ECLI:NL:RBAMS:2020:7527

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
13/660075-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van terbeschikkingstelling met voorwaarden in het kader van geestelijke gezondheidszorg

Op 10 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/660075-12, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1987. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd door het gerechtshof Amsterdam op 1 april 2015 en was laatstelijk verlengd op 9 april 2019 voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting. De vordering van de officier van justitie was gebaseerd op een Pro Justitia adviesrapport van psychiater C.J.J.C.M. van Gestel, dat adviseerde om de terbeschikkingstelling met voorwaarden met één jaar te verlengen. Echter, de reclassering adviseerde om de haalbaarheid van een zorgmachtiging te onderzoeken, omdat er in het afgelopen jaar geen incidenten waren voorgevallen en de terbeschikkinggestelde goed ingebed was in zorg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het recidiverisico van de terbeschikkinggestelde laag is en dat de huidige begeleiding en zorg kunnen worden voortgezet onder een zorgmachtiging. De rechtbank heeft daarom de vordering van de officier van justitie afgewezen en de terbeschikkingstelling met voorwaarden onvoorwaardelijk beëindigd. De beslissing is genomen door mr. R.C.J. Hamming, voorzitter, en mrs. R. Godthelp en P.J.H. van Dellen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. van der Burg.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/660075-12 (23/005492-12)
Beslissing op de tussen 21 en 23 februari 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 23 april 2020 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
die bij arrest van van het gerechtshof Amsterdam van 1 april 2015 ter beschikking gesteld werd onder voorwaarden, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 9 april 2019 voor de tijd van 1 (één) jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met 1 (één) jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 8 januari 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering opgemaakte Pro Justitia adviesrapport van de psychiater C.J.J.C.M. van Gestel, niet verbonden aan de instelling waarin de terbeschikkinggestelde wordt verpleegd, strekkende tot verlenging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met voorwaarden met 1 (één) jaar;
  • het op 14 februari 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de Reclassering Inforsa, opgemaakt door dhr. J. Post, strekkende tot beëindiging van de terbeschikkingstelling en verlening van een zorgmachtiging;
  • het op 26 februari 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte aaanvullende advies van de Reclassering Inforsa, opgemaakt door dhr. J. Post, strekkende tot beëindiging van de terbeschikkingstelling en verlening van een zorgmachtiging;
  • het voortgangsverslag van de Reclassering Inforsa van 9 september 2020, opgemaakt door dhr. J. Post;
  • de medische verklaring van 16 augustus 2020;
  • het zorgplan van 10 augustus 2020;
  • de beoordeling van de geneesheer-directeur van het zorgplan van 17 augustus 2020;
De rechtbank heeft op 10 september 2020 de officier van justitie mr. B.Y. de Boer, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman, mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam , alsmede de deskundigen C.J.J.C.M. van Gestel, psychiater, en [persoon], psychiater en plaatsvervangend geneesheer-directeur bij Arkin, op de openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd Pro Justitia advies van 8 januari 2020 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is een 32-jarige man die lijdt aan schizofrenie. Daarnaast is er sprake van zwakbegaafdheid en stoornissen in het gebruik van cannabis en cocaïne, beide in remissie.
Behandelverloop
Op 4 juni 2019 is betrokkene verhuisd naar een wooneenheid van [woonlocatie] in [plaats]. In verband met een verbouwing, verbleef hij tijdelijk in een kamer van [woonlocatie]. Betrokkene had daar wekelijks contact met de verpleegkundige van het FAZ-team van Inforsa. Daarnaast hielp betrokkene tweemaal per week met koken in de woonvorm en hij onderhield daarveel contact met zijn familie. Inmiddels is hij weer terug in [plaats].
Risicotaxatie
Het recidiverisico wordt in de huidige conditie van betrokkene ingeschat als ‘laag’. In het geval betrokkene psychotisch wordt, loopt de redivekans op tot ‘hoog’, maar het is waarschijnlijk dat de familie en zorgende instanties hebben ingegrepen voordat het zo ver is. Het huidige zorgkader dient gehandhaafd te blijven, zo mogelijk in het kader van een zorgmachtiging.
Koers en advies
Geadviseerd wordt de tbs-maatregel met voorwaarden met één jaar te verlengen, tenzij de verlening van een zorgmachtiging haalbaar is en een zorgmachtiging betrokkene voldoende stabiliteit kan bieden. In dat geval is een verlenging van de tbs-maatregel niet nodig.
Dhr. C.J.J.C.M. van Gestel heeft dit advies ter terechtzitting bevestigd en waar nodig aangevuld. Hij heeft verklaard verheugd te zijn dat de procedure voor het verlenen van de zorgmachtiging is gestart.
Op grond van voornoemde adviezen van Reclassering Inforsa van 14 februari 2020 en 26 februari 2020 en het voortgangsverslag van 9 september 2020, adviseert de reclassering om de haalbaarheid van een zorgmachtiging te onderzoeken, omdat zich in het laatste jaar geen incidenten hebben voorgedaan. Betrokkene is niet ontregeld en betrokkene is goed ingebed in zorg. Volgens de meest recente risicotaxatie is het recidiverisico matig, mits betrokkene zijn medicatie blijft nemen, geen middelen als hard- of softdrugs gebruikt en in contact blijft met zijn begeleiders en behandelaars. Tot op heden houdt betrokkene zich goed aan de voorwaarden en werkt hij goed mee. Als de zorgmachtiging voldoende bescherming biedt, wordt geadviseerd om over te gaan tot onvoorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel. Het moet dan wel mogelijk zijn om de huidige vorm van beschermd wonen ([woonlocatie]) in het kader van de zorgmachtiging aan te houden.
Aan de stukken die zien op de voorbereiding van de zorgmachtiging volgt dat het zorgplan voldoet aan de uitgangspunten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). Het is van groot belang dat de behandeling van betrokkene gecontinueerd wordt om een psychotische decompensatie te kunnen voorkomen. Medicatiegebruik, een voorspelbare, stabiele woonomgeving en structuur zijn van belang voor de stabiliteit van betrokkene. Daarnaast is het van belang dat er een vangnet van verplichte zorg is op het moment dat betrokkene dreigt te decompenseren. Het is mogelijk de verplichte zorg te bieden in het kader van een zorgmachtiging.
Dhr. [persoon] heeft ter zitting in aanvulling hierop verklaard dat betrokkene ook bij beëindiging van de terbeschikkingstelling in de huidige wooninstelling kan blijven wonen. Ook de begeleiding en behandeling vanuit Arkin kan onder de titel van de zorgmachtiging worden voortgezet.
De officier van justitie persisteert bij zijn vordering nu naar zijn oordeel in geval van decompensatie onvoldoende gegarandeerd is dat adequaat kan worden ingegrepen op basis van de zorgmachtiging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. Voorts is hij daarbij van oordeel dat de tbs-maatregel ook zonder zorgmachtiging kan worden beëindigd nu de terbeschikkinggestelde al jaren voldoet aan de in de zorgmachtiging genoemde voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op voormelde adviezen en het verhandelde ter zitting, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt niet voldaan aan het in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht genoemde vereiste voor verlenging van de maatregel. Het recidiverisico is dusdanig teruggebracht, dat niet langer kan worden gezegd dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, verdere verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De begeleiding die betrokkene op dit moment ontvangt en het vangnet dat hem daarbij geboden wordt, kunnen worden voortgezet in het kader van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz, welke door de rechtbank wordt verleend en waarvan de beschikking afzonderlijk wordt opgemaakt.
4. Beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]af.
De terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt onvoorwaardelijk beëindigd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.C.J. Hamming, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 september 2020.
.