ECLI:NL:RBAMS:2020:7266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
8419027 CV EXPL 20-6134
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanspraak op overlijdensuitkering na overlijden werknemer en uitleg begunstigingsregeling

In deze zaak vordert de moeder van een overleden werknemer, [eiseres], een overlijdensuitkering van de werkgever, PWC, die deze uitkering reeds aan de vriendin van de werknemer heeft betaald. De werknemer, [zoon], overleed op 12 januari 2019 op 32-jarige leeftijd en was in dienst bij PWC. De moeder stelt dat de begunstigingsregeling uit het handboek van de vorige werkgever, Booz, van toepassing is, en dat zij als erfgenaam recht heeft op de uitkering, omdat de vriendin niet onder de definitie van 'partner' valt zoals die in het handboek is gedefinieerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het handboek van Booz niet als onderdeel van de arbeidsovereenkomst van [zoon] met Booz kan worden beschouwd, omdat het niet expliciet in de arbeidsovereenkomst is opgenomen. Bovendien is er geen bewijs dat [zoon] akkoord is gegaan met de toepassing van het handboek. De nieuwe arbeidsovereenkomst die [zoon] met PWC heeft gesloten, verving alle eerdere voorwaarden, inclusief de begunstigingsregeling. De rechtbank concludeert dat PWC terecht de vriendin als eerste begunstigde heeft aangemerkt en wijst de vordering van [eiseres] af.

De rechtbank oordeelt dat de vordering van [eiseres] niet kan slagen, omdat de begunstigingsregeling in de nieuwe arbeidsovereenkomst van PWC niet afwijkt van de algemene voorwaarden, die de vriendin als partner beschouwen. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt [eiseres] in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8419027 CV EXPL 20-6134
vonnis van: 13 november 2020
func.: 364 / 21925

vonnis in de zaak van

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres, nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. P.M. Leerink
t e g e n

de naamloze vennootschap PRICEWATERHOUSECOOPERS ADVISORY N.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde, nader te noemen: PWC
gemachtigde: mr. C. Nekeman

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 24 maart 2020, met producties;
- het antwoord met producties;
- het instructievonnis van 12 juni 2020, waarin een comparitie is bepaald;
- de dagbepaling comparitie.
De comparitie is gehouden op 28 augustus 2020. Voorafgaand daaraan heeft [eiseres] nog een akte aanvulling gronden van de eis, met producties, overgelegd en daarna nog een productie. Ook PWC heeft nog stukken ingediend.
Op de comparitie waren aanwezig [eiseres] , bijgestaan door haar zoon en de gemachtigde. Voor PWC zijn verschenen [betrokkene] en [betrokkene] , bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van een pleitnota en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Daarna is de zaak twee weken aangehouden in verband met een eventuele minnelijke regeling. Partijen hebben bij faxbericht van 17 september 2020 laten weten dat deze niet is getroffen en hebben om vonnis gevraagd. Die is nader bepaald op vandaag.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
De zoon van [eiseres] , [zoon] , verder [zoon] is op 12 januari 2019 op 32-jarige leeftijd na een kort ziekbed overleden. Hij was op dat moment in dienst van PWC. Naast [eiseres] zijn de erfgenamen van [zoon] zijn vader, broer, halfbroer en halfzuster.
1.2.
Tot zijn dood had [zoon] een affectieve relatie met [vriendin] , en woonde op dat moment ongeveer twee jaar met haar samen.
1.3.
In maart 2013 is [zoon] in dienst getreden bij Booz & Company B.V. in Amsterdam (verder: Booz). In zijn arbeidsovereenkomst was bepaald:
Insurance BenefitsYou will receive a comprehensive package of insurance benefits, paid in full by the Firm. These will include life insurance equal to two and a half times projected base earnings, all risk accident insurance equal to six times projected base earnings and long term disability insurance. The cost of Medical Insurance for yourself, spouse/significant other and children are fully met by the Firm. Our HR department will be available to brief you in more detail on these matters.(..)Please indicate your acceptance of these terms and conditions of employment by signing the attached additional copy of this document together with the enclosed agreements and returning the (..)
1.4.
Als bijlagen bij de arbeidsovereenkomst waren gevoegd een
Professional Agreementen een
Assignment of Inventions, die beide door [zoon] zijn ondertekend. Een door Booz in 2007 opgesteld handboek, het ‘Office Handbook’ was niet als bijlage toegevoegd.
1.5.
In dat handboek is in artikel 7.3 bepaald:
CORPORATE LIFE ASSURANCEBooz & Company provides eligible staff members with death in service life assurance cover from the first day of employment. All Booz & Company staff (..) participate in the Netherlands life assurance plan, provided by Delta Lloyd.(..)BENEFICIARIESBeneficiaries under the life assurance benefit are:1. The widow or widower of the insured2. The child(ren) of the insured3. The heirs of the insured4. The Firm(..)
1.6.
Booz had in het kader van het
life insurance planvoor [zoon] (en de andere werknemers) een overlijdensrisicoverzekering afgesloten bij Delta Lloyd Levensverzekering N.V.
1.7.
Booz is in 2016 door PWC overgenomen als bedoeld in artikel 7:663 BW (overgang van onderneming). PWC heeft [zoon] in dat kader een (nieuwe) arbeidsovereenkomst toegestuurd. In de daarbij verstuurde begeleidende brief van 15 april 2016 is vermeld:
This is a contract that marks your formal transition from legacy Booz towards the PwC compensation and benefits program per 1 January 2016 and will be applicable when you return from your MBA. This document outlines the details of what is about to change for you personally and provides a calculation of the resulting financial implication. (..)Your new employment conditions will supersede all relevant legacy terms and related arrangements, in so far as this employment agreement does not explicitly provides otherwise, after you have signed this offer.
1.8.
[zoon] heeft de aan hem door PWC gestuurde arbeidsovereenkomst op
30 december 2016 ondertekend. Daarin is onder meer opgenomen:
The purpose of this document is to outline the compensation as of 1 april 2017 (when you return from your MBA).(..)GENERAL TERMS OF EMPLOYMENTThe Employment Agreement will be governed by the employment conditions outlined in the Dutch General Terms of Employment for Advisory (..) as they read at present or shall read in the future, unless provided otherwise in this document.(..)INSURANCEInsurance BenefitsThe Employee will receive a comprehensive package of insurance benefits, paid in full by the Employer. These will include life insurance equal to two and a half times projected base earnings, all risk accident insurance equal to six times projected base earnings and long term disability insurance. (..)
1.9.
In de bij de arbeidsovereenkomst behorende Algemene Arbeidsvoorwaarden 2018-2019, waar in hoofdstuk 6 verschillende verzekeringen zijn beschreven, is het begrip Partner als volgt gedefinieerd:
De persoon die is gehuwd met Werknemer, een geregistreerd partnerschap is aangegaan met Werknemer of de ongehuwde persoon die met een ongehuwde Werknemer duurzaam samenwoont.
In artikel 11.4 Overlijdensuitkering van die voorwaarden is bepaald:
(..)Na het overlijden van Werknemer keert PWC aan de nagelaten betrekkingen een bedrag uit gelijk aan het salaris (..) over een tijdvak van drie maanden. (..)
1.10.
PWC heeft als rechtsopvolger van Booz voor de van haar overgenomen werknemers per 1 januari 2014 met Delta Lloyd een overeenkomst gesloten ter dekking van het overlijdensrisico.
1.11.
In deze overeenkomst is bepaald:
5. Deze kapitalen worden terstond bij overlijden van een verzekerde aan De Contractant [PWC, ktr] uitgekeerd. De Contractant zal vervolgens de uitkering verzorgen aan de partner of (bij afwezigheid van een partner) de nabestaanden van de verzekerde [ [zoon] , ktr].(..)8. De Contractant zal de voor het sluiten en verhogen van de verzekeringen benodigde gegevens jaarlijks aan de verzekeraar aanbieden. Aan de hand van een jaarlijks te verstrekken digitale opgave (..) van de onderstaande gegevens wordt een systeem van totaaladministratie gevoerd. (..) De volgende gegevens zijn nodig voor het voeren van een totaaladministratie:(..)- naam partner- geboortedatum partner- geslacht werknemer en partner(..)een en ander per 1 april van enig jaar. (..)
1.12.
In de bijlage
Vormomschrijving van de verzekeringen,die bij de overeenkomst is gevoegd, is bij
Uitkering kapitaalbepaald:
Het risicokapitaal zal worden uitgekeerd bij overlijden van de verzekerde, onafhankelijk van de huwelijkse staat van de verzekerde op het moment van overlijden.
1.13.
De overeenkomst tussen PWC en Delta Lloyd is aangegaan voor de duur van vijf jaar en is op 1 januari 2019 geëindigd. PWC heeft daarna voor de elf oud-werknemers van Booz bij verzekeraar Ellips een nieuwe verzekering afgesloten, die inging per 20 maart 2019.
1.14.
PWC heeft de uitkering als gevolg van het overlijden van [zoon] van
€ 239.000,- betaald aan [vriendin] .

Het geschil

2. [eiseres] vordert dat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis PWC wordt veroordeeld tot betaling van:
a. € 239.000,- aan hoofdsom;
b. € 1.922,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 21 maart 2019 en over de buitengerechtelijke kosten vanaf de dag van dagvaarding;
de proceskosten.
3. [eiseres] stelt dat het handboek van Booz op de arbeidsovereenkomst van [zoon] met Booz van toepassing was. Vervolgens brengt een redelijke uitleg van de brief van
15 april 2016 in relatie tot de ondertekende arbeidsovereenkomst mee dat de begunstigingsregeling uit het handboek ongewijzigd is gebleven toen [zoon] overging naar PWC. Het is ook niet gebleken dat [zoon] op dat moment welbewust heeft ingestemd met een andere begunstiging en een ruimer partnerbegrip. Uit niets volgt dat PWC de bedoeling had om de begunstiging te wijzigen en zij heeft [zoon] daarover ook niet geïnformeerd. Hij hoefde daarop dan ook niet bedacht te zijn.
Gezien artikel 7.3 van het handboek komt de overlijdensuitkering bij ontbreken van een ‘widow’ en ‘children’ toe aan de erfgenamen, in dit geval [eiseres] , die deze procedure voert ten behoeve van de gemeenschap van de nalatenschap. [vriendin] valt als (ongehuwde) partner niet onder het begrip ‘widow’ en heeft dus geen recht op de uitkering. Bij de overeenkomst die PWC met Delta Lloyd heeft gesloten is [zoon] geen partij, zodat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend, aldus [eiseres] .
4. PWC heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering.
5. Bij de beoordeling zal op de standpunten voor zover relevant hierna verder worden ingegaan.

De beoordeling

Inleiding
6. Het gaat in deze zaak om de vraag of [eiseres] als moeder/erfgenaam (in plaats van [vriendin] als partner) aanspraak heeft op de in de arbeidsovereenkomst van [zoon] geregelde overlijdensuitkering.
7. Daartoe heeft [eiseres] naar de kern genomen gesteld dat het handboek van Booz en de in artikel 7.3 opgenomen begunstigingsregeling deel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst tussen Booz en [zoon] . Volgens deze regeling is [eiseres] begunstigde, omdat [vriendin] geen ‘widow’ is. Deze arbeidsvoorwaarde is na overname overgegaan op PWC. PWC dient deze regeling na te komen.
8. Overwogen wordt als volgt.
Toepassing handboek?
9. De kantonrechter stelt vast dat in de arbeidsovereenkomst van [zoon] met Booz van 2013 niet is verwezen naar het litigieuze handboek uit 2007 (hierna: het Handboek). Het Handboek is niet op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard en het Handboek is evenmin als genummerde bijlage bij de arbeidsovereenkomst gevoegd, zoals dat met de bijlagen
Professional Agreementen
Assignment of Inventionswel is gebeurd. [zoon] heeft alleen de toepassing van déze bijlagen separaat voor akkoord ondertekend.
10. Anders dan voornoemde bijlagen is het bestaan van het Handboek in het geheel niet genoemd in de arbeidsovereenkomst. Verder is niet gesteld of gebleken dat [zoon] met de toepassing van het Handboek destijds (mondeling) akkoord is gegaan. De stelling van [eiseres] dat het Handboek beschikbaar was voor de medewerkers van Booz is onvoldoende om te concluderen dat het Handboek van toepassing was op de arbeidsovereenkomst.
11. Aan het voorgaande doet niet af dat er aanvullende informatie of instructies in het Handboek staan, zoals [eiseres] heeft aangevoerd. De - niet verder onderbouwde - stelling van [eiseres] dat het de bedoeling van Booz was om het Handboek deel te laten uitmaken van de arbeidsovereenkomst en de veronderstelling dat het Handboek aan [zoon] is verstrekt kunnen niet het oordeel dragen dat het Handboek daarom deel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst van [zoon] met Booz. Het is immers niet komen vast te staan dat [zoon] op de hoogte was van de inhoud van het Handboek en heeft ingestemd met de toepasselijkheid daarvan, meer in het bijzonder de in versie 2007 opgenomen begunstigingsregeling.
12. Het feit dat PWC het Handboek aan [eiseres] heeft toegestuurd per e-mail van 5 september 2019 - derhalve na het ontstaan van het geschil - kan de door [eiseres] beoogde incorporatie van het Handboek evenmin dragen.
13. Conclusie van het voorgaande is dat niet kan worden vastgesteld dat het Handboek en daarmee de begunstigingsregeling, waarop [eiseres] zich beroept, deel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst van [zoon] met Booz. De vordering stuit hierop reeds af.
14. Maar ook als ervan wordt uitgegaan dat het Handboek wel deel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst van [zoon] met Booz, is de kantonrechter van oordeel dat de vordering niet kan slagen. Daartoe geldt het volgende.
Nieuwe arbeidsovereenkomst
15. Tussen partijen is niet in geschil dat [zoon] en PWC in vervolg op de brief van 15 april 2016 (zie 1.7) een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen in het kader van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden. Daarbij is expliciet overeengekomen dat de nieuwe arbeidsvoorwaarden van [zoon] bij PWC alle relevante eerdere voorwaarden en aanverwante afspraken vervingen voor zover in de nieuwe arbeidsovereenkomst niet expliciet anders was bepaald.
16. In deze nieuwe arbeidsovereenkomst, die [zoon] voor akkoord heeft ondertekend, is in de aanhef bepaald, kort gezegd, dat op de arbeidsovereenkomst de algemene arbeidsvoorwaarden van PWC van toepassing zijn, tenzij in de arbeidsovereenkomst anders is overeengekomen. Onder het kopje
‘Insurance benefits’is een bepaling opgenomen over een uitgebreid pakket van verzekeringen, inclusief een levensverzekering gelijk aan 2,5 jaarsalaris, zonder dat expliciet iets is bepaald over de voorwaarden van begunstiging en zonder verwijzing naar het Handboek of andere voorwaarden Booz dan wel PWC (zie rov. 1.8).
17. Desgevraagd is namens PWC ter zitting onbetwist verklaard dat bij de onderhandelingen over de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden het erom ging dat de voorwaarden van Booz vervielen en dat de levensverzekering strekkende tot uitkering van 2,5 jaarsalaris ingeval van overlijden behouden bleef. Over de inhoud van de begunstigingregeling die daarbij hoorde is niet separaat onderhandeld. Er is over andere onderwerpen zoals behoud lease auto’s e.d. expliciet onderhandeld, aldus PWC
18. Voor de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het dus aan op de uitleg van de passage over de levensverzekering in de
‘Insurance benefits’regeling in samenhang met (daaraan voorafgaande) de toepasselijkheidsverklaring van de algemene voorwaarden van PWC. Daarbij moet worden betrokken de uitleg van de zinsnede in de brief van
15 april 2016 inhoudende dat partijen zijn overeenkomen dat de arbeidsvoorwaarden van PWC alle eerdere voorwaarden vervangen tenzij expliciet anders is bepaald.
19. Volgens vaste rechtspraak wordt de vraag wat partijen zijn overeengekomen beantwoord aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf (Hoge Raad 13 maart 1981, NJ 1981, 635). Die maatstaf houdt in dat de vraag hoe in een schriftelijke afspraak de verhouding van partijen is geregeld, en of deze afspraak een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de tekst van de overeenkomst. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
20. De tekst en bewoordingen van de bepaling bieden geen aanknopingspunten om aan te nemen dat partijen de begunstigingsregeling uit het Handboek zijn overeengekomen. [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die het oordeel kunnen dragen dat partijen deze bedoeling wel hadden. Er is immers door partijen niet over gecommuniceerd of - inhoudelijk - onderhandeld. Nu over andere arbeidsvoorwaarden wel is onderhandeld lag het, mede gelet op het opleidingsniveau van [zoon] , wel voor de hand dat partijen over de begunstigingsregeling zouden hebben onderhandeld als [zoon] een bepaalde begunstiging voor ogen zou hebben gehad. Dit is niet gebeurd, en er zijn aanknopingspunten gesteld die daarop wijzen.
21. Indien de geclaimde uitleg van [eiseres] zou worden gevolgd gaat het om een afwijking van de begunstigingsregeling in de algemene arbeidsvoorwaarden van PWC. Die regeling gaat immers uit van begunstiging van ‘de nagelaten betrekkingen’. Krachtens artikel 7:674 lid 3 Burgerlijk Wetboek is daarmee in het geval van [zoon] bedoeld [vriendin] als de persoon met wie hij ongehuwd samenleefde.
22. Aldus is ook de vraag of deze afwijking voldoende expliciet is overeengekomen zoals in de brief van 15 april 2016 gesteld, of dat de bepaling over de levensverzekering redelijkerwijs zo zou moet worden uitgelegd.
23. In de bepaling is tekstueel niets expliciets bepaald dat partijen een andere begunstigingsregeling zijn overeengekomen dan de regeling in de algemene arbeidsvoorwaarden van PWC. Dat partijen een dergelijke afwijking hebben beoogd kan in de gegeven omstandigheden evenmin worden vastgesteld.
Begunstigingsregeling verzekeringsovereenkomst
24. Zoals PWC ook nog heeft aangevoerd biedt de (inmiddels beëindigde) verzekeringsovereenkomst met Delta lloyd, die PWC ten behoeve van de overlijdensrisicoverzekering van de Booz medewerkers had overgenomen, steun aan de uitleg dat de partner als begunstigde van de levensverzekering moet worden aangemerkt. Hierover wordt nog het volgende opgemerkt.
25. In artikel 7.3 van het Handboek is bepaald, kort gezegd, dat de leden van de staf deelnemen in een
‘Netherlands life insurance plan, provided by Delta Lloyd’. De verderop opgenomen begunstigingsregeling bepaalt
‘Beneficiaries under the life assurance benefit are: (…)’. Redelijke uitleg van het voorgaande brengt mee dat de begunstigingsregeling overeenkwam met de op dat moment geldende voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst van Booz met Delta Lloyd.
26. PWC heeft de verzekeringsovereenkomst van Booz met Delta Lloyd in 2014 overgenomen. In artikel 5 van deze verzekeringsovereenkomst is bepaald dat PWC ingeval van overlijden het aan haar uitgekeerde bedrag voldoet aan de partner of, bij afwezigheid van een partner, aan de nabestaanden van de verzekerde (zie rov. 1.11). In bijlage 1 is voorts bepaald dat het kapitaal ook wordt uitgekeerd als de verzekerde ongehuwd was op het moment van overlijden (zie rov. 1.12). Dit laatste betekent dat onder het begrip ‘partner’ uit artikel 5 ook ongehuwde partners worden begrepen, zoals [vriendin] .
26. Klaarblijkelijk, zo kan uit het voorgaande worden afgeleid, is de uit 2007 stammende begunstigingsregeling in het Handboek andersluidend dan de begunstigingregeling van het ‘life assurance plan’ die PWC in 2014 van Booz heeft overgenomen ten behoeve van de door PWC overgenomen werknemers waaronder [zoon] . Niet langer is de ‘widow’ maar de partner de eerste begunstigde.
28. De slotsom is dat ook als zou worden aangenomen dat het Handboek destijds deel uitmaakte van de arbeidsovereenkomst tussen [zoon] en Booz de vordering van [eiseres] niet toewijsbaar is. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
Conclusie
29. Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat PWC op het moment van overlijden van [zoon] terecht [vriendin] als eerste begunstigde heeft aangemerkt.
30. Tot slot heeft [eiseres] aangevoerd dat de verzekeringsovereenkomst uitgaat van een verplichte aanmelding van de partner en dat nu [vriendin] niet bij Delta Lloyd is aangemeld, zij niet voor uitkering in aanmerking komt en derhalve moet worden uitgekeerd aan de nabestaanden. Ook dat verweer slaagt niet. Uit de overeenkomst tussen PWC en Delta Lloyd - die inmiddels is geëindigd - volgt niet dat er een verplichting is tot aanmelding van de partner en evenmin is gebleken dat het een voorwaarde is om tot uitkering aan de partner te komen. Delta Lloyd vraagt de gegevens slechts op voor het voeren van een totaaladministratie, zo blijkt uit artikel 8 van de overeenkomst.
31. Uit het bovenstaande vloeit voort dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
32. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van PWC belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt PWC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 100,89
salaris € 1.922,00
griffierecht € 499,00totaal € 2.511,89
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 13 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Op verzoek van PWC, gehoord hebbende [eiseres] , verbetert de kantonrechter het vonnis aldus:
onder II. van het dictum van dit vonnis moet in plaats van:
“veroordeelt PWC in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
exploot € 100,89
salaris € 1.922,00
griffierecht € 499,00totaal € 2.511,89
voor zover van toepassing, inclusief btw”
gelezen worden:
“veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van PWC begroot op salaris gemachtigde van € 1.922,00”
Deze verbetering is uitgesproken door mr. F.J. Lourens ter openbare zitting van
11 december 2020, in aanwezigheid van de griffier.