Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- een tussenuitspraak van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2020 die is gewezen door de rechters in de zaak van verzoeker (parketnummer 13/751266-20, RK nummer 20/1659),
- het verzoek tot wraking van 14 oktober 2020, ingediend door mr. Wolters,
- een schriftelijke reactie van de rechters op het verzoek tot wraking,
- een pleitnota van mr. Wolters, opgesteld ten behoeve van de zitting van de wrakingskamer.
1.De feiten
De officier van justitie heeft op 28 september een e-mail met bijlagen aan de rechtbank en de raadsman gezonden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit deze bijlagen nieuwe informatie blijkt, die eerder niet bekend was en die van belang kan zijn voor de beslissing van de rechtbank. Op die grond verzoekt de officier van justitie een nadere inhoudelijke behandeling van de zaak zodat de stukken inhoudelijk ter zitting kunnen worden besproken.De rechtbank ziet in de door de officier van justitie verstrekte stukken aanleiding om het onderzoek te heropenen en de opgeëiste persoon in staat te stellen om bij gelegenheid van een nader te bepalen zitting op de inhoud van de eerder genoemde stukken te reageren.
2.Het verzoek en de gronden daarvan
(1) De rechtbank wilde aanvankelijk geen nader onderzoek doen en had enkel meer tijd nodig voor het doen van een uitspraak. Toen de officier van justitie op 28 september 2020 nieuwe (voor verzoeker nadelige) informatie uit Iran naar de rechtbank stuurde, heeft de rechtbank, zonder enige vorm van wederhoor, beslist de behandeling van de zaak te heropenen. Dit had tot gevolg dat op 1 oktober 2020 geen einduitspraak maar een tussenuitspraak werd gedaan. De timing is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk. Bij verzoeker is door deze gang van zaken het idee gewekt dat de reden voor het uitstellen van de uitspraak niet was dat de rechtbank meer tijd nodig had, maar dat de nieuwe informatie uit Iran aan het dossier kon worden toegevoegd.
(2) Daar komt bij dat ook mr. Wolters, bij e-mail van 31 augustus 2020, aanvullende informatie naar de rechtbank heeft gestuurd, maar die aanvullende informatie heeft de rechtbank
geenaanleiding gegeven om het onderzoek te heropenen. Omdat de rechtbank met aanvullende informatie van de officier van justitie anders omgaat dan met aanvullende informatie van (de raadsman van) verzoeker, krijgt de officier van justitie een voorkeursbehandeling. De rechtbank had die informatie dus naast zich neer behoren te leggen.
(3) Verzoeker leidt uit de gang van zaken af dat de rechtbank zijn standpunt geheel of gedeeltelijk zou gaan honoreren. Waarom zou de rechtbank anders de nieuwe informatie van de officier van justitie tijdens een behandeling willen bespreken als zij toch al van oordeel was dat de officier van justitie het gelijk aan haar zijde had.
3.3. De reactie van de officier van justitie
4.De reactie van de rechters
5.De beoordeling van het verzoek
de combinatie van de rechtbank graag in dezelfde samenstelling de behandeling van de zaak [wil] voortzetten.” Het verzoek zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
- verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk,
- bepaalt dat de procedure met parketnummer 13/751266-20 en RK nummer 20/1659 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.