ECLI:NL:RBAMS:2020:966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
C/13/663390 / HA ZA 19-307
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige intrekking van KLM-pas van een schoonmaakster en zorgvuldigheidsnorm

Op 14 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een schoonmaakster, eiseres, en de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), gedaagde. De zaak betreft de onrechtmatige intrekking van de KLM-pas van eiseres op 13 februari 2018. KLM had de pas ingetrokken op basis van waarnemingen van een security officer, zonder grondig onderzoek te verrichten. De rechtbank oordeelde dat KLM in eerste instantie niet onzorgvuldig had gehandeld bij de intrekking, maar dat de weigering om de pas terug te geven na getuigenverhoren en een rechterlijke uitspraak onzorgvuldig was. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de reden van intrekking, wat KLM noopte tot heroverweging van haar beslissing. De rechtbank concludeerde dat KLM onrechtmatig handelde door de pas niet terug te geven, en dat de wisselende verklaringen van eiseres niet voldoende waren om de intrekking te rechtvaardigen. De rechtbank heeft KLM veroordeeld tot teruggave van de KLM-pas aan eiseres binnen veertien dagen, op straffe van een dwangsom, en heeft KLM ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/663390 / HA ZA 19-307
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 14 februari 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. P.P. Klokkers te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Klein Gunnewiek te Utrecht.
Partijen worden hierna [eiseres] en KLM genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 18 december 2019.
Tegenwoordig zijn mr. M.R.J. van Wel, rechter, en mr. H. Akbuz, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • mr. Klokkers voornoemd,
  • mw. [medewerkster gedaagde] , [functie] van KLM,
  • mr. Klein Gunnewiek voornoemd,
  • mr. E.C. Brussee, advocaat te Utrecht van KLM.
In deze zaak heeft heden een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan afzonderlijk proces verbaal wordt opgemaakt. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de volgende uitspraak gedaan, zakelijk weergegeven:

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of KLM onrechtmatig heeft gehandeld door de KLM-pas van [eiseres] op 13 februari 2018 in te trekken, en vervolgens of zij onrechtmatig handelt door tot op heden te weigeren deze pas weer aan [eiseres] ter beschikking te stellen.
1.2.
Dat KLM strikt beleid voert ten behoeve van de veiligheid is, mede gelet op de branche waarin zij opereert, begrijpelijk. Dit geldt in het bijzonder voor dit specifieke geval, waarin [eiseres] als werknemer van Klüh zonder dat sprake is van toezicht door KLM schoonmaakwerkzaamheden uitvoert in toestellen van KLM. Dat laat onverlet dat KLM, net als elk ander rechtssubject, een bepaalde zorgvuldigheid in acht moet nemen als zij gaat handelen in het rechtsverkeer.
1.3.
Tegen deze achtergrond heeft KLM niet onzorgvuldig gehandeld door op 13 februari 2018, op basis van de waarnemingen van één security officer van de Security Services van KLM (de heer [naam] ) tijdens een (steekproef)controle, haar KLM-pas in te trekken. Het zou zorgvuldiger zijn geweest als KLM grondiger onderzoek had verricht voorafgaand aan het nemen van een zo verstrekkende beslissing, terwijl er ook minder verstrekkende maatregelen, zoals een waarschuwing, mogelijk waren. Maar in beginsel mag KLM afgaan op de waarnemingen van haar security officers.
1.4.
KLM handelt gelet op de nieuwe omstandigheden echter onzorgvuldig door de KLM-pas niet weer aan [eiseres] te verstrekken. Op 19 juni 2018 en 17 september 2018 hebben immers voorlopig-getuigenverhoren plaatsgevonden, waarbij onder meer [eiseres] , haar collega’s en beide dienstdoende security officers, de heren [naam] en [naam] , ten overstaan van de kantonrechter zijn gehoord over wat zich precies op 13 februari 2018 heeft voorgedaan. Bij beschikking van 4 december 2018 heeft de kantonrechter vervolgens geoordeeld dat uit alle verklaringen niet valt af te leiden dat [eiseres] het kotszakje met nootjes van boord van het KLM-toestel heeft meegenomen. De kantonrechter heeft het door Klüh aan [eiseres] verleende ontslag op staande voet vernietigd en de vordering tot wedertewerkstelling toegewezen, waarbij de kantonrechter uitdrukkelijk heeft overwogen dat de KLM-pas [eiseres] ten onrechte is afgenomen. Hoewel KLM geen partij was in die procedure, noopte deze verklaringen en de beoordeling daarvan door een rechter haar ertoe om de door haar genomen maatregel te heroverwegen. Hierbij is van belang dat zij haar beslissing om de pas in te trekken heeft gebaseerd op de waarnemingen van één security officer. Inmiddels heeft echter op initiatief van [eiseres] grondiger onderzoek plaatsgevonden en zijn alle betrokkenen gehoord. Als dan vervolgens een rechter oordeelt dat de waarnemingen van deze ene security officer onvoldoende steun vinden in de verklaringen van andere betrokkenen en dat het intrekken van de pas ten onrechte is gebeurd, dan kan KLM niet volstaan met het blijven baseren van haar beslissing op deze waarnemingen of zich verschuilen achter een beleid dat een eenmaal ingenomen pas nooit wordt teruggegeven. Hier is sprake van communicerende vaten; als een partij zijn beslissing baseert op beperkt onderzoek zal deze partij bij nader uitvoeriger onderzoek eerder tot heroverweging van zijn aanvankelijke beslissing moeten overgaan, dan wanneer deze partij zijn beslissing al direct baseert op grondig onderzoek. Het is niet gebleken dat KLM is overgegaan tot heroverweging, althans dat deze heroverweging heeft geleid tot teruggave van de KLM-pas aan [eiseres] en dat is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de zorgvuldigheidsnorm die KLM in acht behoort te nemen.
1.5.
Dat [eiseres] wisselende verklaringen heeft afgelegd is, voor zover dat al vastgesteld kan worden, onvoldoende zwaarwegend om tot de conclusie te komen dat sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van (het gedrag van) [eiseres] . Dit verwijt is immers, voor wat betreft de inhoud van haar eerste verklaring, alleen gebaseerd op de verklaringen van de heer [naam] die in het Nederlands heeft gesproken met [eiseres] wat niet haar moedertaal is. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat deze taalbarrière tot verwarring of miscommunicatie heeft geleid, mede in ogenschouw genomen de omstandigheden waaronder zij haar eerste verklaringen heeft afgelegd, te weten na een fouillering in het bijzijn van haar collega’s. Aldus komt de rechtbank tot de conclusie dat dit verwijt onvoldoende is om na een zorgvuldige heroverweging het ingetrokken houden van de KLM-pas van [eiseres] te rechtvaardigen. KLM handelt daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] vanaf het moment dat zij op de hoogte is gebracht van de beschikking van de kantonrechter van 4 december 2018.
1.6.
De stelling van [eiseres] dat zij hierdoor materiële en immateriële schade heeft geleden, heeft zij in het licht van de gemotiveerde betwisting door KLM, onvoldoende toegelicht en onderbouwd. In zoverre zal dan ook niet de gevorderde verklaring voor recht worden afgegeven. Dit neemt echter niet weg dat toekomstige schade ook als schade in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan worden aangemerkt. De rechtbank acht het gelet op de door [eiseres] aangevoerde feiten en omstandigheden aannemelijk dat zij bij haar huidige werkgever Klüh of in het geval zij elders zou (moeten) solliciteren, schade zou kunnen lijden als gevolg van het onrechtmatig handelen van de zijde van KLM. Door de toe te wijzen teruggave van de KLM-pas zal deze schade zich echter niet verwezenlijken, zodat ook voor deze schade niet de gevorderde verklaring voor recht zal worden afgegeven.
1.7.
Gezien het voorgaande wordt alleen de gevorderde verklaring voor recht, dat KLM onrechtmatig handelt door te weigeren de KLM-pas aan [eiseres] wederom ter beschikking te stellen, toegewezen op de hierna te melden wijze. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. De rechtbank zal tevens bepalen dat KLM verplicht is om de KLM-pas aan [eiseres] terug te geven. Abusievelijk is op de zitting een teruggave-termijn van zeven dagen genoemd. Er zal echter aangesloten worden bij de gevorderde en niet-betwiste termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis. De rechtbank ziet aanleiding de veroordeling te versterken met een dwangsom zoals onbetwist is gevorderd, maar zal deze matigen en maximeren.
1.8.
De vordering van [eiseres] tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 598,95 (inclusief btw) wordt toegewezen, aangezien uit de overgelegde correspondentie volgt dat de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren terwijl de (hoogte van de) gemaakte kosten onvoldoende zijn betwist.
1.9.
KLM dient tevens de kosten van deze procedure te voldoen, vermeerderd met de niet betwiste wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling. Die kosten komen aan de zijde van [eiseres] neer op:
  • griffierecht € 81,00
  • explootkosten € 103,59
  • salaris advocaat
totaal € 1.270,59.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
verklaart voor recht dat KLM onrechtmatig jegens [eiseres] handelt door te weigeren de KLM-pas aan [eiseres] wederom ter beschikking te stellen;
2.2.
beveelt KLM om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de KLM-pas aan [eiseres] terug te geven, op straffe van dwangsom van € 200,00 voor iedere dag dat zij niet hieraan voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
2.3.
veroordeelt KLM om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 598,95 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw;
2.4.
veroordeelt KLM in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.270,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
2.5.
veroordeelt KLM in de na dit vonnis ontstane kosten van [eiseres] , begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat KLM niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis;
2.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
2.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.