ECLI:NL:RBAMS:2020:7265
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na uitspraak
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster. Het verzoek tot wraking was ingediend nadat er al een uitspraak was gedaan in een aanhangige procedure met zaaknummer C/13/690812 / JE RK 20-860, waarin het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige zoon van verzoekster aan de orde was. De mondelinge behandeling in deze procedure vond plaats op 21 oktober 2020, waarna de rechter direct uitspraak deed.
Verzoekster voerde aan dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling geen hoor en wederhoor had toegepast en dat zij zich geïrriteerd toonde, waardoor verzoekster niet in de gelegenheid werd gesteld om te spreken. De Wrakingskamer oordeelde echter dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien dit pas na de uitspraak was gedaan. Hierdoor was de zaak van verzoekster niet meer bij de rechter in behandeling, wat leidde tot de conclusie dat verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek.
De Wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling zoals bedoeld in artikel 39, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.