ECLI:NL:RBAMS:2020:6807
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in echtscheidingsgeschil met betrekking tot procesorde en partijdigheid
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2020 een wrakingsverzoek afgewezen dat op 5 november 2020 was ingediend door verzoeker, die betrokken was bij een echtscheidingsgeschil. Verzoeker had de wraking aangevraagd van mr. C.M.E. de Koning, de voorzieningenrechter die zijn zaak behandelde, op grond van vermeende schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Verzoeker stelde dat de rechter verzuimd had om hem afschriften van ingediende producties ter hand te stellen, waardoor hij niet in staat was om adequaat te reageren op deze stukken. Dit zou volgens verzoeker in strijd zijn met de rechten van de mens en de schijn van partijdigheid hebben gewekt.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij zich vrij en onpartijdig voelde om in deze zaak te beslissen. Zij stelde dat de producties op de juiste wijze waren verzonden en dat de inhoud van deze stukken niet van belang was voor de beslissing in het kort geding. De Wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker en de rechter zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er geen sprake was van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De Wrakingskamer oordeelde dat de rechter terecht had besloten om de producties toe te laten, en dat het feit dat verzoeker geen afschrift had ontvangen of niet in de gelegenheid was gesteld om te reageren, niet leidde tot een objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid.
Uiteindelijk heeft de Wrakingskamer het wrakingsverzoek afgewezen, met de beslissing dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijke procesgang, maar ook de ruimte die rechters hebben om beslissingen te nemen over de toelating van bewijsstukken in het kader van de procedure.