8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich tezamen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, Het slachtoffer is door een kogel in zijn onderbuik geraakt en daarmee
levensgevaarlijk gewond geraakt. Hij heeft meerdere operaties moeten ondergaan. Zijn lever, alvleesklier en darmen zijn beschadigd geraakt. Zijn galblaas en delen van zijn dunne en dikke darmen zijn verwijderd. Hij heeft zes weken in het ziekenhuis gelegen. Nu, een jaar na dato, is het slachtoffer nog steeds bezig met zijn revalidatie. Hij slikt medicijnen en volgt een specifiek dieet ter bevordering van zijn darmfunctie. Hij ervaart nog steeds pijnklachten. Op zijn buik zijn ontsierende littekens zichtbaar.
Slachtoffers van feiten als het onderhavige ervaren daarvan doorgaans langdurig psychisch nadelige gevolgen. Dit blijkt in deze zaak temeer uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Hierin verklaart het slachtoffer dat hij na ontslag uit het ziekenhuis stress ervaarde bij het naar buiten gaan. Hij was zeer alert op verdachte situaties. Een psycholoog heeft PTSS bij hem geconstateerd en hij onderging iedere week EMDR-therapie. Dit ervaarde hij als zeer zwaar. Hij durft niet meer in de kamer aan de galerij te slapen, maar slaapt aan de achterzijde van zijn woning.
Daar komt bij dat het incident plaatsvond op een drukbezocht plein rond 20:30 uur waarbij er nog publiek op een terrasje zat. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die getuige waren van het schietincident. Dit in een tijd waarin het wapengeweld in Amsterdam excessieve vormen aanneemt. Verdachte had een geladen vuurwapen op zak die avond, hetgeen op zichzelf al een ernstig strafbaar feit is.
Voorgaande omstandigheden rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit het strafblad van 22 november 2019 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte niet eerder terzake geweldsmisdrijven is veroordeeld. De rechtbank weegt tevens mee dat verdachte niet de aanstichter was van de aan het schietincident ten grondslag liggende ruzie.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet hierop en op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, er aanleiding bestaat bij de straftoemeting in matigende zin af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en zal verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar opleggen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert € 6.642,15 aan materiële schadevergoeding en
€ 25.000,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en verzoekt de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft gerekwireerd dat de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, op de post ‘toekomstige kosten’ na, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit en daaraan het gevolg verbonden dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde primaire feit rechtstreeks schade is toegebracht. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is door de verdediging in zijn geheel niet betwist en komt de rechtbank voor het deel groot € 26.642,15 niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre hoofdelijk worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij zal ten aanzien van de post ‘Toekomstige medische kosten/Toekomstige reiskosten’ niet-ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard, nu deze post niet is onderbouwd.
In het belang van de benadeelde partij [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.