ECLI:NL:RBAMS:2020:6789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
C/13/690136 / HA RK 20.268
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens vermeende partijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 2 november 2020 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.A. van de Laar, tegen rechter mr. R.H.C. Jongeneel. Het wrakingsverzoek was ingediend op 15 september 2020 en was gebaseerd op de stelling dat de advocaat van de wederpartij, mr. H.C. Bijleveld, eerder rechter was in de handelskamer van de rechtbank Amsterdam. De verzoeker vreesde dat deze eerdere samenwerking de onpartijdigheid van de rechter zou kunnen beïnvloeden. De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 22 oktober 2020, maar zowel de rechter als de advocaat van de verzoeker waren verhinderd om aanwezig te zijn.

De rechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij zich mr. Bijleveld niet kon herinneren en dat hij geen reden zag om te twijfelen aan zijn onafhankelijkheid. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheid dat mr. Bijleveld eerder rechter was, op zichzelf niet voldoende was om te concluderen dat de rechter partijdig was. Bovendien was er een aanzienlijke tijd verstreken sinds de periode waarin de rechter en mr. Bijleveld samenwerkten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de procedure met zaaknummer C/13/683116 / HA ZA 20-443 hervat kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 39 lid 5 Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing op het op 15 september 2020 gedane en onder zaaknummer
C/13/690136 HA/RK 20/268 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. R.H.C. Jongeneel, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • het proces-verbaal van de zitting van 15 september 2020 in de zaak van [naam] B.V. tegen verzoeker met zaaknummer C/13/683116 / HA ZA 20-443, met daarin opgenomen een verzoek tot wraking van de rechter;
  • een e-mail van de rechter van 17 september 2020 met daarin zijn aanvullende reactie op het verzoek tot wraking.
De rechter berust niet in de wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2020. Verzoeker is verschenen. Zowel de rechter als mr. Van de Laar hebben de wrakingskamer voorafgaand aan de zitting bericht verhinderd te zijn. De beschikking is bepaald op 2 november 2020.

1.Feiten

Bij deze rechtbank is een civiele zaak aanhangig gemaakt door [naam] B.V. tegen verzoeker. De advocaat van [naam] B.V. is mr. H.C. Bijleveld.
Op 15 september 2020 heeft in bovengenoemde zaak een comparitie plaatsgevonden per Skype for Business. Blijkens het van die comparitie opgemaakte proces-verbaal heeft verzoeker de rechter gewraakt.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Uit het wrakingsverzoek zoals opgenomen in het proces-verbaal en uit hetgeen verzoeker ter zitting van de wrakingskamer naar voren heeft gebracht, volgt dat het verzoek tot wraking – samengevat weergegeven – is gebaseerd op de volgende grond. [naam] B.V. laat zich vertegenwoordigen door mr. Bijleveld. Mr. Bijleveld is tussen 2006 en 2013 rechter geweest in de handelskamer van de rechtbank Amsterdam. Hij adverteert daarmee op zijn website en stelt in de tekst op deze website dat zijn cliënt voordeel heeft “van zijn ervaring aan beide kanten van de rechtbank”. Dit houdt dan in dat verzoeker, als tegenpartij van de cliënt van mr. Bijleveld, hiervan nadeel ondervindt. Verzoeker is daarom van mening dat mr. Bijleveld zich van de zaak moet terugtrekken of dat de rechtbank Amsterdam de zaak dient te verwijzen naar een andere rechtbank. Omdat de rechter mr. Bijleveld niet verzocht zich terug te trekken en evenmin reden zag voor verwijzing naar een andere rechtbank, heeft verzoeker de rechter gewraakt. Verzoeker wil weten of de rechter samen met mr. Bijleveld zaken heeft gedaan. Verzoeker vertrouwt erop dat de rechter de zaak naar eer en geweten zal behandelen, maar er dient onderscheid te worden gemaakt tussen het bewustzijn en het onderbewustzijn. Het gaat hier om de schijn van partijdigheid. Verzoeker had er overigens ook bezwaar tegen dat de comparitie via Skype for Business plaatsvond. Op een gegeven moment viel de verbinding weg. Dit duurde ongeveer tien minuten. In die tien minuten praatte de rechter alleen met mr. Bijleveld.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 15 september 2020 verklaard dat hem bij de voorbereiding van de zaak de naam Bijleveld niet was opgevallen. Toen verzoeker naar voren bracht dat mr. Bijleveld eerder rechter is geweest, heeft hij gezegd hem uit een grijs verleden te kennen. Dit is zo lang geleden dat de rechter van mening is dat dit geen enkele invloed heeft op zijn onafhankelijkheid. Er is volgens de rechter dan ook geen reden de zaak naar een andere rechtbank te verwijzen of om zichzelf te verschonen. In zijn e-mail van 17 september 2020 aan de wrakingskamer heeft de rechter daaraan toegevoegd dat hij zich heeft afgevraagd of hij zaken heeft gedaan met mr. Bijleveld. Hij vermoedt van niet en heeft daar in elk geval geen herinnering aan. Hij weet ook niet in welke jaren mr. Bijleveld in de handelskamer heeft gewerkt. De rechter was van 2011 tot en met maart 2018 niet werkzaam in de handelskamer, maar elders binnen de rechtbank Amsterdam. Als er al contact tussen de rechter en mr. Bijleveld is geweest, is dat dus in ieder geval van zo lang geleden dat hij daarin geen beletsel ziet voor zijn onafhankelijkheid. Buiten het werk om heeft de rechter nimmer contact gehad met mr. Bijleveld.

4.4. De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
4.2
Het verzoek berust er in de kern op dat de cliënt van mr. Bijleveld er voordeel bij heeft – en verzoeker dus nadeel – dat mr. Bijleveld als rechter heeft gewerkt in de handelskamer van de rechtbank Amsterdam. De rechter had mr. Bijleveld daarom moeten verzoeken zich terug te trekken of de zaak naar een andere rechtbank moeten verwijzen. Dat de zitting tegen de zin van verzoeker per Skype for Business heeft plaatsgevonden en dat de verbinding met verzoeker tijdelijk wegviel (overigens niet met zijn advocaat), is door de wrakingskamer niet aangemerkt als een grond tot wraking.
4.3
De wrakingskamer oordeelt als volgt. Dat mr. Bijleveld in de handelskamer van de rechtbank Amsterdam heeft gewerkt zegt niets over de partijdigheid of onpartijdigheid van deze rechter. Dat de rechter mr. Bijleveld niet heeft verzocht zich terug te trekken en/of de zaak niet naar een andere rechtbank heeft verwezen, maakt niet dat de subjectieve vrees van verzoeker dat de rechter (in zijn onderbewustzijn) vooringenomen is, objectief is gerechtvaardigd. Er is immers geruime tijd (negen jaar) verstreken sinds de rechter en mr. Bijleveld tegelijkertijd werkzaam waren in de handelskamer van de rechtbank. Het verzoek tot wraking zal dus worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer C/13/683116 / HA ZA 20-443 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. A.W.J. Ros, voorzitter, en Y.A.M. Jacobs en H.J. Tijselink, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 november 2020.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.