ECLI:NL:RBAMS:2020:7265

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
C/13/692230 / HA RK 20-305
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na uitspraak

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 6 november 2020 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster. Het verzoek tot wraking was ingediend nadat er al een uitspraak was gedaan in een aanhangige procedure met zaaknummer C/13/690812 / JE RK 20-860, waarin het verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige zoon van verzoekster aan de orde was. De mondelinge behandeling in deze procedure vond plaats op 21 oktober 2020, waarna de rechter direct uitspraak deed.

Verzoekster voerde aan dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling geen hoor en wederhoor had toegepast en dat zij zich geïrriteerd toonde, waardoor verzoekster niet in de gelegenheid werd gesteld om te spreken. De Wrakingskamer oordeelde echter dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien dit pas na de uitspraak was gedaan. Hierdoor was de zaak van verzoekster niet meer bij de rechter in behandeling, wat leidde tot de conclusie dat verzoekster niet ontvankelijk was in haar verzoek.

De Wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling zoals bedoeld in artikel 39, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 27 oktober 2020 ingekomen en onder zaak- en rekestnummer C/13/692230 / HA RK 20-305 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. G.M. Beunk, rechter tevens kinderrechter, hierna te noemen de rechter.

1.Verloop van de procedure

De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
- het schriftelijke wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 4 november 2020.
De rechter heeft laten weten dat zij niet berust in het wrakingsverzoek.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is een procedure aanhangig met zaaknummer C/13/690812 / JE RK 20-860 die bij de rechter in behandeling was. Het betreft een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige zoon van verzoekster. Op 21 oktober 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Direct na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan.
2.2.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de rechter bij de mondelinge behandeling bewust geen hoor en wederhoor heeft toegepast. Voorts toonde de rechter zich geïrriteerd en heeft zij verzoekster belet te spreken.
2.3.
In artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.4.
Naar het oordeel van de Wrakingskamer heeft verzoekster het wrakingsverzoek niet tijdig gedaan, omdat het verzoek is ingediend nadat al uitspraak is gedaan. De zaak van verzoekster is daarom niet meer bij de rechter in behandeling.
2.5.
Verzoekster is daarom niet ontvankelijk in haar verzoek.
2.6.
Nu het wrakingsverzoek aanstonds niet-ontvankelijk wordt verklaard is voor een mondelinge behandeling zoals bedoeld in artikel 39, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen aanleiding.
2.7.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en K.A. Brunner, leden en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.