Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De relevante feiten
Artikel 3.4: Het is Leninggever (VDH, rb) bekend dat Leningnemer ( [gerekstreerde] , rb) aankopen zal doen van kleding mede bestemd voor verkoop aan [ [gerekstreerde] ] welke sinds 15 april 2019 in surseance van betaling is. Daarbij zal Leningnemer aan [ [gerekstreerde] ] goederen leveren op consignatiebasis. Aflossing van de schuld door Leningnemer aan Leninggever is afhankelijk van de betaling van de leveringen door [ [gerekstreerde] ] aan Leningnemer. Mocht [ [gerekstreerde] ] in gebreke zijn met de betaling aan Leningnemer dan worden de verplichtingen van Leningnemer jegens Leninggever opgeschort tot dat betaling door [ [gerekstreerde] ] geschied is. Deze opschorting is niet alleen geldig voor hetgeen op basis van gedane leveringen welke gefactureerd zijn verschuldigd, maar ook over de waarde van de goederen welke aan [ [gerekstreerde] ] geleverd zijn maar nog niet gefactureerd zijn.
Artikel 4.1: indien zich gedurende de Looptijd van deze Overeenkomst van Geldlening één van de volgende omstandigheden voordoet, is hetgeen door Leningnemer uit hoofde van deze Overeenkomst van Geldlening aan Leninggever is verschuldigd, zonder enige sommatie of ingebrekestelling terstond en in zijn geheel opeisbaar in geval van: a) surseance van betaling en/of faillissement van Leningnemer dan wel een daartoe ingediend verzoek bij de betreffende rechtbank (…) c) een omstandigheid die naar het naar maatschappelijke maatstaven redelijk oordeel van Leninggever haar goede grond geeft te vrezen dat Leningnemer in de nakoming van haar verplichtingen uit deze Overeenkomst van Geldlening zal tekortschieten.
€ 315.000,= voor in consignatie gegeven kleding.