ECLI:NL:RBAMS:2020:66

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2888
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering met ongegrond beroep tegen verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige beoordeling

Op 8 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.C. Walker, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. J. Lam. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, welke op 14 september 2018 door verweerder werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 17 april 2019 ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 5 december 2019 werd de zaak behandeld.

Eiseres, die eerder werkte via Cordaan, was op 27 september 2016 uitgevallen en had op 22 juni 2018 een WIA-uitkering aangevraagd. Verweerder had haar medische situatie beoordeeld, waarbij onder andere een paniekstoornis, een depressieve episode en fysieke beperkingen in verband met een littekenbreuk en carpaal tunnel syndroom in aanmerking waren genomen. Eiseres betwistte de afwijzing en stelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten en dat medische gegevens waren verloren gegaan.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende medische informatie beschikbaar was voor de beoordeling van de aanvraag. Eiseres had geen bewijs geleverd voor de noodzaak van verdere beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de WIA-aanvraag door verweerder terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 januari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 januari 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. J. Lam).

Procesverloop

In het besluit van 14 september 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
In het besluit van 17 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 december 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan dit beroep voorafging
1. Eiseres heeft gewerkt als [functie] via Cordaan en ontving daarnaast aanvullende bijstand. Zij is op 27 september 2016 uitgevallen voor dit werk. Op 22 juni 2018 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
2. Naar aanleiding van haar aanvraag is eiseres gezien door twee artsen van verweerder: op 9 juli 2018 en (in bezwaar) op 9 april 2019. Bij eiseres is sprake van een paniekstoornis, een depressieve episode en problemen met betrekking tot de galwegen. In verband met een littekenbreuk in de buikholte zijn extra fysieke bepekringen aangenomen, onder andere op tillen en dragen en buigen. Verder zijn vanwege een carpaal tunnel syndroom extra beperkingen aangenomen op knijpkracht en schroefbewegingen. Daarnaast zijn vanwege de paniekstoornis extra beperkingen aangenomen op persoonlijk en sociaal functioneren.
3. Eiseres meent dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar klachten. Gegevens van haar behandelaars zijn kwijtgeraakt bij verweerder. Dat is onzorgvuldig. Eiseres heeft verder in het bijzonder gewezen op het feit dat ze nog recent is flauwgevallen, in bijzijn van haar dochter. Er was toen geen sprake van hyperventilatie. Ook benadrukt eiseres de beperkte bruikbaarheid van haar hand, haar depressiviteit en haar mede daarmee verband houdende energetische klachten. Die klachten zouden ook moeten uitmonden in een urenbeperking. Verder heeft eiseres kritiek op het door verweerder gehanteerde CBBS-systeem. Zij meent dat zij in staat moet worden gesteld om gegevens uit dat systeem te kunnen controleren, met name waar het gegevens betreft over functies die voor haar geschikt worden geacht.
4. Verweerder heeft ter zitting zijn excuses aangeboden voor het kwijtraken van medische gegevens van eiseres, en erkend dat dit onzorgvuldig was. Verweerder heeft eiseres aangeboden om navraag te doen bij de betreffende behandelaars om die gegevens alsnog op te vragen en in het dossier te voegen, als eiseres daarvoor een machtiging afgeeft. Verweerder meent echter ook dat dat de uitkomst van deze zaak voor eiseres niet anders zal maken, omdat met de inhoud van die stukken wel rekening is gehouden.
Het oordeel van de rechtbank
De medische beoordeling
6. Partijen zijn het erover eens dat eiseres lijdt aan een aantal aandoeningen die hiervóór zijn weergegeven onder 2. De rechtbank zal daarvan ook uitgaan.
7. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder over onvoldoende medische informatie beschikte voordat hij tot het bestreden besluit kwam. In het dossier bevinden zich verschillende brieven van behandelaars, en de verzekeringsartsen hebben eiseres ook twee maal gezien. Eiseres stelt echter wel dat verweerder voor haar klachten onvoldoende beperkingen heeft aangenomen.
8. De rechtbank neemt aan dat de klachten van eiseres reëel zijn. Daarmee is echter niet gezegd dat de beperkingen die door verweerder zijn aangenomen niet kloppen. Bij de vaststelling van de beperkingen dienen door verweerder wettelijk niet alleen de klachten in ogenschouw te worden genomen, maar is op grond van artikel 5 van de WIA doorslaggevend of die beperkingen ook een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg zijn van ziekte of gebrek.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in beroep op 13 juni 2019 en 28 november 2019 uitdrukkelijk inhoudelijk gereageerd op de medische beroepsgronden van eiseres en aangegeven waarom medisch gezien geen verdergaande beperkingen zijn aangenomen. Dat eiseres het daarmee niet eens is, is geen reden om die motivering te passeren.
10. Dat er bij eiseres meer beperkingen of een urenbeperking moet(en) worden aangenomen, wordt door eiseres wel gesteld, maar blijkt nergens uit medische gegevens of andere bewijzen. Voor het kunnen aannemen van meer beperkingen zijn dergelijke gegevens juist onmisbaar. Verweerders beoordeling is verder bovendien in lijn met de informatie die voorhanden is uit de behandelend sector.
11. Samengevat maakt al hetgeen door eiseres is aangevoerd geen reden om te oordelen dat verweerder een verkeerde medische beoordeling heeft gemaakt. De rechtbank zal voor het vervolg dan ook uitgaan van die beoordeling van verweerder.
De arbeidskundige beoordeling
12. Verweerder heeft drie van vier voor eiseres als passend geselecteerde functies aan de arbeidskundige beoordeling ten grondslag gelegd. Het met deze functies te verdienen salaris bedraagt meer dan 65% van het laatstverdiende loon van eisers. Daarom heeft verweerder haar mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35%.
13. Eiseres wil inzage in de gegevens die ten grondslag liggen aan de functieomschrijvingen van de geselecteerde functies, zoals enquêteformulieren en observatieverslagen. Eiseres heeft aangevoerd dat op verschillende punten onvoldoende is gemotiveerd waarom de geselecteerde functies voor haar geschikt zijn.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is bij het selecteren van functies uitgegaan van de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Voor zover er sprake is van signaleringen en overschrijdingen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep duidelijk toegelicht waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres. Door de gemachtigde van eiseres is op de zitting nog benadrukt dat in een aantal functies geen sprake is van een rustige werkplek, omdat er lawaai is; dat terwijl in de FML is aangegeven dat eiseres is aangewezen op een rustige werkplek.
15. Anders dan de gemachtigde van eiseres aanneemt, ziet deze beperking echter op sociaal functioneren in arbeid en niet een qua geluid rustige omgeving. De FML kent een apart onderdeel voor geluidsbelasting, en eiseres is op dat punt niet beperkt. Dat de geduide functies op dit punt niet geschikt zijn, is dus niet gebleken. Daaraan voegt de rechtbank nog toe dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de geselecteerde functies ook heeft voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook deze was na die (extra) controle van oordeel dat eiseres de functies kan uitvoeren. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldoende onderbouwd waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres.
16. Het is verder vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat in beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens [1] . De rechtbank ziet in de specifieke gegevens van deze zaak geen aanleiding om verweerder te verplichten deze gegevens over te leggen.
Conclusie
17. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres voor een WIA-uitkering terecht afgewezen. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van mr. A.R. Vlierhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.