ECLI:NL:RBAMS:2020:6807

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
C/13/691529 / HA RK 317.2020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in echtscheidingsgeschil met betrekking tot procesorde en partijdigheid

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2020 een wrakingsverzoek afgewezen dat op 5 november 2020 was ingediend door verzoeker, die betrokken was bij een echtscheidingsgeschil. Verzoeker had de wraking aangevraagd van mr. C.M.E. de Koning, de voorzieningenrechter die zijn zaak behandelde, op grond van vermeende schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Verzoeker stelde dat de rechter verzuimd had om hem afschriften van ingediende producties ter hand te stellen, waardoor hij niet in staat was om adequaat te reageren op deze stukken. Dit zou volgens verzoeker in strijd zijn met de rechten van de mens en de schijn van partijdigheid hebben gewekt.

De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij zich vrij en onpartijdig voelde om in deze zaak te beslissen. Zij stelde dat de producties op de juiste wijze waren verzonden en dat de inhoud van deze stukken niet van belang was voor de beslissing in het kort geding. De Wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de rechter zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen sprake was van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De Wrakingskamer oordeelde dat de rechter terecht had besloten om de producties toe te laten, en dat het feit dat verzoeker geen afschrift had ontvangen of niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren, niet leidde tot een objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de Wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen, met de beslissing dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke procesgang, maar ook de ruimte die rechters hebben om beslissingen te nemen over de toelating van bewijsstukken in het kader van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 5 november 2020 schriftelijk gedane verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. C.M.E de Koning,
voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam,
hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het op schrift gestelde wrakingsverzoek van 5 november 2020;
 de op schrift gestelde zienswijze van de rechter van 13 november 2020 waarin zij zich op het standpunt stelt dat geen sprake is (geweest) van enige vooringenomenheid.
 de aanvullende producties 3 t/m 9 die door de wederpartij van verzoeker in kort geding zijn ingebracht.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 19 november 2020. Ter zitting waren aanwezig: verzoeker, de rechter, bijgestaan door haar teamvoorzitter en de advocaat van [naam] , de wederpartij van verzoeker, mr. R. Gardeslen.
De voorzitter heeft medegedeeld over welke stukken de Wrakingskamer beschikt. Vervolgens is verzoeker het woord gegeven. Hij heeft het verzoek nader toegelicht. Hierna heeft de rechter haar zienswijze gegeven. Na nog een ronde hoor- en wederhoor is verzoeker in de gelegenheid gesteld het laatst te spreken. Vervolgens is de behandeling ter zitting gesloten.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker is partij in een echtscheidingsgeschil met zijn ex-vrouw, [naam] (hierna: de wederpartij). In een beschikking van 18 december 2019 is het huurrecht van de woning aan de [adres] toegewezen aan de wederpartij. De familierechter heeft toen ook bepaald dat verzoeker de woning moet verlaten binnen drie maanden nadat de echtscheiding zou worden ingeschreven in de registers, wat heeft plaatsgevonden op 21 juli 2020. Omdat verzoeker de woning op 21 oktober 2020 niet had verlaten, heeft de wederpartij een kort geding aangespannen ter ontruiming van de kamer waarin verzoeker verblijft.
Op 3 november 2020 vond dit kort geding plaats voor de voorzieningenrechter. In aanloop naar de zitting zijn door de advocaat van de wederpartij enkele producties verzonden aan de rechtbank en aan de advocaat van verzoeker, mr. N. Bevelander. Eerder had de advocaat van de wederpartij bericht ontvangen van mr. Bevelander dat verzoeker alleen naar de zitting in kort geding zou komen. Verzoeker werd tijdens het kort geding ook niet bijgestaan door mr. Bevelander en hij beschikte niet over de nagezonden producties. Die stukken zijn, ondanks protest van verzoeker, ter zitting wel toegevoegd aan het dossier. Vervolgens zijn ze besproken. Het ging om enkele bankafschriften van de wederpartij. De rechter heeft tot twee keer toe gezegd dat de producties niet van belang zijn voor de beslissing op de vordering tot ontruiming, waarna de behandeling is voortgegaan en een vonnisdatum (10 november 2020) is medegedeeld.
Op 4 november 2020 kreeg verzoeker via mr. Bevelander alsnog de beschikking over voornoemde producties.
2.2.
Op 5 november 2020 is het wrakingsverzoek ingediend.

3.Het verzoek

3.1.
Het wrakingsverzoek steunt op de grond dat de rechter verzuimd heeft afschriften van de overgelegde producties ter hand te stellen aan verzoeker en verzoeker niet in de gelegenheid heeft gesteld op deze producties te reageren. Daarmee zijn de basisprincipes van een eerlijke/behoorlijke procesgang overtreden, wat strijdig is met de rechten van de mens.
3.2.
Op grond van bovenstaande heeft de rechter (minst genomen) de schijn van partijdigheid gewekt, waardoor het wrakingsverzoek moet worden toegewezen.

4.Het verweer van de rechter

4.1.
De rechter heeft zich in een schriftelijke reactie van 13 november 2020 uitgelaten over het wrakingsverzoek. Over de wrakingsgronden heeft zij het volgende opgemerkt. De rechter heeft zich steeds vrij en onpartijdig gevoeld om in deze zaak te beslissen en zij heeft niet de schijn van partijdigheid gewekt door de producties toe te laten zonder een nadere termijn voor een reactie van verzoeker. De stukken waren immers op de juiste wijze verzonden. Bovendien werd niet weersproken dat de wederpartij de vaste lasten voor de woning voor haar rekening nam, waren de producties eenvoudig van aard en, vooral, waren ze niet van belang voor de beslissing in het kort geding.
4.2.
Het wrakingsverzoek moet dan ook worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De Wrakingskamer is van oordeel dat geen sprake is van een schending van beginselen van behoorlijke procesorde of van de rechten van de mens. Door de rechter zijn enkele, door de wederpartij ingebrachte, stukken toegelaten tot het geding. De rechter heeft toegelicht waarom deze stukken, ondanks protest van verzoeker, werden toegelaten, namelijk omdat de wederpartij ervan uit mocht gaan dat de stukken aan de juiste persoon (te weten mr. Bevelander zijnde de advocaat van verzoeker) waren verzonden en omdat de producties eenvoudig van aard waren en de inhoud daarvan ter zitting is besproken. Bovendien werd de strekking van de producties – dat de wederpartij de vaste lasten van de woning voor haar rekening nam – door verzoeker beaamd. Daar komt nog bij dat de rechter tot twee keer toe te kennen heeft gegeven dat de producties niet van belang waren voor de beoordeling van de enige vordering die in kort geding voorlag, die tot ontruiming. Onder die omstandigheden kan het feit dat verzoeker geen afschrift van deze stukken heeft gekregen of dat hij niet in de gelegenheid is gesteld later op de stukken te reageren, niet leiden tot (de objectief gerechtvaardigde schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.BESLISSING

De Wrakingskamer:
- wijst het wrakingsverzoek af.
Aldus gegeven door
mr. W.M. de Vries, voorzitter,
mrs. C.L.J.M. de Waal en C.M. Degenaar, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2020.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.