ECLI:NL:RBAMS:2020:7182

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
13/728070-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor wapenbezit en witwassen van bijna 62.000 euro

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van twee vuurwapens met munitie en het witwassen van bijna 62.000 euro. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 28 augustus 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, de vordering heeft ingediend. De verdachte, geboren in 1989 en gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan de tenlastelegging die onder andere het voorhanden hebben van vuurwapens op 27 maart en 1 april 2020 in Kudelstaart en Amsterdam omvatte, evenals het witwassen van een geldbedrag op 31 maart 2020 in Almere. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wapenbezit bewezen is door de bekennende verklaring van de verdachte en dat het geldbedrag van 61.980 euro uit misdrijf afkomstig is, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij de ernst van de feiten, waaronder het bezit van geladen vuurwapens en de betrokkenheid bij criminele activiteiten, zwaar heeft meegewogen. De rechtbank heeft ook het beslag op het geld en de wapens opgeheven, omdat deze in strijd zijn met de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/728070-20 (Promis)
Datum uitspraak: 11 september 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats 1] , gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kerkhoff en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S. Schuurman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 27 maart 2020 in Kudelstaart;
2. het samen met anderen witwassen van € 61.980 op 31 maart 2020 in Almere. Als dit niet kan worden bewezen dan wordt verdachte beschuldigd van het witwassen van dit geldbedrag uit eigen misdrijf (eenvoudig witwassen);
3. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 1 april 2020 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het wapenbezit van feit 1 en 3 kan worden bewezen en wijst daarbij onder andere op de bekennende verklaring van verdachte. Ook het witwassen van feit 2 kan worden bewezen. Het geld is aangetroffen onder omstandigheden die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Verdachte heeft te laat – namelijk op zitting – informatie overgelegd waardoor zijn verklaring niet te verifiëren is. De op zitting overgelegde stukken maken ook niet dat sprake is van een concrete verklaring dat het aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft, omdat uit de omstandigheid dat derden contant geld hebben opgenomen, niet volgt dat dat geld het geld is dat later bij verdachte is aangetroffen.
De verklaring van verdachte is wel concreet, verifieerbaar en niet hoogst onwaarschijnlijk voor zover hij heeft verklaard dat hij € 30.000,- heeft geleend van [persoon] . Dat onderdeel van de verklaring is nader onderzocht door het als getuige horen van [persoon] en door het onderzoeken van de bankrekeningen van [persoon] . Dat onderzoek maakt wat de officier van justitie betreft dat de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig is.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging legt zich voor het wapenbezit van feit 1 en 3 neer bij het oordeel van de rechtbank. Het witwassen van feit 2 kan niet worden bewezen. De verklaring van verdachte over het geld voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Openbaar Ministerie heeft alleen onderzoek laten doen naar het deel van verdachtes verklaring over de lening van [persoon] . [persoon] ondersteunt met haar verklaring de verklaring van verdachte.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Wapenbezit (feit 1 en 3)
De rechtbank vindt het wapenbezit van feit 1 en 3 bewezen. Omdat verdachte daarover een bekennende verklaring heeft afgelegd, volstaat de rechtbank met het noemen van de gebruikte bewijsmiddelen.
Feit 1
  • De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 28 augustus 2020;
  • Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 27 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 1] (AD02-01, pag. 003-009);
  • Een proces-verbaal wapenonderzoek van 2 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] (ZD08, pag. 001-004);
  • Een geschrift, zijnde een onvolledig proces-verbaal wapenonderzoek, opgemaakt door opsporingsambtenaar [nummer 2] (ZD08, pag. 084-085)
Feit 3
  • De bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 28 augustus 2020;
  • Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 1 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 3] (AD02-03, pag. 004-008);
  • Een proces-verbaal wapenonderzoek van 2 april 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 4] (ZD08, pag. 005-009).
Witwassen (feit 2)
De rechtbank vindt bewezen dat het geld dat van verdachte in beslag is genomen uit misdrijf afkomstig is. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Beoordelingskader
In het dossier zitten onvoldoende aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waaruit het aangetroffen geld afkomstig zou zijn. Uit vaste rechtspraak volgt, dat ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, in sommige gevallen toch witwassen bewezen kan worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen (in dit geval het geld) van misdrijf afkomstig zijn.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van de voorwerpen uit de verklaring van verdachte. Alleen als vervolgens uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen bewezen worden.
Toepassing beoordelingskader
Vermoeden van witwassen
Op 31 maart 2020 hebben verbalisanten een gesprek met [persoon] in haar woning in [plaats 2] . Zij verklaart dat zij geld van [verdachte] bij zich heeft dat zij moest verstoppen. [2] Vervolgens is een tasje met geld in beslag genomen. In het tasje zaten zeven bundels met biljetten van 10, 20, 50 en 100 euro, met een totale waarde van € 61.980. [3]
Omdat bij de politie een vermoeden van witwassen was ontstaan, is de inkomens- en vermogenspositie van verdachte onderzocht. Daaruit komt naar voren dat verdachte een uitkering en huur- en zorgtoeslag ontvangt. Het saldo op de bankrekeningen van verdachte is sinds 2016 aan het eind van het jaar steeds niet hoger dan € 217. [4] Verdachte heeft op 1 april 2020 verklaard dat hij sinds ongeveer 7 à 8 jaar een uitkering krijgt van ongeveer € 1.000 per maand en dat hij geen andere bronnen van inkomsten heeft. [5]
Zowel op 27 maart 2020 (feit 1) als op 1 april 2020 (feit 3) is een vuurwapen met bijbehorende munitie bij verdachte aangetroffen. Verder zijn onder verdachte een PGPtelefoon, een iPhone 11 en een iPhone XS in beslag genomen. [6] In de iPhone 11 staan WhatsApp-berichten van verdachte aan zijn moeder van 25 maart 2020 waarin hij zegt: “Ik heb 50 kilo wiet geript.” In deze telefoon staan ook voiceberichten (opgeslagen op 23 maart 2020) waarin een onbekende man tegen verdachte zegt: “Gewoon betalen en dan kan je door met je kankerleven. Als je het niet doet dan schieten we je kapot.” en “Het is ook gewoon mijn geld wat je hebt. En het is ook een stukje, we laten ons niet zomaar door iedereen rippen.” [7]
Op de iPhone XS is een filmpje aangetroffen van 15 maart 2020 waarop vijf big shoppers te zien zijn waarin een verbalisant vacuümzakken cannabis herkent. [8] Ook is een filmpje aangetroffen van 18 maart 2020 waarop zeven bundels met geld te zien zijn en waarvan minimaal vier bundels exact hetzelfde gebundeld zijn als de op 31 maart 2020 aangetroffen bundels met geld. Op het filmpje is te horen dat verdachte zegt “ [naam] , ik heb hier het geld voor 16 stuks.” [9] Op deze telefoon is een foto aangetroffen van een weegschaal met daarop een pakket vermoedelijke verdovende middelen (80 gram). [10]
De manier waarop het contante geld was ingepakt, de hoogte van het bedrag, dat zijn vriendin het voor verdachte moest verstoppen, de inkomens- en vermogenspositie van verdachte, de aangetroffen wapens en munitie en de inhoud van de telefoons maken dat er een stevig vermoeden is dat de € 61.980 uit misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Verklaring verdachte
De verklaring van verdachte komt er in de kern op neer dat hij in de ongeveer drie jaar voorafgaand aan het aantreffen van de € 61.980 van vier verschillende mensen grote contante bedragen heeft ontvangen en dat het aangetroffen geld het nog overgebleven deel is van dat geld.
Uit de verklaring van verdachte blijkt mogelijk dat de door hem genoemde personen contant geld hebben opgenomen. Daarmee is nog niet gegeven dat zij die opgenomen bedragen ook aan hem zouden hebben gegeven. Bovendien, al zouden genoemde personen verdachte contant geld hebben gegeven, zegt dat nog niets over de herkomst van het specifiek aangetroffen geldbedrag van € 61.980. Uit niets blijkt, of is een aanknopingspunt ter verificatie gegeven, dat de opgenomen geldbedragen, zouden die al aan verdachte zijn gegeven, vervolgens door hem zouden zijn gebundeld en in de tas gestopt die zijn vriendin uiteindelijk aan de politie heeft gegeven. Daarvoor is van belang dat het geld langer geleden zou zijn ontvangen en dat tegelijkertijd sprake lijkt te zijn van betrokkenheid bij zware criminaliteit in de periode kort voor het aantreffen van het geld. Tegen die achtergrond voldoet de verklaring van verdachte niet aan de daaraan te stellen eisen. Dat betekent dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat het om geld gaat dat van misdrijf afkomstig is. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de stelling dat verdachte het geld samen met iemand anders zou hebben witgewassen. Van medeplegen wordt hij dus vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
Feit 1
op 27 maart 2020 te Kudelstaart
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, model 27, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 25 patronen van het kaliber 7.65 mm Browning en
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten patronen van het kaliber 7.65 mm Browning
voorhanden heeft gehad;
Feit 2 primair
op 31 maart 2020 te Almere ongeveer 61.980,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 3
op 1 april 2020 te Amsterdam,
  • een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PK380, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 patronen van het kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel. Bij het bepalen van de straf voor de vuurwapens moet uit het oogpunt van rechtsgelijkheid worden uitgegaan van de landelijke en niet de Amsterdamse oriëntatiepunten.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden. Bij het opleggen van deze, vrijheidsbenemende, straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende meegewogen.
Verdachte heeft twee vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden gehad en daarnaast bijna 62.000 euro witgewassen. Het bezit van vuurwapens zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving, omdat het gebruik van vuurwapens tot gevaarlijke en levensbedreigende situaties kan leiden, en dat helaas ook regelmatig voorkomt. Beide wapens waren voorzien van munitie, zodat ze snel gebruiksklaar waren. Bovendien lijkt uit een aangetroffen WhatsApp-bericht op de telefoon van verdachte te blijken dat hij bereid is een vuurwapen te gebruiken (“Als ze komen afpersen, ik knal broer”). De vermoedelijke betrokkenheid van verdachte bij ripdeals is ook een aanwijzing dat verdachte in de context van drugsgerelateerde criminaliteit bereid is gebruik te maken van een vuurwapen.
Bij het bepalen van de strafmaat gaat de rechtbank voor het witwassen uit van het oriëntatiepunt fraude van de LOVS-oriëntatiepunten (dit zijn landelijke oriëntatiepunten die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben afgesproken). Bij een benadelingsbedrag van € 10.000 tot € 70.000 is een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden of een vergelijkbare taakstraf het uitgangspunt.
Voor het vuurwapenbezit gaat de rechtbank uit van de Amsterdamse oriëntatiepunten. De landelijke oriëntatiepunten voor vuurwapenbezit doen wat de rechtbank betreft onvoldoende recht aan de ernst van de verdachte gepleegde vuurwapenfeiten. Voor een ongeladen vuurwapen in een woning is volgens de Amsterdamse oriëntatiepunten een gevangenisstraf van zes maanden het uitgangspunt. Als sprake is van strafverhogende omstandigheden wordt de straf met drie tot zes maanden verhoogd. In deze zaak is sprake van strafverhogende omstandigheden, omdat beide wapens geladen waren en er aanwijzingen zijn voor geweld, beroepscriminaliteit en drugszaken.

6.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: geld (volgnummers 1 en 2), wapens, munitie en accessoires (volgnummers 4-6 en 8-10), een pgp-telefoon (volgnummer 3) en een niet-bestaand ‘special agent’-identiteitsbewijs (volgnummer 7).
Het geld wordt verbeurd verklaard omdat het bewezen verklaarde witwassen daarmee is begaan.
De wapens en toebehoren worden onttrokken aan het verkeer omdat het bewezen verklaarde daarmee is begaan en het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet. De overige nummers worden onttrokken omdat zij gebruikt kunnen worden voor de voorbereiding van soortgelijke feiten als bewezen verklaard en ook daarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Voorlopige hechtenis

De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen als het onvoorwaardelijk deel van de straf hoger is dan de tijd die de verdachte tot nu toe in voorarrest heeft gezeten.
Gelet op dit vonnis en de nog steeds aanwezige gronden ziet de rechtbank geen aanleiding de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing ook af. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de aanwezige gronden en het resterende strafdeel moet het maatschappelijk belang bij het voortduren van de voorlopige hechtenis voorgaan boven de persoonlijke belangen van verdachte.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feit 2
witwassen;
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. Geld Euro
5902819
2 Geld Euro
5902939
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
3 1.00 STK Zaktelefoon
PGP VAMART
5902005
4 25.00 STK Munitie
5901906
5 1.00 STK Patroonhouder
5901912
6 1.00 STK Wapen
5901913
7 1.00 STK Paspoort
5901916
8 1.00 STK Pistool
WALTHER PK 380
5903275
9 4.00 STK Munitie
5903278
10 1.00 STK Koffer
WALTHER
5903296; pistool koffer
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. J. Huber en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2020.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.Opmerking van de griffier: pagina 086 van ZD08 ontbreekt bij de stukken, maar zou volgens de inhoudsopgave wel aanwezig moeten zijn.
2.Proces-verbaal van bevindingen (ZD05, pag. 21).
3.Proces-verbaal van bevindingen (ZD05, pag. 23-26).
4.Proces-verbaal van bevindingen (ZD05, pag. 27-28).
5.Proces-verbaal van verhoor (PD08, pag. 014).
6.Een geschrift, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming (Beslagdossier, pag. 17).
7.Proces-verbaal van bevindingen (ZD14, pag. 2-3).
8.Proces-verbaal van bevindingen (ZD14, pag. 020).
9.Proces-verbaal van bevindingen (ZD14, pag. 021-022).
10.Proces-verbaal van bevindingen (ZD14, pag. 23).