ECLI:NL:RBAMS:2020:7428

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
4 juni 2021
Zaaknummer
C/13/678643 / FA RK 20-243
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en afwikkeling van huwelijksvermogen met Mexicaans recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 december 2020 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 25 februari 2012 in Cancun, Mexico, zijn gehuwd. De man heeft de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw de Mexicaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de afwikkeling van het huwelijksvermogen, waarbij het Mexicaanse recht van de deelstaat Quintana Roo van toepassing is. De vrouw had verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen omdat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij behoefte heeft aan een bijdrage. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen gemeenschap van goederen is, aangezien partijen bewust hebben gekozen voor gescheiden vermogens. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot verdeling van de gemeenschap afgewezen en bepaald dat elke partij de eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter J.H.J. Evers en griffier C.K. Soeters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/678643 / FA RK 20-243 (JE/CS)
C/13/690630 / FA RK 20-6295
Beschikking d.d. 30 december 2020 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. E.W. van den Brink, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de vrouw] ,
thans wonende te Mexico,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. K. van der Meij, gevestigd te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 17 januari 2020;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van de vrouw, ingekomen op 23 april 2020;
- het verweerschrift tegen zelfstandige verzoeken van de man, ingekomen op 18 juni 2020;
- de brief van 23 oktober 2020 van de zijde van de vrouw;
- de brief van 27 oktober 2020 van de zijde van de man;
- het F-formulier met bijlagen van 4 november 2020 van de zijde van de man.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 november 2020. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen met hun advocaten. De vrouw en de tolk van de vrouw, mevrouw Willems (Spaanse taal) hebben deelgenomen aan de mondelinge behandeling via Skype. Zowel van de zijde van de man als van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities voorgedragen.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op 25 februari 2012 te Cancun, Mexico. De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Mexicaanse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
Ieder van partijen heeft verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Partnerbijdrage
2.3.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen. De vrouw legt aan haar verzoek tot vaststelling van een bijdrage ten grondslag dat zij behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage van de man en dat deze de financiële draagkracht heeft die te voldoen.
2.3.2.
De man betwist dat de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud. De man voert daartoe aan dat de vrouw gezien haar leeftijd, opleiding en werkervaring geacht kan worden in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw verblijft in Mexico en heeft daar altijd gewerkt. De vrouw heeft nagelaten om te stellen dat zij zich inspant om werk te vinden en wat die inspanningen hebben ingehouden. Tot slot is de man van mening dat de alimentatieduur dient te worden beperkt tot 3 jaar, zijnde de tijd dat partijen in Nederland met elkaar hebben samengewoond.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.3.3.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om van het alimentatieverzoek kennis te nemen.
2.3.4.
De rechtbank zal op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het Nederlands recht toepassen op het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage, nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Inhoudelijke beoordeling
2.3.5.
De rechtbank stelt voorop dat op de vrouw, als degene die een bijdrage in haar levensonderhoud verzoekt, de stelplicht ter zake van haar behoefte en behoeftigheid rust. De vrouw heeft noch in haar processtukken noch tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd gesteld wat haar behoefte en behoeftigheid is. Dit leidt tot de conclusie dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht en de behoefte en haar behoeftigheid niet kan worden vastgesteld. Om die reden zal het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partnerbijdrage worden afgewezen.
2.4.
Afwikkeling huwelijksvermogen
2.4.1.
De vrouw heeft verzocht de wijze van verdeling te gelasten van de tussen de partijen bestaande gemeenschap van goederen op basis van een in latere instantie in te dienen formulier “verdelen en verrekenen”.
2.4.2.
De man heeft daartegen als verweer gevoerd dat er geen sprake is van een algehele gemeenschap van goederen aangezien het Mexicaanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogen van partijen. Op basis van het Mexicaanse recht van de deelstaat Quintana Roos is er sprake van gescheiden vermogens.
Rechtsmacht
2.4.3.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Toepasselijk recht
2.4.4.
In geschil tussen partijen is welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogen. De man stelt dat het Mexicaanse recht, meer in het bijzonder het recht van de deelstaat Quintana Roo, van toepassing is. De vrouw stelt dat het Nederlandse recht van toepassing is op het huwelijksvermogen.
2.4.5.
De man stelt primair aan dat er een geldige rechtskeuze is gemaakt voor het Mexicaanse recht doordat bij het sluiten van het huwelijk is gekozen voor het stelsel ‘separación de bienes’, zoals dat blijkt uit de vermelding op de huwelijksakte. Deze keuze is volgens de man aan te merken als rechtskeuze ter zake het toepasselijke recht op grond van artikel 3 en 11 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978.
2.4.6.
Subsidiair voert de man aan dat Mexicaans recht van toepassing is op basis van de eerste huwelijksdomicilie van partijen in Mexico. Partijen zijn eind 2011 vanuit Spanje naar Mexico verhuisd met als doel om daar samen een toekomst op te bouwen. De vrouw wilde graag terug naar Mexico om bij haar familie te kunnen zijn. Partijen zijn op 25 februari 2012 met elkaar gehuwd, ook omdat zij dachten dat dit de man zou helpen bij het vinden van werk in Mexico. Per maart 2012 had de man een baan in Mexico. Nadat het contract van de man in augustus 2012 niet is verlengd en er geen perspectief was op ander werk in Mexico, heeft de man per 15 november 2012 een tijdelijke baan in Nederland aangenomen. De vrouw had destijds werk in Mexico, zij is met kerst in Nederland geweest en is in januari 2013 weer teruggekeerd naar Mexico. De vrouw heeft de man in de periode 2013-2015 vier keer voor maximaal tien dagen bezocht. Eind 2015 werd duidelijk dat de man een definitief contract kon verwachten en besloten partijen zich samen in Nederland te gaan vestigen. De vrouw is op 25 december 2015 naar Nederland gekomen vanwege haar inburgering.
2.4.7.
De vrouw betwist dat vermelding van het regime op de huwelijksakte heeft te gelden als een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige rechtskeuze voor het Mexicaanse recht. Om in Mexico te kunnen trouwen geldt als voorwaarde dat de echtgenoten bij de huwelijkssluiting een keuze maken tussen twee door de wet omschreven stelsels van huwelijksvermogensrecht. De vrouw verwijst naar een uitspraak van Gerechtshof Den Bosch d.d. 1 oktober 2010 (ECLI:NL:GHSHE:2010:BO6042) waar in een soortgelijke zaak is overwogen dat de enkele vermelding van de keuze voor het regime van scheiding van goederen op de huwelijksakte onvoldoende is om daaruit een keuze als bedoeld in artikel 3 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 af te leiden.
2.4.8.
Volgens de vrouw is het Nederlandse recht van toepassing op het huwelijksvermogen op basis van de eerste huwelijksdomicilie van partijen in Nederland. Zij voert daartoe aan dat partijen in Spanje woonden en zij in verband met administratieve problemen voor het sluiten van het huwelijk zijn uitgeweken naar Cancun, Mexico. Zij hadden voor het huwelijk nooit in Mexico gewoond en zij hebben nadien nooit de intentie gehad in Mexico te blijven. Partijen zijn na het huwelijk een aantal maanden samen in Mexico gebleven. In september 2012 is de man naar Nederland verhuisd. In de daarop volgende jaren reisde de vrouw elke drie maanden naar Nederland om bij de man in Amsterdam te verblijven. In juni 2014 kochten partijen een woning in Amsterdam en de vrouw is in juli 2015 naar Nederland geëmigreerd.
2.4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
Rechtskeuze
2.4.10.
De rechtbank stelt voorop dat onder het uitbrengen van een rechtskeuze wordt verstaan het aanwijzen van het toepasselijke recht op de huwelijksvermogensrechtelijke betrekkingen tussen de (aanstaande) echtgenoten.
2.4.11.
Artikel 11 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 bepaalt dat de rechtskeuze uitdrukkelijk moet zijn overeengekomen of ondubbelzinnig moet voortvloeien uit huwelijkse voorwaarden. Hieruit kan worden opgemaakt dat een rechtskeuze uitdrukkelijk of impliciet kan worden uitgebracht. Uitdrukkelijk wil zeggen dat met zoveel worden het recht van een bepaald land is aangewezen als het toepasselijke recht. Impliciet is de rechtskeuze waarbij niet met zoveel woorden het recht van een bepaald land is aangewezen maar waarbij door bijvoorbeeld een verwijzing naar wetsartikelen uit het wetboek van een bepaald land of door het gebruik van een term die alleen het recht van een bepaald land wordt gebruikt, kan worden afgeleid dat het recht van dat land van toepassing is.
2.4.12.
In de door partijen ondertekende huwelijksakte, staat het volgende opgenomen ‘
Este contrato de matrimonio segun la voluntad expresa por los contrayentes esta sujeto al regimen de separacion de bienes’(Nederlandse vertaling: dit huwelijkscontract is volgens de uitgesproken wil van beide partijen onder huwelijksvoorwaarden van: buiten gemeenschap van goederen voltrokken).
2.4.13.
De rechtbank is van oordeel dat met de enkele aantekening van het huwelijksregime op de huwelijksakte niet een rechtskeuze voor het Mexicaanse recht is uitgebracht. In de tekst van de Mexicaanse huwelijksakte wordt immers alleen melding gemaakt van het overeengekomen regime. Nergens wordt het toepasselijk recht als zodanig aangewezen, bijvoorbeeld door het noemen van de naam van de Staat Mexico of van een wetsartikel. Voorts zijn de gebruikte termen- ook niet zo bijzonder van aard dat daarmee alleen het recht van de deelstaat Quintana Roo bedoeld kan zijn. Immers, ‘buiten gemeenschap van goederen’ en dus gescheiden vermogens komt in tal van rechtsstelsels voor. De conclusie luidt dat partijen in het kader van het internationaal privaatrecht geen rechtskeuze hebben uitgebracht, noch expliciet noch impliciet. Zij zijn alleen een bepaald huwelijksvermogensregime overeengekomen.
Gemeenschappelijke nationaliteit
2.4.14.
Partijen hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978.
Eerste huwelijksdomicilie
2.4.15.
Nu een rechtskeuze in onderhavige zaak niet is gebleken dient het toepasselijk recht te worden bepaald aan de hand van de in artikel 4 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 neergelegde objectieve verwijzingsregeling.
2.4.16.
Ingevolge artikel 4 lid 1 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 geldt (in beginsel) als toepasselijk recht het interne recht van het land waar de echtgenoten na de huwelijksvoltrekking hun eerste gewone verblijfplaats vestigen. Het begrip ‘eerste huwelijksdomicilie’ duidt op de plaats waar de echtgenoten als echtpaar met een zekere duurzaamheid en een daarop gerichte intentie samenwonen. Volgens vaste rechtspraak moet onder de gewone verblijfplaats worden verstaan de plaats waar de betrokkene het permanente centrum van zijn belangen heeft gevestigd met de bedoeling daaraan een vast karakter te verlenen.
2.4.17.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de stukken en de stellingen van partijen afgeleid worden dat partijen ten tijde van de huwelijkssluiting op 25 februari 2012 de intentie hadden om zich in Mexico te vestigen. Niet in geschil tussen partijen – zodat de rechtbank daarvan uitgaat – is dat zij voor het huwelijk naar Mexico zijn verhuisd, de man daar tot september 2012 heeft gewerkt, partijen (vanaf eind 2011) tot dat moment in Mexico hebben samengewoond en de vrouw in Mexico is gebleven tot haar emigratie naar Nederland medio 2015. Daar komt bij dat de man onweersproken heeft gesteld dat de vrouw na het huwelijk heeft gewerkt in Mexico. De omstandigheid dat partijen niet een zelfstandige woning hadden, maar in het huis van de ouders van de vrouw verbleven, maakt niet dat de rechtbank tot een andere conclusie komt ten aanzien van de intentie van partijen. Daarbij betrekt de rechtbank dat de man onweersproken heeft gesteld dat partijen hebben gezocht naar een zelfstandige woning. De rechtbank volgt de vrouw niet in haar stelling dat de eerste huwelijksdomicilie van partijen in Nederland is geweest. Weliswaar werkt de man sinds november 2012 in Nederland, woont hij nog steeds in Nederland en is de vrouw volgens eigen opgave in juli 2015 naar Nederland geëmigreerd, zodat partijen in ieder geval sinds juli 2015 samen in Nederland zijn gevestigd. Dit neemt niet weg dat daarvoor reeds een eerste huwelijksdomicilie is gevestigd in Mexico. Daar komt nog bij dat de in de Nederlandse rechtspraak aangenomen termijn van zes maanden, waarbinnen de echtgenoten geacht moeten worden hun eerste huwelijksdomicilie te hebben gevestigd, bij een eerste huwelijksdomicilie na drie jaar ruimschoots wordt overschreven.
2.4.18.
Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het recht van Mexico van de deelstaat Quintana Roo, van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
2.4.19.
Dit recht is daarop nog steeds van toepassing.
Mexicaanse recht
2.4.20.
Volgens de man hebben partijen bewust gekozen voor een scheiding van hun vermogens en bestaat er derhalve geen gemeenschap van goederen die verdeeld kan worden. De woning in Spanje is voor het huwelijk verkregen en de woning in Nederland staat op naam van de man.
2.4.21.
Volgens de vrouw is ‘Seperation de Biennes’ niet te vergelijken met ‘koude uitsluiting’ maar is het te vergelijken met het regime van de Nederlandse ‘beperkte gemeenschap’ zoals dat in Nederland met ingang van 1 januari 2018 wordt gehanteerd. Het vermogen van de echtgenoten dat reeds aanwezig was voor het sluiten van het huwelijk valt buiten de huwelijksgoederengemeenschap en alle goederen die tijdens het huwelijk zijn verkregen vallen in de beperkte gemeenschap en dienen om die reden bij helfte verdeeld te worden. De echtelijke woning is in 2015 (na het huwelijk in 2012) aangekocht en dient dus bij helfte verdeeld te worden.
2.4.22.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.23.
Op basis van het door de man overgelegde advies betreffende het Mexicaanse huwelijksvermogensrecht opgesteld door het Asser Intitute d.d. 19 november 2019 gaat de rechtbank ervan uit dat het Mexicaanse huwelijksvermogensrecht van de deelstaat Quintana Roo voor zover van belang het volgende inhoudt.
2.4.24.
Het Mexicaanse recht verlangt dat bij de huwelijkssluiting echtgenoten een keuze maken tussen twee door de wet omschreven stelsels van huwelijksvermogensrecht. De aan de echtgenoten geboden keuze is hetzij een gemeenschap, de ‘sociedad conyugal’, hetzij een uitsluiting van gemeenschap, de ‘separación de bienes’. Personen die willen huwen dienen een keuze te maken in de huwelijksakte, of zij kiezen voor het regime van scheiding van goederen of de gemeenschap daarvan. Wanneer wordt nagelaten een keuze te maken dan geldt het regime van scheiding van goederen.
2.4.25.
De wettelijke regeling van het regime van scheiding van goederen – zoals bepaald in SECCIÓN TERCERA, de la Separación de Bienes, van het Vierde Hoofdstuk, art. 752-756 CC – komt in hoofdlijnen neer op het volgende. Echtgenoten behouden de eigendom en het beheer van hun activa en alle vruchten van die activa zijn niet gemeenschappelijk maar het exclusieve bezit van de eigenaar. Dit geldt ook voor inkomsten uit arbeid, zoals salarissen en emolumenten. Het is mogelijk dat echtgenoten gezamenlijke giften, erfenissen of ‘giften van fortuin’ (naar wordt aangenomen loterijwinsten e.d.) ontvangen en dat zij dan in beginsel het gemeenschappelijk bewind hebben over dergelijke verkrijgen. Diensten verleend tussen de echtgenoten onderling worden niet vergoed, met uitzondering voor het geval dat bij ziekte of afwezigheid van een echtgenoot diens eigendom is beheerd door een ander. Voorts kunnen echtgenoten over en weer aansprakelijk zijn jegens elkaar op grond van, eenvoudig gezegd, onrechtmatige daad.
2.4.26.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij wist dat zij ten tijde van de huwelijkssluiting is gehuwd op basis van gescheiden vermogens. De vrouw heeft toegelicht dat met de keuze voor gescheiden vermogens het de bedoeling was dat de eigendom van de woning van de man in Spanje niet in de gemeenschap zou vallen. Het was evenwel niet haar bedoeling dat alle bezittingen van na de huwelijkssluiting niet in enige gemeenschap zouden vallen. Voorts heeft de vrouw toegelicht dat zij de verwachting had dat partijen de voorwaarden tijdens het huwelijk zouden aanpassen. Volgens de vrouw hebben partijen tijdens het huwelijk nog wel eens besproken om naar een notaris te gaan om de voorwaarden aan te passen, maar uiteindelijk hebben partijen besloten om dit te bewaren voor een later tijdstip.
2.4.27.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat partijen bewust hebben gekozen voor gescheiden vermogen (‘separación de bienes’). Nu er sprake is van gescheiden vermogens, komt de rechtbank niet toe aan verdeling van enige gemeenschap. De rechtbank volgt de vrouw niet in haar lezing dat ‘separación de bienes’ dient te worden gezien als de Nederlandse beperkte gemeenschap. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet gebleken.
2.4.28.
De vrouw heeft nog een beroep gedaan op art. 822 van de ‘Code Civil’, waarin is opgenomen dat een echtgenoot tot 50% van de waarde van vermogensobjecten kan verkrijgen indien het huwelijk is gesloten op basis van ‘separación de bienes’ en deze persoon tijdens het huwelijk geen eigen inkomen heeft gehad en voornamelijk het huishouding heeft gedaan.
2.4.29.
Bij gebrek aan wetenschap ontkent de man het bestaan van de door de vrouw genoemde verzachting van het regime. Voorts heeft de man gesteld dat indien deze mogelijkheid zou bestaan de vrouw niet aan de genoemde voorwaarden voldoet aangezien zij tijdens het huwelijk heeft gewerkt en derhalve een contante stroom van inkomsten heeft gehad. Volgens de man rust de bewijslast ter zake op de vrouw en heeft zij nagelaten hieraan te voldoen.
2.4.30.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de gemotiveerde betwisting door de man de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake zou zijn van een verzachting van het stelsel van gescheiden vermogens.
2.4.31.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot verdeling van de gemeenschap afwijzen.
2.5.
Proceskosten
2.5.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/678643 / FA RK 20-243:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Cancun, Mexico op 25 februari 2012;
3.2.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
In de procedure met zaak- en rekestnummer C/13/690630 / FA RK 20-6295:
3.4.
bepaalt dat er niet te verdelen valt;
3.5.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.J. Evers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.K. Soeters op 30 december 2020.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.