ECLI:NL:RBAMS:2020:6232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
1366518919
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en schuldheling van horloges en sieraden

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en schuldheling van horloges en sieraden. De zitting vond plaats op 23 januari 2020, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en de verdediging door mr. N. Velthorst. De tenlastelegging omvatte het bezit van verschillende soorten harddrugs op 28 mei 2019, evenals het opzettelijk of schuldheling van gestolen goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk 195,32 gram harddrugs had aanwezig gehad, maar sprak hem vrij van opzetheling, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren. Wel werd schuldheling bewezen verklaard, omdat de verdachte de horloges en sieraden in zijn bezit had, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken op, met een proeftijd van 2 jaar, en motiveerde deze beslissing door te wijzen op de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, die niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/665189-19
Datum uitspraak: 23 januari 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. Velthorst, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er - kort gezegd - van beschuldigd dat hij op 28 mei 2019 cocaïne, heroïne, metamfetamine en MDMA aanwezig heeft gehad (feit 1). Verdachte zou zich daarnaast samen met anderen schuldig hebben gemaakt aan opzetheling van horloges en sieraden en hij zou daar een gewoonte van hebben gemaakt, dan wel zou hij zich schuldig hebben gemaakt aan schuldheling van deze goederen (feit 2).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 bewezen kan worden en dat ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde het subsidiaire bewezen verklaard kan worden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om voor de hoeveelheid van de aangetroffen harddrugs uit te gaan van het definitieve rapport. Voor het overige heeft hij geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 1.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 2. Verdachte ontkent dat hij wist wat er in de doos zat. Hij heeft nooit iets in de box neergezet. In het dossier bevindt zich geen bewijs dat verdachte de doos daar heeft neergezet. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat, als verdachte al wist dat de doos er stond, hij niet van de inhoud van de doos op de hoogte was. Meer subsidiair is niet vast te stellen dat de goederen van diefstal afkomstig zijn. Er zit geen aangifte in het dossier en het feit dat er ook nepartikelen in de doos zaten, is een contra-indicatie. Meer subsidiair kan enkel een bewezenverklaring volgen voor de goederen die door de aangevers herkend zijn.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in totaal 195,32 gram van materialen die cocaïne, heroïne, metamfetamine en MDMA bevatten aanwezig heeft gehad. Een en ander is aangetroffen op de slaapkamer die verdachte met regelmaat gebruikte en verdachte heeft verklaard dat hij de goederen voor iemand in bewaring heeft genomen. Hij heeft erover kunnen beschikken en heeft de harddrugs aanwezig gehad. De hoeveelheid blijkt uit het definitieve rapport.
Feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de primair tenlastegelegde opzetheling en gewoonteheling. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte op het moment van het verkrijgen van de goederen wist dat de horloges en sieraden van een misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank acht de subsidiair tenlastegelegde schuldheling wel bewezen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangetroffen horloges en sieraden in zijn bezit heeft gehad. Op grond van het proces-verbaal, waarin verbalisanten hebben opgenomen dat aangevers [aangever 1] en [aangever 2] en de verbalisanten zelf gestolen goederen herkennen, stelt de rechtbank vast dat het om goederen ging die van een misdrijf afkomstig waren. De doos, met daarin de goederen en met daarop de naam van verdachte, is aangetroffen in de box die behoort bij de woning van de ouders van verdachte. Verdachte heeft niets gezegd over hoe de doos met inhoud daar is gekomen of dat deze goederen van een ander zouden zijn. Hij heeft geen verklaring hierover afgelegd en hij heeft geen alternatief scenario aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank acht het aantreffen van de doos met inhoud onder deze omstandigheden zo verdacht dat aangenomen mag worden dat verdachte van de aanwezigheid en inhoud op de hoogte moet zijn geweest. Verdachte moet redelijkerwijs ook hebben vermoed dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren. De goederen in de doos betroffen kostbare horloges en sieraden.
In het dossier bevinden zich niet voldoende bewijsmiddelen voor het in de tenlastelegging opgenomen medeplegen, zodat de rechtbank verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 28 mei 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 35,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 8,94 gram van een materiaal bevattende heroïne en 54,29 gram van een materiaal bevattende metamfetamine en ongeveer 97,2 gram van een materiaal bevattende MDMA;
2. subsidiair:
op 28 mei 2019 te Amsterdam horloges, onder meer van het merk Rolex, en andere sieraden voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

5.Bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Motivering van de straf

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat verdachte stellig het idee had dat hij de personen uit het criminele milieu, die hem vroegen de drugs te bewaren, dat niet kon weigeren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in overweging genomen.
Verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs tot andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen voor een ander in bewaring had genomen. Ook daarmee levert hij een mogelijke bijdrage aan verkoop en gebruik door derden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van horloges en sieraden die bij een woninginbraak zijn buitgemaakt. Door heling wordt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. Verdachte heeft er met zijn handelen voor gezorgd dat de daders van de inbraak of in ieder geval derden een plek hadden waar zij een deel van de buit konden bewaren. De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten die als uitgangspunt worden gebruikt bij het bepalen van een straf. Deze noemen voor het aanwezig hebben van deze hoeveelheid harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken als oriëntatiepunt. Voor schuldheling zijn er geen oriëntatiepunten.
De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van verdachte. Verdachte is niet eerder door een strafrechter veroordeeld.
De rechtbank heeft uit het dossier en hetgeen op zitting is besproken niet de indruk gekregen dat verdachte een pro-criminele houding heeft. Verdachte heeft werk en heeft, met ondersteuning van instanties, verschillende zaken zoals zijn schuldenproblematiek op orde weten te krijgen. De rechtbank wil deze ingeslagen weg niet doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte, als het nodig is, zelf de hulpverlening zal benaderen en zal daarom geen bijzondere voorwaarden aan deze straf verbinden.
De rechtbank zal aan verdachte, gelet op alle omstandigheden, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaar.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2 subsidiair: schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2020.