Op 5 februari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanwezig hebben van 18,29 kilo MDMA. De verdachte, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd. De zaak kwam ter terechtzitting op 22 januari 2020, waar de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, vorderde een gevangenisstraf van drie jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in de koffers.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 24 april 2019 in Amsterdam samen met een medeverdachte opzettelijk aanwezig had gehad 18,29 kilo MDMA, die was verstopt in koffers met een dubbele bodem. De rechtbank vond dat de verdachte wist van de drugs, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de koffers al waren geprepareerd met de drugs voordat zij deze in haar bezit kreeg. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging van de (verlengde) uitvoer van drugs, omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twee jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als drugskoerier en de omstandigheden waaronder zij in deze rol was beland, maar vond de hoeveelheid drugs en de wijze van verpakking ernstig genoeg om een substantiële straf op te leggen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.