Uitspraak
,
1.Procesverloop
.
Rechtbank Amsterdam
Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1973, die verblijft in een GGZ-instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, die leidt tot ernstig nadeel voor haar gezondheid en welzijn. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar raadsvrouw en een psychiater. De betrokkene heeft aangegeven niet gehoord te willen worden en heeft geen toestemming gegeven aan haar raadsvrouw om iets te zeggen. De psychiater heeft verklaard dat de betrokkene nog steeds psychotisch is en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, bestaande uit een opname van maximaal drie maanden, met verschillende maatregelen zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en toezicht op de betrokkene. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van maximaal zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de overige verzoeken afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. A. Sissing en is op 14 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt.