 uur naar [naam 2] de berichten “Zie je die witte auto” en 1 minuut later “Ja loop” (pagina A1-69, bijlagen C-2 en C-3), terwijl haar Kia zwart van kleur is, en hebben [vriendin] en verdachte het op 5 maart 2018, als verdachte gedetineerd zit, over een ‘ding’ dat uit een auto (die dan inmiddels in beslag is genomen) weggehaald moest worden (pagina’s P1-044 t/m P1-046). Daarbij komt dat verdachte, toen hij van cel op het politiebureau moest wisselen, verklaarde: “Jullie denken dat ik dom ben. Wij schieten met handschoenen. Jullie gaan niks van bewijs vinden.” (pagina A1-41).
Conclusie
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte een Skorpion (een zwart vuurwapen) en [medeverdachte 1] een chroomkleurig vuurwapen had. Nu uit forensisch onderzoek blijkt dat met een Skorpion geschoten is, acht de rechtbank bewezen dat het verdachte was die het schot heeft gelost.
Over de richting van dat schot heeft slechts [slachtoffer 2] verklaard. Zoals eerder overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] niet bruikbaar voor het bewijs. Het dossier bevat verder geen verklaringen of andere bewijsmiddelen waaruit de richting van het schot kan worden afgeleid. Anders dan de officier van justitie, kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat tijdens een worsteling geschoten is, dan wel uitsluiten dat dreigend in de lucht is geschoten. Nu er onvoldoende bewijs is voor het gericht of tijdens een worsteling schieten, kan niet worden vastgesteld dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het medeplegen van een poging tot moord dan wel doodslag.
Dat ligt anders voor het voorhanden hebben van een Skorpion en het medeplegen van een bedreiging. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn samen gewapend naar [slachtoffer 2] gegaan en hebben de confrontatie opgezocht. Door vervolgens met een Skorpion een schot te lossen, heeft verdachte, samen met [medeverdachte 1] , [slachtoffer 2] met enig misdrijf tegen het leven bedreigd.
3.2.
Zaak A (13/Afleider)
3.2.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie, mr. A. Kersten, heeft onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van een poging tot moord op [slachtoffer 1] (verder: “ [slachtoffer 1] ”). Zij heeft daartoe, zeer kort samengevat, verwezen naar:
- de camerabeelden uit de omgeving van het Holendrechtplein, waarop te zien is dat verdachte op 18 januari 2018 rond 18:39 uur een zwarte tas oppakt en in de richting van de plaats delict loopt;
- de historische gegevens van de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat zijn telefoon rond het schietincident een Cell-ID aanstraalt nabij de plaats delict, terwijl hij daarvoor een Cell-ID in de nabijheid van het Holendrechtplein aanstraalde;
- onderzoek naar de op de plaats delict gevonden hulzen en kogels, waaruit volgt dat is geschoten met hetzelfde Skorpion machinepistool dat op 9 februari 2018 is gebruikt bij het schietincident dat in zaak B centraal staat;
- de verklaringen van verschillende getuigen van het schietincident, die signalementen opgeven waar verdachte in past;
- de verklaringen van [slachtoffer 1] zelf, die verdachte als de schutter aanwijst. Weliswaar moet met die verklaringen behoedzaam worden omgegaan, maar deze verklaringen vinden ook steun in objectieve bevindingen uit het dossier;
- de OVC gesprekken van [naam 1] , waaruit valt af te leiden dat [naam 1] verdachte aanwijst als degene die op [slachtoffer 1] heeft geschoten.
3.2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. K. Canatan, heeft onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn inconsistent, ongeloofwaardig en op sommige punten aantoonbaar onjuist, en dienen om die reden van bewijs te worden uitgesloten. Een aantal verklaringen dient bovendien op formele gronden te worden uitgesloten, nu daarvan geen auditieve registraties beschikbaar zijn, terwijl dit op grond van de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (verder: AVR) wel verplicht is. De CCTR-camerabeelden, waarop te zien zou zijn dat verdachte richting de plaats delict is gelopen, zijn van dermate slechte kwaliteit dat deze conclusie op basis daarvan niet kan worden getrokken. Het onderzoek van de politie naar de historisch telefoongegevens van verdachte deugt niet, alleen al omdat de afstanden naar zendpalen aan de hand van looproutes zijn berekend. Bovendien is opvallend dat uit openbare bronnen blijkt dat er verschillende zendpalen dichter bij de plaats delict staan, terwijl de telefoon van verdachte deze zendpalen niet aanstraalt. De OVC-gesprekken van [naam 1] en het OVC-gesprek van verdachte zelf in de P.I. zijn door de politie verkeerd geïnterpreteerd. Ook al zouden de gesprekken van [naam 1] in het nadeel van verdachte worden geïnterpreteerd, dan gaat het niet om waarnemingen van hem zelf en is het onduidelijk uit welke bron hij zijn wetenschap heeft verkregen. De omstandigheid dat in zaak B hetzelfde vuurwapen is gebruikt als in zaak A, betekent niet dat dezelfde persoon dat wapen heeft gebruikt. Er zijn geen forensische gevonden die naar verdachte wijzen. Tot slot past verdachte in geen van de door de getuigen gegeven signalementen van de schutter, met name niet voor wat betreft de kleding die door de schutter werd gedragen.
3.2.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Op 18 januari 2018 omstreeks 19:05 uur kregen verbalisanten portofonisch de melding van de dienstdoende centralist van het operationeel centrum om te gaan naar het [adres] te Amsterdam. Aldaar zou door diverse personen zijn gemeld dat zij schoten hadden gehoord. De verbalisanten zijn direct ter plaatse gegaan en zagen dat [slachtoffer 1] op de grond lag. [slachtoffer 1] gaf aan dat hij in zijn buik, been en arm was geraakt. De verbalisanten zagen op de aangegeven plekken meerdere schotwonden. Uit de lies en linker arm van [slachtoffer 1] kwam een pulserende stroom bloed. [slachtoffer 1] is met spoed naar het ziekenhuis gebracht. [28] Tijdens het sporenonderzoek op de plaats delict werden 14 hulzen, drie kogels en twee kogelfragmenten aangetroffen. [29] Uit forensisch onderzoek bleek kort gezegd dat de munitie is verschoten met één Skorpion machinepistool [30] en dat in zaak A met dezelfde Skorpion als in zaak B is geschoten. [31]
[slachtoffer 1] heeft een dag na de schietpartij verklaard dat de schutter een man was, een licht getinte huidskleur had en een donkergrijze joggingsbroek, een zwarte jas en een pet droeg. [32] Uit diverse getuigenverklaringen van buurtbewoners volgt dat de schutter een man van 20 tot 30 jaar oud was, een licht getinte of negroïde huidskleur dan wel een Surinaams of Noord-Afrikaans uiterlijk had, 1.78 meter lang was, een (licht)grijze jas met capuchon dan wel een grijze hoodie en een zwarte dan wel donkerblauwe (spijker)broek droeg. [33]
Ten behoeve van het onderzoek zijn de camerabeelden opgevraagd van alle relevante camera’s in de buurt van de plaats delict. Dit zijn vooral de camera’s op en rond het Holendrechtplein. Alleen op de CCTR-camera Holendrechtplein is te zien wat zich onder het viaduct over het Abcouderpad afspeelt. Vanwege de grote afstand en de omstandigheid dat het op dit tijdstip buiten donker is, bevatten de beelden van deze camera weinig details en kleur. Door de beelden van de camera’s CCTR Holendrechtplein, CCTR Misty , café Misty en de boksschool te combineren, is door de politie tot op zekere hoogte gereconstrueerd wat de bewegingen zijn van de aanwezige personen, wie wanneer aankomt en weggaat. De rechtbank heeft de beelden zowel ter terechtzitting als in raadkamer uitgebreid bestudeerd en sluit zich aan bij de conclusies die de verbalisanten daaraan verbinden. Op de beelden van café Misty is te zien dat verdachte om 18:20 uur aan komt lopen. Verdachte draagt donkere kleding, waarbij zijn broek iets donkerder is dan zijn jas. Ook draagt hij een pet met een donkere, waarschijnlijk zwarte klep en spierwitte schoenen. [34] De rechtbank heeft ter terechtzitting de camerabeelden bekeken en gezien dat verdachte een donkerblauwe jas met capuchon van het merk Canada Goose droeg en heeft geconstateerd dat verdachte dezelfde jas aan had op 17 december 2017 ten tijde van het plegen van feit 2 van zaak C. [35]
Op de CCTR-camera Holendrechtplein is te zien dat verdachte en [naam 1] om 18:30 uur met een derde onbekende man vlakbij de ingang van de roti-zaak onder het viaduct staan. Om 18:33:42 uur verplaatst verdachte zich van vóór de roti-zaak naar de pilaren van het viaduct. Omdat hij kort uit het zicht verdwijnt, kan hij niet meer met 100 procent zekerheid gevolgd worden op de beelden van de CCTR Holendrechtplein. [slachtoffer 1] arriveert om 18:35:06 uur bij het viaduct en sluit zich aan bij [naam 1] . [naam 1] stond er al met één ander persoon en verdachte was inmiddels bij de pilaren gaan staan. Om 18:38:56 uur gaat [slachtoffer 1] weg bij [naam 1] en loopt richting de snackbar. [naam 1] loopt daarop meteen richting verdachte. Om 18:39:12 uur lopen [naam 1] en vermoedelijk verdachte naar de roti-zaak en gaan daar naar binnen. Om 18:39:39 uur betreedt [slachtoffer 1] de snackbar. Om 18:39:44 uur verlaat zeer waarschijnlijk verdachte de roti-zaak en loopt richting de pilaren van het viaduct. Daar raapt hij iets op, vermoedelijk een boodschappentas. Om 18:40:17 uur steekt zeer waarschijnlijk verdachte het Abcouderpad over en loopt verder in noordwestelijke richting. Om 18:45:13 uur verlaat [slachtoffer 1] de snackbar en loopt richting het viaduct, alwaar hij weer met [naam 1] gaat praten. Om 19:01:54 uur loopt [slachtoffer 1] weg in noordwestelijke richting. [36] Om 19:02:10 uur is te zien dat [naam 1] nog onder het viaduct staat. Ook is te zien dat er iets oplicht en hij dat voor zijn gezicht houdt, vermoedelijk is dit een telefoon. Om 19:03 uur loopt [naam 1] uit beeld, richting de gevel en gaat vermoedelijk een pand binnen. Om 19:06 is [naam 1] weer te zien op de CCTR Holendrechtplein. Om 19:08 uur komt hij ook weer in beeld van de camera van de boksschool. [37]
Uit historische telefoongegevens blijkt het volgende. Om 19:01:25 uur wordt verdachte op zijn smartphone gebeld door [vriendin] . Dit gesprek duurt 15 seconden. De smartphone van verdachte maakt dan gebruik van de Cell-ID op het adres [adres] . Deze Cell-ID bevindt zich in de nabijheid van de plaats delict op het [adres] te Amsterdam. Opvallend is dat de Cell-ID op het adres Meibergdreef 9 dichterbij de hangplek gesitueerd is dan de Cell-ID op het adres [adres] en dat de Cell-ID op het adres [adres] dichterbij de uiteindelijke plaats delict op de [adres] gesitueerd is dan de Cell-ID op het adres Meibergdreef 9. Om 19:01:59 uur wordt [naam 1] gebeld door de telefoon van [vriendin] . Dit duurt 6 seconden en kennelijk komt er geen verbinding tot stand. Om 19:02:16 wordt [naam 1] wederom gebeld door de telefoon van [vriendin] . Dit gesprek duurt 23 seconden. Om 19:03:21 uur belt [naam 1] naar de Alcatel telefoon van verdachte. Dit gesprek duurt 1 seconde. Kennelijk is de telefoon dan uitgeschakeld en wordt het gesprek doorgeschakeld naar de voicemailcentrale. De telefoon van [naam 1] maakt gedurende voornoemde telefonische contacten gebruik van de Cell-ID op het adres Meibergdreef 9.
Om 19:06 uur ontvangt de 112 centrale van de politie Amsterdam een melding van de schietpartij op het [adres] . [38]
Om 19:07:11 en 19:07:52 uur belt het toestel van verdachte tweemaal naar het toestel van [vriendin] . Er vinden dan twee telefonische contacten plaats van respectievelijk 32 en 21 seconden. Om 19:09 uur stuurt verdachte via WhatsApp “bel” naar [vriendin] . Verdachte belt vervolgens vlak na dat bericht zelf naar [vriendin] . Er vindt dan een telefonisch contact van 12 seconden plaats. Om 19:11 uur belt [vriendin] naar verdachte, maar gezien de duur van 0 seconden vindt er geen gesprek plaats. Na 19:11 uur stopt de communicatie tussen de telefoons. Dit zou kunnen betekenen dat verdachte en [vriendin] vanaf dat moment samen zijn. [39] Om 19:14 uur wordt de Kia van [vriendin] geregistreerd door een camera van Vialis op de locatie afrit vanaf de Gooiseweg naar de A9 (Gaasperdammerweg) in de richting van de A2 te Amsterdam. Deze locatie bevindt zich op de route vanaf het [adres] naar de Rijksweg A9 richting [woonplaats] . Om 19:15:46 uur en 19:16:15 uur wordt het toestel van [naam 1] gebeld door het toestel van [vriendin] . Deze gesprekken duren respectievelijk 16 en 30 seconden. Om 19:48:02 uur is er internetverkeer met de smartphone van verdachte. Zijn smartphone maakt dan gebruik van de Cell-ID op het adres [adres] . Kennelijk is verdachte dan weer op zijn huisadres in [woonplaats] . [40] Het lijkt erop dat verdachte een telefoongesprek met [vriendin] en meerdere berichten naar [vriendin] van die avond op zijn telefoon verwijderd heeft. Ook [vriendin] lijkt één of meerdere telefoongesprekken met verdachte en [naam 1] van die avond op haar telefoon verwijderd te hebben. [41]
Om 19:51:17 uur zoekt verdachte op Google naar ‘crimesite’ en opent hij crimesite. Om 22:47:21 uur heeft hij het nieuwsbericht ‘Gewonde na schietpartij in Amsterdam-ZO’ van crimesite open staan. Om 22:52:51 en 22:55:53 heeft verdachte het nieuwsbericht ‘Gewonde bij schietpartij in woonwijk Zuidoost: politie zoekt schutter’ van AT5 open staan. Om 20:56:47 zoekt [vriendin] op Google naar ‘AT5 nieuws vandaag’ en op 20:56:51 uur zit zij op de AT5-site. Om 20:57:22 uur stuurt zij via WhatsApp naar [zus verdachte] ‘Stuur is die link’, waarop [zus verdachte] om 20:57:54 uur reageert ‘Welke link’. Om 20:57:57 uur heeft [vriendin] het nieuwsbericht ‘Gewonde bij schietpartij in woonwijk Zuidoost: politie zoekt schutter’ van AT5 open staan. Om 20:57:58 en 20:58:09 stuurt [zus verdachte] ‘Die adres bedoel je?’ ‘Of van AT5’. [vriendin] stuurt dan om 20:59:49 uur ‘Heb al’. [42]
De vertrouwelijke communicatie van [naam 1] is in de periode van 16 tot en met 18 februari 2018 opgenomen. Op 17 februari 2018 rond 11:15 uur zegt [naam 1] tegen een onbekend gebleven man [43] ‘Je weet toch wie [bijnaam 1] is toch?’. De onbekend gebleven man zegt dan ‘ [bijnaam 1] is, die heeft toch één oog?’ en [naam 1] ‘Jaaa’. [naam 1] zegt dan ‘Ja het was Chinees (fonetisch) … NTV … heeft op … NTV … gescho ( [naam 1] maakt het woord niet af) ... maar Chinees is lullo toch? Ik zie hem al … die stommerik’. [44] [slachtoffer 1] heeft een oogafwijking waarbij slechts één oog beweegt [45] en de bijnaam van [slachtoffer 1] is [bijnaam 1] . [46] Een bijnaam van verdachte is (de) Chinees. [47]
Op 17 februari 2018 omstreeks 17:15 uur zegt [naam 1] tegen ene [naam 3] ‘ [bijnaam 2] heeft veel stomme dingen gedaan .. je weet toch? Die zit vast toch?’. [naam 3] zegt dan: ‘zit hij weer vast?’. [naam 1] zegt daarop: ‘Ik heb gehoord dat hij het is geweest die daar op [slachtoffer 2] heeft geschoten’ en even later ‘ehmm ehmm .. heel veel stomme dingen gedaan .. maar nu moeten ze niet komen “matchen” en zeggen dat ik .. je weet toch [bijnaam 3] ’ ‘want laatst liep ik met hem rond .. dat men niet gaat denken dat ik euh .. geen gekke dingen .. of niet?’. Een bijnaam/roepnaam van verdachte is [bijnaam 2] . [48]
Omstreeks 17:50 uur zegt [naam 1] tegen NNM5 ‘Jaaa, van China, vandaag …….. gisteren ….’. NNM5: zegt daarop ‘Watte?’. [naam 1] : ‘ [bijnaam 4] ’. NNM5: ‘Wat is ermee?’ [naam 1] : ‘Die tori toch’. NNM5: ‘Die laatste?’ [naam 1] : ‘D’r voor’. NNM5: ‘Ohja’. [naam 1] : ‘Heb die man foto’s alle shit laten zien maar die man kan niet zeggen, is vriend. Die man kijkt door, die man denk hé? Oh God damned hoe dan?’ en even later ‘Ik heb die man uitgelegd, dat.. .. die tori gaan doen, dat ding is een probleem, wanneer het uitkomt, je zet jezelf in de problemen. Die man zegt, ik ben in probleem, ik zit al in probleem. Ik zeg, hoe heet het, ik bemoei niet meer. Ik ga je zeggen. Die man, door die kanker hoer G, die man ging doms.’
Omstreeks 20:50 uur zegt [naam 1] tegen NNM27: ‘Een paar maatjes van hem kwamen met foto’s.’ en NNM27: ‘van [bijnaam 2] ?’ [naam 1] : ‘Ja’ en 5 minuten later ‘ [bijnaam 4] (fonetisch) wijst mij gewoon die picca van die man (niet te verstaan) ik kijk gewoon uuh’.
Een half uur later, omstreeks 21:25 uur, zegt [naam 1] tegen NNM ‘Je weet toch die “pipa” waar die heeft geschoten mee toch?’ NNM: ‘Hmm’. [naam 1] : ‘Is ie ook op [slachtoffer 2] (fonetisch) gaan schieten ermee. Als ze die “pipa” hebben gevonden, is ie meteen de lul.’ Iets later zegt NNM ‘Die man is volgens mij net 25 man’. [49]
Op 12 juni dan wel 4 oktober 2018 is verdachte in de P.I. in gesprek met NN. Verdachte zegt dan ‘Ik heb zelf een mattie, … van mij, ..waarmee ik werk. Ik heb zijn Niffo gepopt ruman (broer).’ NN: ‘Ja man’. Verdachte: ‘Maar hij moest eigenlijk ook… Maar je weet toch ook, …..het was mislukt!’ [50]
Verklaringen van [slachtoffer 1]
heeft direct na het incident tegen de ter plaatse gekomen politieagenten gezegd ‘Ik weet niet wie het was. Ik ken hem niet.’ en een dag later ‘Hij had zijn capuchon helemaal dicht gemaakt, dus ik kon zijn gezicht niet zien’. Een paar dagen later, op 21 januari 2018, krijgt hij bezoek en gaat hij beredeneren wie de schutter geweest kan zijn. Op 25 januari 2018 belt hij in aanwezigheid van de politie een kennis van hem bijgenaamd “ [bijnaam 5] ” en vraagt hem hoe de schutter heet, waarop [bijnaam 5] ‘ [bijnaam 2] ’ zegt. Vervolgens vindt op 30 maart 2018 een fotoconfrontatie plaats, waarbij [slachtoffer 1] verdachte als de schutter herkent. Een jaar later, op 20 mei 2019, verklaart [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat hij in het ziekenhuis slechts één keer verhoord is, hij niet van anderen gehoord had wie de schutter was en hij [bijnaam 5] niet om de naam van de schutter gevraagd had.
Gelet op de hiervoor beschreven gang van zaken, waarbij [slachtoffer 1] inconsistent en tegenstrijdig verklaart, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] ten aanzien van het herkennen van de schutter onvoldoende betrouwbaar en daarmee niet bruikbaar zijn voor het bewijs. De rechtbank kan, mede gelet op de BOB-stukken, niet uitsluiten dat anderen al een foto van verdachte aan [slachtoffer 1] getoond hadden op het moment dat hem door de politie een foto van verdachte wordt voorgehouden en hij diens naam al van anderen had gehoord.
De rechtbank ziet echter geen redenen om aan de eerste verklaringen van [slachtoffer 1] over het signalement van de schutter te twijfelen en zij acht om die reden zijn verklaring hieromtrent van 19 januari 2018 betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Paallocaties en historische verkeersgegevens
De rechtbank leidt uit de paallocaties waarop de telefoon van verdachte aanstraalt af dat verdachte zich tussen 17:50 uur en 19:01 uur van de omgeving van de Meibergdreef 9 af naar de omgeving van de [adres] (en dus vermoedelijk richting de plaats delict) toe heeft bewogen. Dit wordt ondersteund door de camerabeelden op het Holendrechtplein (dat zich dichter bij de zendmast op de Meibergdreef dan de zendmast op de [adres] bevindt) waarop is te zien dat verdachte rond 18:40 uur in noordwestelijke richting (de richting van zowel de [adres] als het [adres] ) loopt. Aan het bewijs draagt ook bij dat verdachte, [vriendin] en [naam 1] , nadat [slachtoffer 1] het Holendrechtplein heeft verlaten en voordat [slachtoffer 1] wordt neergeschoten, intensief belcontact hebben. Dit past in het beeld dat verdachte wordt geïnformeerd over het vertrek van [slachtoffer 1] .
Direct na de schietpartij belt verdachte in een tijdsbestek van 4 minuten drie keer naar [vriendin] en zij één keer naar hem. Kennelijk zochten zij dringend contact met elkaar. Nu zij kort daarna samen in de Kia zijn gezien, ligt het in de rede dat dit contact erop gericht was dat [vriendin] verdachte ergens moest oppikken. Deze omstandigheden, waarvoor verdachte geen alternatieve uitleg heeft gegeven, dragen bij aan de overtuiging dat verdachte kort na het verlaten van de plaats delict contact heeft opgenomen met [vriendin] om hem op te pikken en weg te rijden.
OVC-gesprekken van [naam 1]
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] vlak voor de schietpartij veel contact met verdachte en [vriendin] had. Het lijkt er daarom op dat [naam 1] mogelijk ook een rol heeft gespeeld bij de poging om [slachtoffer 1] te liquideren, maar op basis van het dossier is niet vast te stellen wat voor rol dit is geweest. Het maakt wel dat hetgeen [naam 1] in de heimelijk opgenomen gesprekken met verschillende (grotendeels onbekend gebleven) personen bespreekt, met de nodige behoedzaamheid moet worden beschouwd. Van belang is dat [naam 1] naar het oordeel van de rechtbank de indruk wekt vrijuit te spreken en zich schijnbaar onbespied voelt. Zo geeft hij in de hiervoor genoemde OVC-gesprekken aan dat hij bang is dat het een en ander wordt ‘gematcht’, aangezien verdachte laatst nog met hem liep. Hij is verontwaardigd dat verdachte met ‘dezelfde pipa op [slachtoffer 2] ’ is gaan schieten, terwijl verdachte ‘meteen de lul is’ als ‘de pipa’ wordt gevonden. De rechtbank gaat ervan uit dat met “ [slachtoffer 2] ” wordt gedoeld op [slachtoffer 2] , het slachtoffer uit zaak B. Uit de context van het gesprek wordt weliswaar niet duidelijk bij welke gelegenheid het wapen ook is gebruikt, maar nu er in de OVC-gesprekken door [naam 1] veelvuldig wordt gesproken over de schietpartij op [slachtoffer 1] , lijkt hij daarop te doelen. Aan de betrouwbaarheid van deze uitlatingen van [naam 1] draagt in belangrijke mate bij dat uit NFI-onderzoek is gebleken dat bij het neerschieten van [slachtoffer 1] en de bedreiging van [slachtoffer 2] inderdaad hetzelfde wapen is gebruikt. Nu in zaak B bewezen wordt geacht dat verdachte [slachtoffer 2] heeft bedreigd door met de Skorpion te schieten, zodat ook dat onderdeel van de uitlating van [naam 1] klopt, acht de rechtbank ook het onderdeel dat [naam 1] daaraan toevoegt, namelijk dat bij het neerschieten van [slachtoffer 1] niet alleen sprake was van hetzelfde wapen maar ook van dezelfde schutter, voldoende geloofwaardig.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat bij de bij de schietpartij op 26 januari 2018 in een buurthuis op Wittenburg, waarvan verdachte thans ook verdacht wordt, een Skorpion is gebruikt.
OVC-gesprek van verdachte
De rechtbank is het met de raadsman eens dat de datum van het OVC-gesprek van verdachte niet duidelijk is. Dit doet echter niet af aan de inhoud van het gesprek en de betrouwbaarheid daarvan.
Zoekslagen mobiele telefoons
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, de zoekslagen op de telefoons van verdachte en [vriendin] wel degelijk belastend, nu uit hun telefoongegevens niet blijkt dat zij na de schietpartij door iemand over de schietpartij zijn geïnformeerd. Kennelijk zijn zij dus op eigen initiatief, zodra zij thuis waren, naar nieuws gaan zoeken en hebben zij slechts nieuws over de schietpartij op [slachtoffer 1] geopend. Het had op de weg van verdachte gelegen om een alternatieve bron van die kennis naar voren te brengen, althans een reden aan te voeren om direct na thuiskomst op nieuwssites op zoek te gaan naar informatie betreffende de schietpartij.
Signalement
Over het signalement van de schutter overweegt de rechtbank het volgende. Ten tijde van de schietpartij was het buiten donker. Kleuren worden in het donker veelal beschreven in nuances tussen wit en zwart. Een donkerblauwe jas kan afhankelijk van de omstandigheden, bijvoorbeeld de belichting en de positie van de waarnemer, als grijs worden gezien. Niet uit te sluiten valt dat een getuige deze jas in het schijnsel van een straatlantaarn zelfs als lichtgrijs heeft waargenomen. Het signalement dat de getuigen opgeven is te weinig eenduidig en concreet om als belastend aan te merken, maar ontlastend is het evenmin.
Conclusie
De rechtbank heeft in zaak B bewezen verklaard dat verdachte met een Skorpion een schot heeft gelost. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat in zaken A en B met dezelfde Skorpion is geschoten. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte op 18 januari 2018 met diezelfde Skorpion op [slachtoffer 1] heeft geschoten. De rechtbank beantwoordt die vraag, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, positief. Kort samengevat komen die bevindingen er op neer dat:
- op camerabeelden te zien is dat verdachte kort voor de schietpartij met een tas in de richting van de plaats delict loopt;
- [naam 1] telefonisch contact met verdachte zoekt direct nadat [slachtoffer 1] wegloopt richting de plaats delict;
- de telefoon van verdachte rond het moment van het schietincident aanstraalt op een zendmast met een bereik waar de plaats delict onder valt;
- er kort voor en na het schietincident intensief telefonisch verkeer plaatsvindt tussen verdachte, [naam 1] en [vriendin] ;
- er is geschoten met een vuurwapen dat enkele weken later door verdachte is gebruikt in een confrontatie met [slachtoffer 2] ;
- verdachte en zijn vriendin [vriendin] zeer kort na de schietpartij op [slachtoffer 1] nieuwsberichten daarover (en alleen daarover) lezen op hun telefoons;
- [naam 1] in heimelijk opgenomen gesprekken verdachte aan lijkt te wijzen als de schutter en daarbij beschikt over informatie (bij de schietpartij op [slachtoffer 2] is hetzelfde wapen gebruikt als bij de schietpartij op [slachtoffer 1] ) die ondersteuning vindt in objectief forensisch bewijs uit het dossier (de vergelijking van de gebruikte munitie);
- verdachte in een gesprek in de P.I. aan iemand vertelt dat hij de Niffo van een mattie met wie hij werkt heeft gepopt en dat het is mislukt.
Alhoewel de voornoemde bevindingen ieder op zich beschouwd onvoldoende zijn om verdachte als schutter aan te wijzen, laten ze in onderlinge samenhang beschouwd naar de overtuiging van de rechtbank geen andere conclusie toe dan dat verdachte op 18 januari 2018 [slachtoffer 1] heeft beschoten met een Skorpion machinepistool.
De tweede vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of sprake was van voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (HR 28 februari 2012, NJ 2012/518). Daarbij vormt, aldus de Hoge Raad, de vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar dit hoeft de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] in ieder geval een kwartier lang opgewacht en heeft minstens 14 keer met een automatisch vuurwapen op [slachtoffer 1] geschoten. [slachtoffer 1] zelf heeft op 19 januari 2018 verklaard dat er meteen op hem werd geschoten. Op de camerabeelden is geen ruzie te zien en ook getuigen verklaren niet over een voorafgaande ruzie of worsteling. De tijd en gelegenheid voor nadenken hebben verdachte niet tegengehouden. Contra-indicaties dat de verdachte ondanks die tijd toch geen tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken, zijn uit het dossier noch ter zitting gebleken. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en er kan dus worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde poging tot moord heeft gepleegd. Hoewel de rechtbank in het dossier aanwijzingen ziet dat andere personen bij de poging tot moord betrokken waren, kan de rechtbank dat en de wijze van betrokkenheid niet met voldoende zekerheid vaststellen. Verdachte zal daarom van het onderdeel medeplegen worden vrijgesproken.
3.3.
Zaak C
3.3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, heeft onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat uit het proces-verbaal over de camerabeelden blijkt dat verdachte geweld heeft gepleegd. Te zien is dat verdachte personen vastpakte en min of meer (met zijn vrienden) insloot. Ook is het slaan en schoppen door verdachte zichtbaar op de beelden. Het geweld werd in vereniging gepleegd, nu de medeverdachten ook geweld pleegden en er duidelijk als groep werd opgetreden. Bovendien vond het geweld plaats op de openbare weg.
Voorts heeft de officier van justitie verzocht om verdachte van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld vrij te spreken. Het verband tussen het wegnemen van de jas (door een ander dan verdachte) en de door verdachte gepleegde geweldshandelingen kan niet bewezen worden.
Tot slot heeft de officier van justitie verzocht om verdachte van het onder 3 ten laste gelegde (het voorhanden hebben van 3 wapens en 32 patronen van categorie III) vrij te spreken. De wapens lagen in tassen dan wel in kasten en op de wapens is geen DNA van verdachte aangetroffen. Ten aanzien van het wapen van het merk Taurus zit er wel een filmpje van een paar dagen eerder in het dossier, waarop te zien is dat verdachte niet lijkt te schrikken wanneer iemand het wapen op hem richt. Hoewel het Openbaar Ministerie de overtuiging heeft dat verdachte wist van de wapens in de kamer, is de enkele aanwezigheid van verdachte in die kamer onvoldoende voor een bewezenverklaring.
3.3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. S.J. Römer, heeft onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat uit het proces-verbaal over de camerabeelden volgt dat verdachte zich ten tijde van het uittrekken van de jas van [slachtofer 3] niet in diens nabijheid bevond. Ook verder zijn er geen aanwijzingen dat verdachte zich op enige andere wijze heeft bemoeid met het wegnemen of wegwerken van de jas. Enige nauwe en bewuste samenwerking met verdachte kan niet worden vastgesteld, waardoor verdachte van de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld vrijgesproken dient te worden.
Wat betreft de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging valt op dat verdachte en [slachtofer 3] vanaf het begin van de kortstondige vechtpartij alleen stonden en niemand zich ermee bemoeide. Op de camerabeelden is niet te zien dat iemand anders tegen [slachtofer 3] geweld gebruikte. Daarnaast wordt niet gerelateerd dat door één van de vrienden van verdachte iets werd geroepen of dat er werd aangemoedigd. Dat maakt dat niet kan worden gesteld dat sprake was van een geweldpleging in vereniging, hetgeen vereist is voor een openlijke geweldpleging. Een eenvoudige mishandeling is niet ten laste gelegd.
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich van de aanwezigheid van de wapens van de merken Zastava en Tanfoglio bewust was, dan wel beschikkingsmacht over (alle drie) de wapens had.
3.3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.3.1. Vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht de diefstal met geweld (het onder 1 ten laste gelegde) en het voorhanden hebben van 3 wapens en 32 patronen van categorie III (het onder 3 ten laste gelegde) niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
3.3.3.2. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [slachtofer 3] (hierna: [slachtofer 3] ) was op 11 december 2017 ‘s nachts met vrienden op het Leidseplein te Amsterdam. Toen zij een taxi wilden pakken, stond er een groep jongens voor de taxi. Eén van de jongens gaf [slachtofer 3] met twee handen een duw, waardoor hij met zijn rug tegen de taxi viel. Vervolgens sloeg die jongen met kracht in de richting van zijn hoofd en voelde [slachtofer 3] dat diens hand tegen zijn rechteroor kwam. Hij voelde direct een hevige pijnscheut. [slachtofer 3] vroeg waarom hij dit deed. Hierop herhaalde de jongen zijn slaande beweging. Wederom voelde [slachtofer 3] dat de slag tegen zijn rechteroor kwam en voelde hij een hevige pijnscheut. [51]
De beelden van de gemeentecamera’s die gericht zijn op de taxistandplaats zijn door verbalisant [verbalisant] bekeken en beschreven. Wanneer [slachtofer 3] en zijn twee vrienden in gesprek met de taxichauffeur zijn, komt verdachte, gevolgd door vier jongens, aan gelopen. [52] Verdachte is dan met zijn vinger aan het wijzen. Kennelijk doet hij dit om zijn woorden kracht bij te zetten. Hij praat hoogst waarschijnlijk tegen [vriend] , een vriend van [slachtofer 3] . [53] Vervolgens pakt verdachte een vriend van [slachtofer 3] vast. Medeverdachte [medeverdachte 2] bemoeit zich hiermee. Hij staat er bij en voorkomt het niet. Twee anderen uit de groep van vijf richten zich dan op [slachtofer 3] en trekken zijn jas uit. Verbalisant [verbalisant] ziet dat een jongen met een zwart mutsje [slachtofer 3] pootje haakt, waardoor hij een klein beetje zijn balans verliest, maar op de been blijft. Een andere jongen, met een gekleurde capuchon op, trekt daarna de jas van [slachtofer 3] uit. [54] Vervolgens maakt verdachte een slaande beweging met zijn rechterarm richting het hoofd van [vriend] . Verdachte blijft hem opzoeken, zonder dat daar op de beelden een aanleiding voor te zien is. Verdachte schopt hem met zijn linkerbeen en geeft hem een zogeheten ‘lowkick’. Verdachte draait zich daarna van [vriend] af en zonder dat er op de beelden een duidelijke aanleiding voor te zien is, richt hij zich op [slachtofer 3] . Hij geeft [slachtofer 3] met zijn rechterhand een klap tegen zijn hoofd. Het lijkt er op alsof hij dit met zijn vlakke hand doet. Even later geeft verdachte hem weer een klap met zijn rechterarm, maar [slachtofer 3] weet deze slag af te weren. In dezelfde seconde slaat verdachte [slachtofer 3] nogmaals, maar raakt hem dan wel tegen het hoofd. Dit keer met zijn linkerhand. [slachtofer 3] probeert af te weren en te ontwijken. Verdachte probeert [slachtofer 3] nogmaals te raken. Dit lijkt niet te lukken. Dan duwt hij [slachtofer 3] weg, waardoor [slachtofer 3] uit het beeld van de camera raakt. De jongen die de jas van [slachtofer 3] had afgepakt, draagt deze nog. Verdachte stapt dan met zijn 4 metgezellen in een taxi. Vervolgens worden zij er door agenten één voor één uitgehaald. [55]
Conclusie
De rechtbank acht, anders dan de raadsman, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, bewezen dat verdachte samen met anderen openlijk geweld tegen [slachtofer 3] heeft gepleegd. De groep van verdachte heeft op verschillende momenten met verschillende deelnemers geweld tegen [slachtofer 3] en zijn vrienden gepleegd. Door [slachtofer 3] te duwen en tegen zijn hoofd te stompen, heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage aan dat geweld geleverd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte:
Zaak A
op 18 januari 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg naar voornoemde [slachtoffer 1] is toegegaan en meerdere malen met een automatisch vuurwapen heeft geschoten op voornoemde [slachtoffer 1] , waarbij voornoemde [slachtoffer 1] werd geraakt in zijn buik, been, arm en hand, zulks terwijl voornoemd misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
1. op 9 februari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door eenmaal met een vuurwapen te schieten;
2. op 9 februari 2018 te Amsterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk CZ, model Vz61 Skorpion, kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
Zaak C
2. op 11 december 2017 te Amsterdam met anderen, op of aan de openbare weg, het Leidseplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtofer 3] , immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders
- voornoemde [slachtofer 3] aan de kleding vastgepakt en vervolgens de jas van voornoemde [slachtofer 3] losgemaakt en uitgetrokken en
- voornoemde [slachtofer 3] tegen een taxi geduwd en
- voornoemde [slachtofer 3] tegen het hoofd gestompt.
De rechtbank baseert deze beslissing op de in rubrieken 3.1.3, 3.2.3 en 3.3.3 weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebruikte bewijsmiddelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Zaak A
Verdachte heeft op 18 januari 2018 met een automatisch vuurwapen van het merk Skorpion gepoogd om [slachtoffer 1] te liquideren. [slachtoffer 1] is in zijn buik, been en arm geraakt. Het is een wonder dat [slachtoffer 1] de aanslag heeft overleefd. Hij is zwaargewond naar het ziekenhuis afgevoerd en moest geopereerd worden. Aannemelijk is, gelet op de toestand waarin [slachtoffer 1] op straat werd aangetroffen, dat hij het schietincident zonder snel medisch ingrijpen niet zou hebben overleefd. Volgens de laatste stand van zaken zitten er nog steeds twee kogels in zijn lever.
De aanslag is niet alleen ingrijpend geweest voor [slachtoffer 1] . Ook voor de bewoners van het [adres] is de aanslag een heftige gebeurtenis geweest. Rond 7 uur ‘s avonds is in hun woonwijk 14 keer geschoten. Er hadden zo maar meer slachtoffers kunnen vallen. Het meedogenloze en levensgevaarlijke handelen van verdachte heeft naar alle waarschijnlijkheid gevoelens van angst en onveiligheid bij de buurtbewoners en vele andere mensen in de samenleving opgeroepen. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De liquidatiegolf in Amsterdam gaat maar door. Dit dwingt de rechtbank hoge gevangenisstraffen op te leggen. Mogelijk dat daar uiteindelijk een preventief effect vanuit gaat, zodat kan worden voorkomen dat steeds opnieuw mensenlevens worden verwoest en de inwoners van Amsterdam met vuurwapengeweld in hun woonomgeving worden geconfronteerd. De omstandigheid dat [slachtoffer 1] de aanslag heeft overleefd maakt het meedogenloze handelen van verdachte ook niet minder ernstig en de noodzaak tot bescherming van de maatschappij tegen verdachte niet minder groot.
De rechtbank acht voor de poging tot moord op [slachtoffer 1] een gevangenisstraf van 14 jaar als uitgangspunt passend en noodzakelijk. Daarbij is dan nog geen rekening gehouden met de andere zaken en de justitiële documentatie van verdachte.
Zaak B
Drie weken later, op 9 februari 2018, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging door samen met [medeverdachte 1] gewapend naar de ex van zijn vriendin, [slachtoffer 2] , toe te gaan en een schot (met diezelfde Skorpion) te lossen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij door zijn handelwijze [slachtoffer 2] angst heeft aangejaagd. Ook hier werd het schot in een woonwijk gelost en zijn verschillende personen ongewild getuige geweest.
Zaak C
Tevens heeft verdachte zich in 2017 met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging op het Leidseplein. Door [slachtofer 3] te duwen en meermalen tegen het hoofd te stompen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtofer 3] en angst bij hem veroorzaakt. Daarnaast brengt een dergelijk feit ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Strafverzwarend is dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 december 2019 eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Zo heeft verdachte in 2015 een pistoolmitrailleur voorhanden gehad en is hij in 2012 wegens diefstal met geweld veroordeeld. Bovendien liep verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in een proeftijd. Die eerdere veroordelingen en proeftijd hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de in het dossier aanwezige rapporten over verdachte. Verdachte heeft niet willen meewerken aan Pro Justitia- en reclasseringsrapporten, heeft zich eerder aan reclasseringstoezicht onttrokken en heeft tweemaal zijn enkelband doorgeknipt. Het beeld is hierdoor dat verdachte doelbewust voor een criminele carrière heeft gekozen en niet of nauwelijks is gemotiveerd om dit te veranderen. De rechtbank vreest dan ook het ergste voor de toekomst en acht het noodzakelijk de maatschappij langdurig tegen hem te beschermen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarend opzicht mee.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. De straf is lager dan door de officieren van justitie gevorderd, aangezien de rechtbank - anders dan de officieren van justitie - in zaak B niet ‘het medeplegen van een poging tot doodslag’, maar het ‘medeplegen van een bedreiging tegen het leven gericht’ bewezen acht.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Zaak A
1. STK Huls
-
5517910
2. 1.00 STK Huls
-
5517912
3. 1.00 STK Huls
-
5517917
4. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517920 (huls bordje 11)
5. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517923
6. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517926
7. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517930
8. 1.00 STK Huls
-
5517899
9. 1.00 STK Huls
-
5517905
10. 1.00 STK Huls
-
5517906
11. 1.00 STK Huls
-
5517908
Zaak B
4. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5233972
5. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5233990
6. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5233991
7. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5233992
8. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5233996
9. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5233997
10. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5234010
11. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY curve
5234011
12. 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG
5234013
13. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5234014
14. 1.00 STK Accu
BLACKBERRY
5234023
15. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5234029
16. 1.00 SET Handschoen
-
5234034
17. 1.00 STK Schoenen
NIKE AIRMAX
5529438
18. 1.00 STK Patroonhouder
-
5529009
19. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5528798
20. 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 7360
5529429
21. 1.00 STK Zaktelefoon
APPLE Iphone
5528802
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben verzocht om alle in beslag genomen voorwerpen onder zaak A te vernietigen. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen onder zaak B, hebben zij verzocht om de patroonhouder (nummer 18) te vernietigen en de overige in beslag genomen voorwerpen aan verdachte terug te geven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over de in beslag genomen voorwerpen uitgelaten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt als volgt. Aangezien met behulp van de in beslag genomen voorwerpen met nummers 1 tot en met 11 (zaak A) en nummer 18 (zaak B) het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer. De overige in beslag genomen voorwerpen kunnen worden teruggegeven aan verdachte.

9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (zaak A)

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 1.720,- aan vergoeding van materiële schade en
€ 40.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de benadeelde partij voor de posten ‘kledingschade’ (€ 200,-) en ‘eigen risico 2019’ (€ 385,-), wegens onvoldoende onderbouwing, niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren en de vordering voor het overige toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft - in verband met de door hem bepleite vrijspraak - verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De advocaat van de benadeelde partij heeft, in aanvulling op de vordering, aangegeven dat de kleding wegens kogelgaten vervangen moest worden.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. Anders dan de officieren van justitie acht de rechtbank het aannemelijk dat de benadeelde partij gegeven de kogelgaten in zijn buik, been en arm, kledingschade had en dat hij het eigen risico van 2019 aan zijn zorgverzekeraar moest betalen.
Ten aanzien van de omvang van de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de immateriële schade mede ziet op een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en ernstige depressieve klachten. Het lijdt geen twijfel dat de psychische gevolgen van de aanslag ernstig zijn geweest. Maar vast staat ook dat [slachtoffer 1] al sinds 2001 lijdt aan een PTSS als gevolg van een eerdere schietpartij waarbij hij in zijn rechteroog is geschoten. Hij is daarvoor in 2001 en 2003 behandeld en toen al is een chronische PTSS geconstateerd. In de periode 2015-2018 is [slachtoffer 1] behandeld voor depressieve klachten. In 2018 waren deze klachten gedeeltelijk in remissie. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat zowel de PTSS als de depressie in versterkte vorm zijn teruggekomen na de aanslag maar dat neemt niet weg dat de voedingsbodem daarvoor al veel eerder was gelegd. De huidige psychische klachten zijn dus maar ten dele aan te merken als het gevolg van de beschieting door verdachte. Vast staat wel dat deze klachten, die in remissie waren, na de beschieting fors zijn toegenomen en dat het huidige psychische ziektebeeld ernstig is. [slachtoffer 1] denkt vaak aan het schietincident, dat dicht bij zijn huis is gebeurd. Hij wil verhuizen en gaat alleen naar buiten als het noodzakelijk is. Hij kan geen bloed zien en dus geen vlees bereiden. Hij heeft vaak het idee dat er iemand op hem afrent met een pistool. Hij slaapt slecht en weinig en wordt drie tot vier keer per week bezweet wakker. Zijn depressieve klachten uiten zich vooral in boosheid en agressieve gedachten. Hij ervaart geen interesse, geen plezier en heeft ernstige concentratieproblemen. Hij heeft zichzelf tijdens het incident in een kist gezien. Volgens zijn behandelend psychiater zijn zijn stemming en affect somber. De psychiater heeft een ernstige PTSS en een ernstige depressieve stoornis bij [slachtoffer 1] geconstateerd. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] 14 of 15 keer is geopereerd, er is een stuk darm bij hem weggehaald en er zitten nog twee kogels in zijn lever die wellicht nog moeten worden verwijderd. Hij heeft een infectie opgelopen waarvoor hij vier weken via een infuus antibiotica heeft gekregen. Zijn linker hand en arm kon hij beperkt bewegen, hij heeft daarvoor moeten revalideren. Door de wonden kon hij lang niet goed liggen en heeft hij zittend moeten slapen. Al met al begroot de rechtbank de immateriële schade die is aan te merken als het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder A op € 25.000,-. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de daarover te berekenen wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 18 januari 2018 tot het moment van betaling.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder zaak A bewezen geachte is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 26.720,- (zesentwintigduizendzevenhonderdtwintig euro)
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling (TUL) (behorende bij zaak B)

Bij de stukken bevindt zich de op 22 februari 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/741046-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 26 juni 2015 van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 3 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De officieren van justitie hebben verzocht de vordering toe te wijzen.
De raadsman, mr. S.J. Römer, heeft verzocht de vordering af te wijzen en kort gezegd het volgende aangevoerd. De rechtbank Gelderland heeft op 14 januari 2020 een persbericht uitgebracht over tenuitvoerleggingen na de invoering van de wetswijziging van 1 januari 2020, genaamd Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB). Het gevolg van deze wet is dat beslissingen in eerste aanleg tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling wegens overtreding van de algemene voorwaarde meteen onherroepelijk en executeerbaar zijn, ook in het geval hoger beroep wordt ingesteld tegen de veroordeling voor dat nieuwe strafbare feit. De rechtbank Gelderland is tot de conclusie gekomen dat de tenuitvoerlegging nu in strijd is geworden met artikelen 5 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), waarin onder meer het recht op een eerlijk proces is gewaarborgd. Dit maakt dat zij alle vorderingen tot tenuitvoerlegging zal afwijzen tot de wetgever hier verandering in brengt of nadere uitleg over geeft.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank gedurende de proeftijd van de eerdere voorwaardelijke veroordeling schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank stelt vast dat de bovengenoemde problematiek thans onderwerp is van discussie en dat rechtbanken hier verschillend mee omgaan. Deze discussie lijkt zich op redelijk korte termijn te zullen uitkristalliseren nu de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft aangekondigd cassatie in het belang der wet in te zullen stellen tegen voornoemde uitspraken van de rechtbank Gelderland. Ongeacht het antwoord op de vraag of de nieuwe wetgeving omtrent de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen strijdig is met het EVRM, acht de rechtbank het, gelet op voornoemde discussie, van belang dat de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet plaatsvindt voordat deze zaak onherroepelijk is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden pas ten uitvoer zal worden gelegd indien in de zaak met parketnummer 13/654016-18 sprake is van een onherroepelijke veroordeling. De tenuitvoerlegging zal op die manier in ieder geval niet in strijd zijn met de artikelen 5 en 6 van het EVRM.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 141, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en Munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak B onder 1 primair ten laste gelegde en het onder zaak C onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A, het onder zaak B onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde én het onder zaak C onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A
poging tot moord;
ten aanzien van zaak B
1. medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
ten aanzien van zaak C
2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 16 jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Zaak A
1. STK Huls
-
5517910
2. 1.00 STK Huls
-
5517912
3. 1.00 STK Huls
-
5517917
4. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517920 (huls bordje 11)
5. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517923
6. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517926
7. 1.00 STK Munitie
projectiel
5517930
8. 1.00 STK Huls
-
5517899
9. 1.00 STK Huls
-
5517905
10. 1.00 STK Huls
-
5517906
11. 1.00 STK Huls
-
5517908
Zaak B
18. 1.00 STK Patroonhouder
-
5529009
Gelast de teruggave aan verdachte van:
Zaak B
4. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5233972
5. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5233990
6. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5233991
7. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5233992
8. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5233996
9. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5233997
10. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5234010
11. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY curve
5234011
12. 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG
5234013
13. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY BOLD
5234014
14. 1.00 STK Accu
BLACKBERRY
5234023
15. 1.00 STK Zaktelefoon
BLACKBERRY
5234029
16. 1.00 SET Handschoen
-
5234034
17. 1.00 STK Schoenen
NIKE AIRMAX
5529438
19. 1.00 STK Zaktelefoon
ALCATEL
5528798
20. 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 7360
5529429
21. 1.00 STK Zaktelefoon
APPLE Iphone
5528802
Vordering van de benadeelde partij (zaak A)
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot € 26.720,- (zesentwintigduizendzevenhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 26.720,- (zesentwintigduizendzevenhonderdtwintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 168 dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering TUL (13/741046-15) (behorende bij zaak B)
Gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, die bij vonnis van 26 juni 2015 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 13/741046-15, ten uitvoer zal worden gelegd indien in de zaak met parketnummer 13/654016-18 sprake is van een onherroepelijke veroordeling.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. H.J. Fehmers en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 februari 2020.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen uitlezen chatgesprekken telefoon [vriendin] met nummer 2018029559 van 21 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-68, en bijlage D1.
3.Idem, doorgenummerde pag. A1-68, A1-69 1e alinea en bijlagen A1-A3.
4.Proces-verbaal van bevindingen betreffende tapgesprekken 9 februari 2018 met nummer 9650340 van 8 mei 2018, doorgenummerde pag. P1-50, P1-57 en P1-58.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 18 september 2018, doorgenummerde pag. 0217, 3e alinea (dossier zaak A).
6.Proces-verbaal van bevindingen uitlezen chatgesprekken telefoon [vriendin] met nummer 2018029559 van 21 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-70.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2018029559 van 20 februari 2018, doorgenummerde pag. P1-038 en P1-039, 4e alinea, 1e-8e zin en 5e alinea, 1e en 5e zin.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met nummer 2018029559 van 10 februari 2018, doorgenummerde pag. A1.17 en A1-18, 7e alinea, 7e zin en 11e alinea, 2e-3e zin,proces-verbaal van bevindingen van verhoor verdachte met nummer 2018013448 van 19 september 2018, doorgenummerde pag. 0567, één na laatste alinea (dossier zaak A) en Proces-Verbaal van relaas, doorgenummerd pag. A1-J.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 3 september 2018, doorgenummerde pag. 212, 2e alinea, 7e-9e zin (dossier zaak A).
10.Proces-verbaal van relaas met nummer 2017029559 van 12 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-A, 2e alinea, 1e-2e zin.
11.Proces-verbaal van bevindingen betreffende tapgesprekken 9 februari 2018 met nummer 9650340 van 8 mei 2018, P1-50 en P1-59.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 3 september 2018, doorgenummerde pag. 212, 2e alinea, 13e zin (dossier zaak A).
13.Proces-verbaal van observatie vrijdag 9 februari 2018 van 12 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-36 en A1-37.
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 3 september 2018, doorgenummerde pag. 212, 2e alinea, 14e zin (dossier zaak A).
15.Proces-verbaal van observatie vrijdag 9 februari 2018 van 12 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-36.
16.Proces-verbaal van observatie vrijdag 9 februari 2018 van 12 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-36 en A1-37.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met nummer 2018029559 van 10 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-17, A1-18, 1e alinea, 5e alinea, 6e alinea 1e en laatste zin, 7e alinea 2e, 6e en 7e zin, 8e alinea 1e, 3e 5e en 6e zin, 9e alinea 2e en 3e zin.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 18 mei 2018, doorgenummerde pag. 5, 5e alinea 1e zin en 4e alinea, 16e-18e zin.
19.Proces-verbaal van bevindingen omtrent eerdere verklaringen van de getuige Dipai met nummer 018029559 van 28 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-093 en 097, 2e alinea laatste zin, 3e alinea laatste zin, 4e alinea 1e zin en 5e alinea laatste zin.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-11, 2e alinea 6e, 9e-11e zin en 3e alinea.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 18 mei 2018, doorgenummerde pag. 7, 3e alinea, 20e zin
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 10 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-11, 5e alinea, 1e-3e zin, 6e alinea en 7e alinea, 3e en 9e zin.
23.Proces-verbaal wapenonderzoek met nummer 2018029559 van 19 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-083 en A1-086, onder ‘itemnummer 5529016 – huls aangetroffen op trottoir’.
24.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018029559-9 van 10 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-3, 3e alinea en 4e alinea, 1e zin.
25.Proces-verbaal wapenonderzoek met nummer 2018029559 van 19 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-083 en A1-084 3e alinea, laatste zin en A1-085 1e alinea en 2e alinea, 1e zin.
26.Een geschrift, te weten een rapport van ing. R. Hermsen het Nederlands Forensisch Instituut genaamd ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op 9 februari 2018’, van 30 maart 2018, doorgenummerde pag. A1-0172, A1-0173, A1-0174, A1-0175 één na laatste alinea.
27.Proces-verbaal wapenonderzoek met nummer 2018029559 van 19 februari 2018, doorgenummerde pag. A1-086, onder ‘itemnummer 5529016 – huls aangetroffen op trottoir’.
28.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018013448-5 van 18 januari 2018, doorgenummerde pag. 0001, 2e-6e alinea en 002, 1e alinea..
29.Proces-verbaal sporenonderzoek met nummer PL1300-2018013448-15 van 30 januari 2018, doorgenummerde pag. 0017-0021.
30.Een geschrift, te weten een rapport van rapporteur W. Kerkhoff van het Nederlands Forensisch Instituut genaamd ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op 18 januari 2018’, van 7 maart 2018, doorgenummerde pag. 0477-0487.
31.Een geschrift, te weten een rapport van rapporteur ing. R. Hermsen van het Nederlands Forensisch Instituut genaamd ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam op 9 februari 2018’ van 30 maart 2018, doorgenummerde pag. A1-0172, A1-0173, A1-0174, A1-0176 vanaf ‘Hypothesestelling huls (AALG4649NL) en hulzen onder nummer 8952’, A1-0177 vanaf vraag 2 en A1-0179 (dossier zaak B).
32.Proces-verbaal van verhoor aangever met nummer 2018013448 van 19 januari 2018, doorgenummerde pag. 0109, 1e alinea.
33.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018013448-3 van 19 januari 2018, doorgenummerde pag. 0003;
34.Proces-verbaal van bevindingen: camerabeelden Holendrechtplein periode 18:30 uur tot kort voor schietincident met nummer 2018013448 van 5 maart 2018, doorgenummerde pag. 0156, 1e en 2e alinea, 0158, 2e alinea, 1e-5e zin en 0160, 1e alinea.
35.Proces-verbaal van de terechtzitting van 16 januari 2020.
36.Proces-verbaal van bevindingen: camerabeelden Holendrechtplein periode 18:30 uur tot kort voor schietincident met nummer 2018013448 van 5 maart 2018, doorgenummerde pag. 0160, 4e en 5e alinea, 0161, 0162, 0163, 0164 en 0165, 1e en 2e zin.
37.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 8 januari 2020, niet doorgenummerd, pag. 1-3.
38.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 3 september 2018, doorgenummerde pag. 0203, 0207 na de 1e alinea, 0208, 0209 tot en met één na laatste alinea en 0215, 4e en 5e zin.
39.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 13 september 2018, doorgenummerde pag. 0537 en 0539, 7e-9e alinea.
40.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 3 september 2018, doorgenummerde pag. 0209 laatste alinea, 0210,
41.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 13 september 2018, doorgenummerde pag. 0539, 5e en 6e en 8e alinea en 0540, onder ‘vergelijking met de historische gegevens’.
42.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 13 september 2018, doorgenummerde pag. 0536, 0539 één na laatste en laatste alinea, 0549, 0550, 0551, 0554, 0555, en 0556.
43.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 1 maart 2019, doorgenummerde pag. 0712.
44.Proces-verbaal met nummer 2018013448 van 17 september 2018, doorgenummerde pag. 0254, 1e en 2e alinea en 0257 1e-3e alinea en bijlage, pag.0370.
45.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 25 september 2018, doorgenummerde pag. 0584 en 0585.
46.Proces-verbaal met nummer 2018013448 van 17 september 2018, doorgenummerde pag. 0257, 2e alinea.
47.Proces-verbaal met nummer 2018013448 van 17 september 2018, doorgenummerde pag.0254, 5e en 6e alinea en 0257, 4e alinea.
48.Proces-verbaal met nummer 2018013348 van 25 januari 2018, doorgenummerde pag. 0146 en 0147.
49.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 1 maart 2019, doorgenummerde pag. 0713, 1e en 2e alinea, 0716 laatste zin, 0717, 718 1e en 2e zin en laatste alinea, 0719, 3e alinea, 0720, 3e alinea, 0749, 0752, 0753, 0770, 0771, 0774 en 0775.
50.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018013448 van 1 maart 2019, doorgenummerde pag. 0806.
51.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2017259513-1 van 11 december 2017, doorgenummerde pag. 0005, 006, 3e alinea en laatste alinea en 007, 1e en 2e alinea.
52.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017259513-17 van 11 december 2018, doorgenummerde pag. 0037 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017259513-6 van 12 december 2017, doorgenummerde pag. 0049 en 0052, 1e en 2e alinea.
53.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017259513-6 van 12 december 2017, doorgenummerde pag. 0052, laatste alinea.
54.Idem, doorgenummerde pag. 0055.
55.Idem, p. 0057 tot en met 0064.