ECLI:NL:RBAMS:2020:7007

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
81/240436-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en deels voorwaardelijk gevangenisstraf voor handel in vuurwerk

Op 24 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in professioneel vuurwerk. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd, heeft via Telegram professioneel vuurwerk besteld en dit opgehaald bij de grens van Duitsland. Hij heeft het vuurwerk vervolgens doorverkocht aan een ander. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk zonder de vereiste kennis en buiten een toegelaten opslag. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbalen als bewijs gebruikt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een gezin heeft en in voorarrest zit. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 9 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. Het in beslag genomen geldbedrag van € 9.090,00 is verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte een laatste kans gegeven, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en de ernst van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 81/240436-20 (Promis)
Datum uitspraak: 24 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 december 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.H.M. Beune en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S. Arts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich (al dan niet opzettelijk) heeft schuldig gemaakt aan het:
samen met een ander, als een ander dan een persoon met gespecialiseerder kennis, voorhanden hebben en/of opslaan van professioneel vuurwerk;
samen met een ander, professioneel vuurwerk voorhanden hebben buiten een voor de opslag van vuurwerk toegelaten inrichting;
ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis van professioneel vuurwerk.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Verdachte heeft verklaard dat hij via “Telegram” in contact is gekomen met een verkoper van professioneel vuurwerk die zich [naam 1] noemde. Hij heeft bij hem professioneel vuurwerk besteld. Het ging om 180 shells en 90 flowerbeds. Hij heeft dit vuurwerk opgehaald bij de grens van Duitsland. Hij heeft zijn bestelbusje leeg afgegeven aan de verkopers en kreeg het met het bestelde vuurwerk terug. Hij betaalde er 7.000 euro voor. Hij heeft het vuurwerk vervolgens meteen doorverkocht aan [naam 2] . Hij heeft het vuurwerk bij [naam 2] afgeleverd in Hauwert waar het werd opgeslagen. [naam 2] heeft er 9.000 euro voor betaald.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank is van oordeel – met de officier van justitie en de verdediging – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Verdachte heeft deze feiten – zoals onder rubriek 5 bewezen verklaard – bekend en de raadsman heeft hiervoor geen vrijspraak bepleit. Op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, kan dan ook met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 december 2020;
2. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 14 oktober 2020, met bijlagen, met nummer PL1100 BVH 2020204974-9, pagina’s 110 t/m 118;
3. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 14 oktober 2020, met bijlagen, met nummer PL1100 BVH 2020204974-12, pagina’s 119 t/m 140;
4. Een proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk van 14 oktober 2020, met bijlagen, met nummer PL1100 BVH 2020204974-13, pagina’s 141 t/m 211.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
feit 1
op 24 september 2020, te Hauwert , in de gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, opzettelijk
  • 180 shells (Lijst III), en
  • 15 flowerbeds (Lijst III) en
  • 75 flowerbeds (Lijst II),
in elk geval professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.
feit 2
op 24 september 2020, te Hauwert , in de gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, meer dan 25 kilogram vuurwerk voorhanden heeft gehad buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4 en/of artikel 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend die betrekking heeft op de opslag van vuurwerk en/of artikel 2.2.1 Vuurwerkbesluit waarvoor een melding is gedaan krachtens artikel 2.2.4 Vuurwerkbesluit;
feit 3
op 24 september 2020, te Hauwert , in de gemeente Medemblik, opzettelijk, aan een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis van professioneel vuurwerk ter beschikking heeft gesteld, te weten 180 shells en 90 flowerbeds aan [naam 2] .

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heef verder gevorderd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, te weten een meldplicht en ambulante behandeling. Tevens heeft de officier van justitie verzocht om een contactverbod met vuurwerkhandelaren en -leveranciers op te leggen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte zit inmiddels drie maanden in voorarrest. Zijn gezin, waaronder zijn twee jonge kinderen, heeft het zwaar zonder de aanwezigheid van verdachte thuis. Niet alleen als kostwinnaar, maar ook als vader. Als verdachte niet met vuurwerk stopt, dan zal dat gevolgen hebben voor zijn relatie. Ook de werkgever van verdachte heeft aangegeven dat de baan van verdachte per 4 januari 2021 zal komen te vervallen als verdachte nog langer in detentie moet blijven. Verdachte heeft bij de politie een meewerkende houding aangenomen en openheid van zaken gegeven. Weliswaar is verdachte eerder veroordeeld voor vuurwerkbezit, maar toen heeft hij niet een gevangenisstraf opgelegd gekregen maar een taakstraf. Door zijn tijd in detentie realiseert hij zich inmiddels de ernst van zijn gedrag. Ook begrijpt hij dat hij aan zichzelf zal moeten gaan werken om herhaling te voorkomen en ziet er het belang van in om inzicht te krijgen in zijn vuurwerkfascinatie. Hij is dan ook bereid om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid professioneel vuurwerk voorhanden gehad terwijl hij daarvoor niet beschikte over gespecialiseerde kennis. Ook heeft hij dit vuurwerk voorhanden gehad buiten een inrichting die voor de opslag van dergelijk vuurwerk ingericht was. Verdachte heeft dit vuurwerk bovendien verkocht aan een persoon die eveneens niet beschikt over de vereiste gespecialiseerde kennis. Verdachte heeft daarmee ontzettend gevaarlijk gehandeld. Afgezien van de brandgevaarlijkheid bij de opslag, brengt het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk grote risico’s met zich mee, niet slechts voor degene die het vuurwerk tot ontbranding brengen, maar ook voor eventuele omstanders. Te denken valt aan gehoorbeschadiging, oogletsel, verminking van ledematen of erger. Niet gebleken is dat verdachte zich op enige manier bekommerd heeft om deze in potentie levensgevaarlijke risico’s. Dit is uitermate onverantwoordelijk gedrag.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 23 november 2020, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf voor een soortgelijke strafbare feit.
De rechtbank heeft tevens gekeken naar een rapport van de reclassering van 30 november 2020. Daarin heeft de reclassering gerapporteerd dat het recidiverisico op gemiddeld wordt geschat. Verdachte bezit een koopwoning en heeft een structurele dagbesteding. Ook was er geen sprake van schuldenproblematiek ten tijde van het plegen van de strafbare feiten. In de gesprekken met de rapporteur is verdachte vriendelijk en respectvol. De vriendin van verdachte schetst het beeld van een liefhebbende vader en een steunend sociaal netwerk. Toch hebben deze beschermende factoren verdachte er niet van weerhouden de strafbare feiten te plegen. Verdachte is eerder veroordeeld wegens het overtreden van het Vuurwerkbesluit. Hij weet dus wat de risico’s zijn. Ook dat heeft hem er niet van kunnen weerhouden om opnieuw het Vuurwerkbesluit te overtreden. Verdachte lijkt berekenend te hebben gehandeld. De reclassering sluit een impulsieve totstandkoming van het delictgedrag dan ook uit. De reclassering vindt het van belang dat er meer onderzoek zal worden gedaan naar een mogelijke verslaving/obsessie met betrekking tot vuurwerk. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met de medeverdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf verder – in het voordeel van verdachte – rekening gehouden met de open proceshouding van verdachte. Weliswaar is hij op heterdaad aangehouden, maar vanaf dat moment heeft hij volledig aan het onderzoek meegewerkt en bekend. Ook ter terechtzitting heeft verdachte openheid van zaken gegeven en verklaard dat hij zich er tijdens zijn voorarrest van bewust is geworden dat hij ongelooflijk gevaarlijk heeft gehandeld. Hij heeft te kennen gegeven dat hij een fascinatie heeft voor vuurwerk en dat hij bereid is om daar iets aan te doen. Hij staat dan ook open voor hulp en begeleiding, zoals door de reclassering is geadviseerd. Verdachte is daarin oprecht op de rechtbank overgekomen. De rechtbank heeft er tot slot rekening mee gehouden dat het gezin van verdachte – met twee jongen kinderen – erg onder de detentie van verdachte lijdt en dat hij zijn baan zal verliezen als hij langer in detentie moet blijven.
De rechtbank houdt er tot slot rekening mee dat ten aanzien van de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten sprake is van eendaadse samenloop.
Alles afwegende, is de rechtbank bereid om verdachte nog een laatste kans te geven en hem niet terug te sturen naar de gevangenis. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijke strafdeel van 3 maanden is gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Verdachte hoeft dan ook niet langer in detentie te blijven. De 6 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd als verdachte zich binnen de proeftijd van 3 jaren niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit.
Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden koppelen. Het voorwaardelijk strafdeel zal niet worden ten uitvoer gelegd, als verdachte zich aan deze voorwaarden houdt. De rechtbank zal geen contactverbod met de medeverdachte, vuurwerkhandelaren en/of -leveranciers bepalen, nu zij daartoe de noodzaak niet ziet.
Tot slot zal aan verdachte een taakstraf van maximale duur worden opgelegd, te weten 240 uren. Mocht verdachte deze taakstraf niet naar behoren verrichten, dan zal de duur van de taakstraf worden vervangen door 120 dagen hechtenis.
De rechtbank is van oordeel dat – met name gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte – bovenvermelde straf passend is.

9.Het beslag

Onder verdachte is een geldbedrag ter hoogte van € 9.090,00 in beslag genomen. Het geldbedrag behoort aan verdachte toe. Nu dit geldbedrag uit de baten van het onder 5 bewezen geachte is verkregen, wordt dit geldbedrag verbeurdverklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1. Wet milieubeheer en de artikelen 1.2.2. en 1.2.4. van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen geachte:
eendaadse samenloop van medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
ten aanzien van het onder 3 bewezen geachte:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij de reclassering
Veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland aan de Vincent van Goghweg 73 te Zaandam wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna zal hij zich gedurende de proeftijd blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Gedurende deze periode zal de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder de veroordeelde adviezen zal geven die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde zal meewerken aan een diagnostiek en een behandeling bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Algemene voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
 Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.

Verklaart verbeurd: een geldbedrag ter hoogte van € 9.090,00 zoals vermeld op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte beslaglijst.
 Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf. Deze beslissing is afzonderlijke geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.D. Riggelink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2020.