ECLI:NL:RBAMS:2020:724

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
13/654043-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het aanwezig hebben van MDMA in geprepareerde koffers met vrijspraak van verlengde uitvoer

Op 5 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van 18,29 kilo MDMA in geprepareerde koffers. De zaak kwam voort uit een incident op 24 april 2019, waarbij de politie een gewonde man aantrof die uit een appartement was gesprongen. In het appartement werd de verdachte aangetroffen, evenals medeverdachten en een aanzienlijke hoeveelheid MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de drugs, die in de woonkamer waren aangetroffen, en dat hij een organiserende rol in de drugshandel had. De verdediging stelde dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs en dat hij slechts kort in Nederland verbleef. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de drugs en dat hij in de woning verbleef. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging van verlengde uitvoer van drugs, omdat er geen bewijs was dat hij daadwerkelijk de intentie had om de drugs naar het buitenland te brengen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654043-19
Datum uitspraak: 5 februari 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op
[geboortedag] 1973, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2020. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. K.Y. Ramdhan en K. Ramdhan, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij op 24 april 2019, samen of alleen, 18,29 kilo MDMA
1.heeft vervoerd en aanwezig gehad;
2.opzettelijk buiten Nederland heeft gebracht (primair) of dit heeft geprobeerd (subsidiair) door koffers met een dubbele bodem, met daarin de drugs, in bezit te hebben gehad en een vliegticket voor 24 april 2019 naar Argentinië te hebben gekocht.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 24 april 2019 reageert de politie op de melding dat er bij de [adres] een gewonde man op straat ligt, die vermoedelijk zou zijn geduwd of gesprongen uit een appartement in die straat. Ter plaatse treft de politie de gewonde verdachte [verdachte] aan op straat. Na onderzoek blijkt dat zich een incident heeft afgespeeld in een woning op de derde verdieping aan de [adres] . Er heeft een gewapende overval plaatsgevonden en de woning is overhoop gehaald. In de woning wordt een gewonde man, medeverdachte [medeverdachte 1] , aangetroffen. Hij is in zijn been gestoken. Ook wordt medeverdachte [medeverdachte 2] in de woning aangetroffen. Zij verklaart dat een derde aanwezige, verdachte, uit het raam is gesprongen. Hierna wordt de woning onderzocht en wordt er 18,29 kilo pillen MDMA aangetroffen in de woonkamer. De drugs wordt gevonden in twee koffers, onder een dubbele bodem. Daarnaast worden in de keuken digitale weegschalen en een zogenoemde bollenslikkers poepset, bestaande uit een grote ronde plastic bak, een grote zeef, plastic freezer bags, plastic handschoenen en tape aangetroffen. Verder is een notitieblok en een schrift met onder andere berekeningen en bedragen gevonden. Ook worden meerdere soorten drugs verspreid in de woning aangetroffen.
De belangrijkste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte (mede) verantwoordelijk is voor de in de woning aangetroffen drugs.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Beide feiten kunnen worden bewezen. Uit het procesdossier blijkt dat het appartement aan de [adres] als doorvoerlocatie van drugs wordt gebruikt. Verdachte kan worden gezien als organisator. Volgens medeverdachte [medeverdachte 2] was het in het appartement een komen en gaan van Dominicaanse personen. Wanneer verdachte met anderen sprak, liepen zij naar een plek waar zij hen niet kon verstaan.
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte de bewoner is van het appartement. Hij had wetenschap van de inhoud van de geprepareerde koffers en deze koffers waren, nu zij in zijn woonkamer stonden, binnen zijn machtssfeer. Op grond van de bewijsmiddelen kan het niet anders dan dat verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 2] de drugs naar het buitenland zou brengen.
3.3
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen wetenschap heeft gehad van de drugs en deze ook niet in zijn machtssfeer heeft gehad. Verdachte kan niet worden gezien als bewoner van het appartement en hij heeft daar maar kort verbleven. Er kan niet worden uitgesloten dat de andere aanwezigen iets met de drugs te maken hebben gehad. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn kennelijk leugenachtig en moeten van het bewijs worden uitgesloten.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Het voorhanden hebben van de drugs
Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen van het aanwezig hebben van MDMA in de koffers, bewezen is. De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in [land] woont en voor vakantie enkele dagen in Amsterdam verbleef. Op 29 juli 2019 heeft hij verklaard tweemaal eerder in Nederland te zijn geweest voor een periode van zo’n negen dagen. Dit was een jaar geleden in Amsterdam en meer dan drie jaar geleden in Rotterdam. Tijdens zijn huidige bezoek aan Amsterdam ontmoette hij, zo verklaarde verdachte ter terechtzitting, in het centrum van Amsterdam een Braziliaanse vrouw, die hem een slaapplaats aanbood. Zij nam hem mee naar de woning aan de [adres] . Verdachte heeft daar na aankomst een shake met aminozuren gedronken, die door de vrouw voor hem was klaargemaakt. Vervolgens gebeurde er iets met hem, wat zo heftig was, dat hij op het moment dat de overvallers binnenkwamen zichzelf uit het raam naar buiten heeft gegooid.
Uit deze verklaring van verdachte maakt de rechtbank op dat hij slechts kort in de woning zou zijn geweest en daar niet heeft verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het procesdossier echter dat deze verklaring niet juist is. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden daarbij gebruikt voor het bewijs, maar alleen voor zover deze worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het procesdossier. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de omstandigheid dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om vragen te stellen aan medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte al veel langer in Nederland verbleef dan enkele dagen. Een in Amsterdam woonachtige vriend van verdachte, [naam] , heeft aan de politie een Instagramaccount met de naam ‘ [instagramaccount] ’ laten zien om zijn relatie met verdachte aan te tonen toen verdachte in het ziekenhuis lag. De profielfoto betreft een foto van verdachte. Op dit account staan elf foto’s waarop verdachte op verschillende plaatsen in Nederland is te zien, met daarbij de data genoemd. De foto’s zijn van april, mei, juli, augustus, september en oktober 2018. Ook de zoon van verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn vader een jaar tot anderhalf jaar woonachtig zou zijn in Nederland. Daarnaast is er in de portemonnee van verdachte een fitnesspas aangetroffen van de Nederlandse sportschool Fit For Free, waarover verdachte heeft verklaard dat hij de kosten voor het abonnement betaalde.
Uit het procesdossier blijkt verder dat dat kort nadat verdachte uit het raam was gesprongen, in de woning medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Zij verklaarden verdachte te kennen als [naam 2] . [medeverdachte 2] noemde verdachte de bewoner van de woning. [medeverdachte 1] beschreef verdachte als de verhuurder die een slaapkamer in de woning had. Verdachte ontkent dat zij met hem in de woning waren en ontkent ook dat hij [naam 2] genoemd wordt. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat het Instagramaccount dat de vriend van verdachte aan de politie heeft getoond met deze naam overeenkomt. In de woning is ook een notitie aangetroffen waarin de naam [naam 2] staat. Daarnaast is door medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte op het moment van de woningoverval stond te koken in de keuken. Uit het dossier blijkt ook dat in de keuken net eten werd bereid. Verdachte is tot slot na zijn val door de politie aangetroffen met badslippers aan.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien dat verdachte veel langer in Nederland verbleef dan uit zijn eigen verklaring volgt en dat hij in de woning aan de [adres] verbleef. Het procesdossier bevat geen aanwijzing dat de door verdachte genoemde Braziliaanse vrouw (ook) in die woning zou verblijven.
Uit de processen-verbaal van uitgeluisterde telefoongesprekken van verdachte in de penitentiaire inrichting leidt de rechtbank ook af dat verdachte geen onschuldige toerist is. Zo zegt zijn zus [naam 3] hem dat hij via ‘daar’ niets moet vertellen. Verdachte antwoordt dan dat hij dat weet. Ook blijkt uit de gesprekken met [naam 4] , dat verdachte een verrader wordt genoemd en dat mensen zeggen dat verdachte zich bezig hield met zaakjes met andere mensen.
In de woning is 18,29 kilo MDMA aangetroffen. Deze MDMA was verstopt onder de dubbele bodems van twee koffers die in de woonkamer stonden. Daarnaast is er een zogenoemde poepset of slikkersset in de woning aangetroffen. Er zijn notities aangetroffen met namen of woorden met daarbij getallen en soms het woord EUR vermeld. In de notities staat ook ‘Nombre – [naam 2] ’. Een schrift met onder andere berekeningen (die over reizen lijken te gaan) en fragmenten van de Nederlandse Opiumwet in het Engels, zijn aangetroffen in een laptoptas. Ook zijn er losse verdovende middelen aangetroffen, verspreid over de woning.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, waar verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de drugs voorhanden heeft gehad. Als bewoner van de woning heeft hij wetenschap van deze drugs, die in de woonkamer stond, gehad en hier beschikkingsmacht over gehad. Het kan niet anders dan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] , die de koffers aan het inpakken was, de drugs heeft willen uitvoeren. Hierdoor is sprake van medeplegen. Omdat de drugs zich op dat moment in de woning bevond van [verdachte] , wordt verdachte vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op het vervoeren van de drugs.
Vrijspraak van de (verlengde) uitvoer van drugs
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde (verlengde) uitvoer van drugs of de poging daartoe. De rechtbank overweegt het volgende.
In de wet is bepaald dat onder het buiten het grondgebied brengen van middelen, zoals bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, wordt verstaan: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, het aannemen om te vervoeren of het voor vervoer aanbieden, of het laten vervoeren.
Verdachte heeft de koffers met drugs voorhanden gehad in de woning. Daarnaast was medeverdachte [medeverdachte 2] in het bezit van vliegtickets naar Zuid-Amerika. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank nog geen sprake van een handeling die als (verlengde) uitvoer van drugs kan worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 jo. artikel 2 van de Opiumwet. Deze tenlastegelegde feitelijkheden kunnen evenmin worden aangemerkt als een begin van uitvoering van een dergelijke handeling. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 24 april 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 18,29 kilogram van een materiaal bevattende MDMA.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
Verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft vastgezeten.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
Omdat verdachte zwaar letsel heeft overgehouden aan de val en nog lang bezig zal zijn met behandelingen en het revalidatieproces en omdat hij geen strafblad heeft, kan worden volstaan met een straf die gelijk is aan de tijd die hij al in voorarrest heeft gezeten.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is aangetroffen in een woning met ruim achttien kilo MDMA die – gezien die hoeveelheid en de wijze van verpakken – bestemd was voor de uitvoer en de handel in drugs. De handel in drugs gaat veelvuldig gepaard met (zeer) gewelddadige criminaliteit en andere vormen van de maatschappij ondermijnende criminele activiteiten, zoals witwassen. Met zijn handelen heeft verdachte een rol gehad in die keten van de handel.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig tot veertig maanden passend wordt geacht. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of er omstandigheden zijn op grond waarvan in het voordeel of het nadeel van verdachte van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 17 november 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit strafblad vormt dus geen reden om aan verdachte een hogere of lagere straf op te leggen.
De rechtbank neemt aan dat verdachte, gelet op de in de woning aangetroffen drugs, slikkersset, aantekeningen en weegschalen, een meer organiserende rol moet hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat dit in strafverzwarende zin moet meewegen in de straf.
Dat het springen uit het raam vanaf de derde verdieping ernstige gevolgen voor verdachte heeft meegebracht is evident, maar deze omstandigheid geeft de rechtbank geen aanknopingspunten die een vermindering van de strafwaardigheid met zich brengen.
Gelet op het voorgaande, en gelet op het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie, acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaar.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. C.A. Mud en J.G.R. Becker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 februari 2020.