3.4Oordeel van de rechtbank
Het voorhanden hebben van de drugs
Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 tenlastegelegde medeplegen van het aanwezig hebben van MDMA in de koffers, bewezen is. De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in [land] woont en voor vakantie enkele dagen in Amsterdam verbleef. Op 29 juli 2019 heeft hij verklaard tweemaal eerder in Nederland te zijn geweest voor een periode van zo’n negen dagen. Dit was een jaar geleden in Amsterdam en meer dan drie jaar geleden in Rotterdam. Tijdens zijn huidige bezoek aan Amsterdam ontmoette hij, zo verklaarde verdachte ter terechtzitting, in het centrum van Amsterdam een Braziliaanse vrouw, die hem een slaapplaats aanbood. Zij nam hem mee naar de woning aan de [adres] . Verdachte heeft daar na aankomst een shake met aminozuren gedronken, die door de vrouw voor hem was klaargemaakt. Vervolgens gebeurde er iets met hem, wat zo heftig was, dat hij op het moment dat de overvallers binnenkwamen zichzelf uit het raam naar buiten heeft gegooid.
Uit deze verklaring van verdachte maakt de rechtbank op dat hij slechts kort in de woning zou zijn geweest en daar niet heeft verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het procesdossier echter dat deze verklaring niet juist is. De verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden daarbij gebruikt voor het bewijs, maar alleen voor zover deze worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het procesdossier. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de omstandigheid dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om vragen te stellen aan medeverdachte [medeverdachte 1] .
Uit het procesdossier blijkt dat verdachte al veel langer in Nederland verbleef dan enkele dagen. Een in Amsterdam woonachtige vriend van verdachte, [naam] , heeft aan de politie een Instagramaccount met de naam ‘ [instagramaccount] ’ laten zien om zijn relatie met verdachte aan te tonen toen verdachte in het ziekenhuis lag. De profielfoto betreft een foto van verdachte. Op dit account staan elf foto’s waarop verdachte op verschillende plaatsen in Nederland is te zien, met daarbij de data genoemd. De foto’s zijn van april, mei, juli, augustus, september en oktober 2018. Ook de zoon van verdachte heeft bij de politie verklaard dat zijn vader een jaar tot anderhalf jaar woonachtig zou zijn in Nederland. Daarnaast is er in de portemonnee van verdachte een fitnesspas aangetroffen van de Nederlandse sportschool Fit For Free, waarover verdachte heeft verklaard dat hij de kosten voor het abonnement betaalde.
Uit het procesdossier blijkt verder dat dat kort nadat verdachte uit het raam was gesprongen, in de woning medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Zij verklaarden verdachte te kennen als [naam 2] . [medeverdachte 2] noemde verdachte de bewoner van de woning. [medeverdachte 1] beschreef verdachte als de verhuurder die een slaapkamer in de woning had. Verdachte ontkent dat zij met hem in de woning waren en ontkent ook dat hij [naam 2] genoemd wordt. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat het Instagramaccount dat de vriend van verdachte aan de politie heeft getoond met deze naam overeenkomt. In de woning is ook een notitie aangetroffen waarin de naam [naam 2] staat. Daarnaast is door medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte op het moment van de woningoverval stond te koken in de keuken. Uit het dossier blijkt ook dat in de keuken net eten werd bereid. Verdachte is tot slot na zijn val door de politie aangetroffen met badslippers aan.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande in onderlinge samenhang bezien dat verdachte veel langer in Nederland verbleef dan uit zijn eigen verklaring volgt en dat hij in de woning aan de [adres] verbleef. Het procesdossier bevat geen aanwijzing dat de door verdachte genoemde Braziliaanse vrouw (ook) in die woning zou verblijven.
Uit de processen-verbaal van uitgeluisterde telefoongesprekken van verdachte in de penitentiaire inrichting leidt de rechtbank ook af dat verdachte geen onschuldige toerist is. Zo zegt zijn zus [naam 3] hem dat hij via ‘daar’ niets moet vertellen. Verdachte antwoordt dan dat hij dat weet. Ook blijkt uit de gesprekken met [naam 4] , dat verdachte een verrader wordt genoemd en dat mensen zeggen dat verdachte zich bezig hield met zaakjes met andere mensen.
In de woning is 18,29 kilo MDMA aangetroffen. Deze MDMA was verstopt onder de dubbele bodems van twee koffers die in de woonkamer stonden. Daarnaast is er een zogenoemde poepset of slikkersset in de woning aangetroffen. Er zijn notities aangetroffen met namen of woorden met daarbij getallen en soms het woord EUR vermeld. In de notities staat ook ‘Nombre – [naam 2] ’. Een schrift met onder andere berekeningen (die over reizen lijken te gaan) en fragmenten van de Nederlandse Opiumwet in het Engels, zijn aangetroffen in een laptoptas. Ook zijn er losse verdovende middelen aangetroffen, verspreid over de woning.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, waar verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de drugs voorhanden heeft gehad. Als bewoner van de woning heeft hij wetenschap van deze drugs, die in de woonkamer stond, gehad en hier beschikkingsmacht over gehad. Het kan niet anders dan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] , die de koffers aan het inpakken was, de drugs heeft willen uitvoeren. Hierdoor is sprake van medeplegen. Omdat de drugs zich op dat moment in de woning bevond van [verdachte] , wordt verdachte vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op het vervoeren van de drugs.
Vrijspraak van de (verlengde) uitvoer van drugs
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde (verlengde) uitvoer van drugs of de poging daartoe. De rechtbank overweegt het volgende.
In de wet is bepaald dat onder het buiten het grondgebied brengen van middelen, zoals bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, wordt verstaan: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, het aannemen om te vervoeren of het voor vervoer aanbieden, of het laten vervoeren.
Verdachte heeft de koffers met drugs voorhanden gehad in de woning. Daarnaast was medeverdachte [medeverdachte 2] in het bezit van vliegtickets naar Zuid-Amerika. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank nog geen sprake van een handeling die als (verlengde) uitvoer van drugs kan worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 jo. artikel 2 van de Opiumwet. Deze tenlastegelegde feitelijkheden kunnen evenmin worden aangemerkt als een begin van uitvoering van een dergelijke handeling. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.