ECLI:NL:RBAMS:2020:7180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
13/265547-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van vuurwapen en drugs

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 oktober 2020 in zijn woning in [plaats] een vuurwapen, munitie en verschillende soorten drugs in bezit had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 17 december 2020, waarbij de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en de raadsvrouw mr. C.H. van Keulen betrokken waren. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool, munitie, heroïne, MDMA en softdrugs. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, maar de rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte alle ten laste gelegde feiten bewezen, op basis van de resultaten van de doorzoeking op 21 oktober 2020, waarbij onder andere een Walther P22 pistool en aanzienlijke hoeveelheden drugs werden aangetroffen. De rechtbank weegt de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/265547-20
Datum uitspraak: 30 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
wonende op het adres [adres] , [plaats] , thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2020 en mede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting voor de politierechter van 30 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.H. van Keulen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 21 oktober 2020 in zijn woning in [plaats] een vuurwapen, munitie en hard- en softdrugs in bezit heeft gehad.
Dit is ten laste gelegd als het:
1. voorhanden hebben van een pistool en munitie;
2. opzettelijk aanwezig hebben van 97,4 gram heroïne en 55 tabletten MDMA;
3. opzettelijk aanwezig hebben van 84 gram hasj en 5 gram hennep.
De tenlastelegging is op de zitting van 17 december 2020 gewijzigd. De volledige tekst van de uiteindelijke tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

3.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt dat sprake is van twee vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek en dat de consequentie daarvan is dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Als de rechtbank het Openbaar Ministerie niet niet-ontvankelijk verklaart, verzoekt de raadsvrouw over te gaan tot bewijsuitsluiting, of in elk geval strafvermindering.
De raadsvrouw stelt dat het binnentreden in de woning van verdachte en de doorzoeking van deze woning onrechtmatig was, omdat geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Het strafrechtelijk optreden tegen verdachte was gebaseerd op basis van verdovende middelen die eerder op 12 maart 2020 in de woning van verdachte waren aangetroffen en op basis van een TCI-melding van oktober 2020.
De raadsvrouw stelt dat de verdovende middelen op 12 maart 2020 wel zijn aangetroffen maar dat de woning toen onrechtmatig is doorzocht. De resultaten van de doorzoeking op 12 maart 2020 hadden daarom niet gebruikt mogen worden om de doorzoeking op 21 oktober 2020 te rechtvaardigen.
De raadsvrouw stelt daarnaast dat de TCI-melding die aan de doorzoeking op 21 oktober 2020 ten grondslag is gelegd onvoldoende concreet en specifiek is en onvoldoende is geverifieerd zodat deze TCI-melding niet als startinformatie gebruikt mocht worden.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat geen sprake is van vormverzuimen en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
De TCI-melding is voldoende concreet, omdat daarin de naam en volledige personalia van verdachte worden genoemd, alsmede de buurt waar hij zou wonen en dat hij in harddrugs zou handelen. Deze melding is geverifieerd door het adres van verdachte en zijn justitiële documentatie te controleren. Daarnaast zijn er de bevindingen van 12 maart 2020.
De officier van justitie stelt dat bij de doorzoeking van 12 maart 2020 mogelijk sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking, maar dat dit waarschijnlijk intern bestraft is door verdachte niet te vervolgen voor de toen aangetroffen drugs. De constatering dat er destijds verdovende middelen in de woning van verdachte zijn aangetroffen en wat verdachte daarover vervolgens in het bijzijn van zijn advocaat heeft verklaard, zijn echter wel omstandigheden die bij een nieuwe zaak gebruikt kunnen worden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek en dat geen aanleiding bestaat om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren of om over te gaan tot bewijsuitsluiting of strafvermindering.
Doorzoeking 12 maart 2020
Aan de doorzoeking van de woning op 21 oktober 2020 liggen bevindingen ten grondslag die zijn verkregen naar aanleiding van de doorzoeking op 12 maart 2020. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of destijds in dat onderzoek is vastgesteld of onrechtmatig is gehandeld. Vaststaat wel dat verdachte voor dat feit niet werd vervolgd. Voor zover bij die doorzoeking al sprake was van onregelmatigheden, dan dienen deze in dat betreffende onderzoek te worden beoordeeld en dient voor dat onderzoek te worden bepaald of er rechtsgevolgen aan verbonden worden. Als in de eerdere zaak onrechtmatig is gehandeld volgt daaruit dus niet vanzelf dat daaruit verkregen informatie nooit meer gebruikt mag worden voor een verdenking in latere zaken.
Voor de vraag of eventuele vormverzuimen buiten het voorbereidend onderzoek in deze zaak kunnen of moeten leiden tot rechtsgevolgen, is van belang ‘of de betreffende onrechtmatige handeling van bepalende invloed is geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de (verdere) vervolging van de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit’. [1]
In deze zaak zijn de bevindingen van 12 maart 2020 enkel een van de aspecten die gebruikt zijn ter verificatie van de ontvangen TCI-melding. Voor de uiteindelijke vervolging van verdachte is slechts van belang wat er op 21 oktober 2020 is aangetroffen.
Voor zover sprake is geweest van een of meer vormverzuimen bij de doorzoeking op 12 maart 2020, zijn die daarom niet van zodanig bepalende invloed geweest in déze strafzaak dat er aanleiding bestaat om in déze strafzaak rechtsgevolgen te verbinden aan de eventuele vormverzuimen.
TCI-melding
De informatie uit een TCI-melding kan als startinformatie dienen voor een strafrechtelijk onderzoek. Tenzij er aanwijzingen zijn dat sprake is van onregelmatigheden bij de totstandkoming van de TCI-melding, kan – zonder nader onderzoek naar de inhoud en herkomst van de melding – de melding gebruikt worden als aanleiding voor nader onderzoek.
Of (mede) op basis van de TCI-melding dwangmiddelen ingezet kunnen worden hangt af van de inhoud van de melding en de overige informatie die beschikbaar is.
Het TCI-proces-verbaal houdt in dat via één informant als informatie is binnengekomen dat ‘ [verdachte] , die in de buurt van de [buurt] woonachtig is, in harddrugs [handelt]’ en dat uit onderzoek voorts is gebleken dat [verdachte] is genaamd ‘ [verdachte] , geboren [1971] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )’ en dat betreft verdachte.
Uit het aanvraagproces-verbaal voor de doorzoeking in de woning van verdachte blijkt dat naast de TCI-melding de volgende informatie relevant was voor het doorzoeken van de woning. Uit onderzoek was gebleken dat verdachte antecedenten had voor ‘Wet wapens en munitie’-feiten. Daarnaast werd relevant geacht dat op 12 maart 2020 verdovende middelen in de woning van verdachte zijn aangetroffen en dat verdachte naar aanleiding daarvan onder meer heeft verklaard dat er mensen komen en coke fijn maken.
Dit maakt dat de TCI-melding voldoende concreet was en dat op grond van die melding in combinatie met de overige bevindingen in redelijkheid een machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte afgegeven kon worden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunten Openbaar Ministerie en verdediging
De officier van justitie vindt alle ten laste gelegde feiten bewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van alle feiten vrij te spreken, wanneer de rechtbank de resultaten van de doorzoeking op 21 oktober 2020 voor het bewijs zou uitsluiten. De raadsvrouw heeft geen aanvullende verweren gevoerd voor het geval haar verzoek tot bewijsuitsluiting door de rechtbank zou worden verworpen.
4.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor onder 3.3. overwogen dat er geen aanleiding bestaat om de resultaten van de doorzoeking van 21 oktober 2020 van het bewijs uit te sluiten. De rechtbank betrekt daarom het volledige dossier bij het beantwoorden van de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank komt tot die conclusies op grond van de volgende wettige bewijsmiddelen. [2]
Op 21 oktober 2020 werd de woning op het adres [adres] in [plaats] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werden onder meer een vuurwapen en een doosje en twee zakjes munitie in beslag genomen. Daarnaast werden kleine hoeveelheden softdrugs, twee wikkels, een aantal pillen en een blokje bruine substantie in beslag genomen. [3]
De in beslag genomen voorwerpen zijn onderzocht.
De politie heeft onderzoek gedaan naar het aangetroffen vuurwapen en de aangetroffen munitie. Het vuurwapen betrof een Walther P22, kaliber .22LR (serienummer [nummer] ). [4] Dit betreft een vuurwapen van categorie III.
Uit het onderzoek bleek verder dat het ging om 9 patronen van het merk Cascade Cartridge Ine (CCI), kaliber .22 Long Rifle en van het soort randvuur volmantel rondneus met loden projectiel (itemnummer 5985236). Daarnaast zijn nog 41 stuks van deze patronen aangetroffen (itemnummer 5985237). [5] Verder zijn 4 patronen van het merk Companhia Brasileira de Cartuchos (CBC), kaliber 380 auto (9x17mm/9mm kort) van het soort volmantel rondneus (5985240) aangetroffen. Tot slot zijn 25 volmantel rondneus-patronen aangetroffen van het kaliber 7,65mm Browning (merken Ozkursan en Sellier & Bellot) (5985243). [6] Het betreft telkens munitie van categorie III.
Forenisch expert [persoon] heeft onderzoek gedaan naar de tabletten en bruin poeder/bruine blokjes. Het ging om 55 gele tabletten (indruk tijger) die MDMA bevatten en om 97,4 gram poeder/brokjes, bevattende heroïne. [7]
De politie heeft onderzoek gedaan naar de softdrugs. Het bleek te gaan om een plak hash [hasjiesj] van ongeveer 84 gram en om ongeveer 5 gram hennep. [8]
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen en de munitie van hem zijn. Verdachte heeft ook verklaard dat de xtc, heroïne, hasj en wiet van hem zijn. [9]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op 21 oktober 2020 te [plaats] , een wapen van categorie III, te weten:
- een pistool van het merk Walther, model P22, serienummer [nummer] , kaliber .22lr en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van categorie III, te weten:
  • 9 patronen (itemnummer 5985236) kaliber .22 Long Rifle, merk Cascade Catridge Ine (CCI), model randvuur volmantel rondneus met loden projectiel en
  • patronen (itemnummer 5985237), kaliber .22 Long Rifle, merk Cascade Catridge Ine (CCI), model randvuur volmantel rondneus en
  • 4 patronen (itemnummer 5985240) kaliber 380 AUTO (synoniem 9x17/9mm kort), model volmantel rondneus en
  • patronen (itemnummer 5985243), kaliber 7.65 Browning, model volmantel rondneus
voorhanden heeft gehad;
Feit 2
op 21 oktober 2020 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • een hoeveelheid van 97,4 gram bruin gekleurd(e) brokken/poeder bevattende heroïne en
  • 55 gele tabletten met daarin gedrukt de afbeelding van een tijger, bevattende MDMA;
Feit 3
op 21 oktober 2020 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad:
  • een plak hasjiesj, te weten in totaal (ongeveer) 84 gram hasjiesj en
  • een hoeveelheid hennep, te weten in totaal (ongeveer) 5 gram hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van verdachte, eventueel aangevuld met een (maximale) taakstraf. In dat kader heeft zij gewezen op haar (meer subsidiaire) verzoek tot strafvermindering naar aanleiding van door haar gestelde vormverzuimen en daarnaast heeft de raadsvrouw gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder dat verdachte de mantelzorger van zijn moeder is, hij door de huidige detentie hoogstwaarschijnlijk zijn woning zal kwijtraken en hij als gevolg van deze strafzaak hoogstwaarschijnlijk niet meer in aanmerking komt voor een schuldsaneringstraject.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Verdachte heeft in zijn woning een doorgeladen vuurwapen voorhanden gehad. Daarnaast had verdachte munitie voor dit vuurwapen en voor andere vuurwapen(s) voorhanden. Verdachte had ook verschillende soorten hard- en softdrugs in zijn bezit.
Het Amsterdamse oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning noemt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als strafmaat. Wanneer sprake is van strafverzwarende omstandigheden, noemt het oriëntatiepunt een verhoging van drie tot zes maanden. De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een strafverzwarende omstandigheid omdat het wapen was doorgeladen/gebruiksklaar was.
Het LOVS-oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van harddrugs noemt voor de hoeveelheden die verdachte voorhanden had (97,4 gram en 55 pillen) een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren als vertrekpunt voor de strafmaat.
Deze oriëntatiepunten en in het bijzonder voor wat betreft het vuurwapen, maken dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest (ongeveer twee maanden) onvoldoende recht doet aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. Ook de door de raadsvrouw opgeworpen persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn daarvoor onvoldoende.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij hiervoor in rubriek 3.3. al heeft overwogen dat geen sprake is van vormverzuimen die maken dat in deze zaak strafvermindering als rechtsgevolg moet worden toegepast.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
-
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 2
-
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3
-
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolwinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2020.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2020:1889, r.o. 2.2.2.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Een proces-verbaal van 22 oktober 2020 doorzoeking ter inbeslagneming (pag. ZD-9 – ZD-15).
4.Een proces-verbaal van onderzoek van 29 oktober 2020 (ongenummerd, blad 1-3).
5.Een proces-verbaal van onderzoek van 22 oktober 2020 (ongenummerd, blad 4-5) en een proces-verbaal van onderzoek van 29 oktober 2020 (ongenummerd, blad 3-4).
6.Een proces-verbaal van onderzoek van 29 oktober 2020 (ongenummerd, blad 5-6).
7.Een rapport van 28 oktober 2020, met nummer 0908N20 (ongenummerd).
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2020 (pag. ZD-17).
9.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 22 oktober 2020 (pag. PD-14).