Op 14 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, alsook van witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van een slachtoffer en haar kinderen, die plaatsvond in de periode van 31 december 2019 tot en met 1 januari 2020. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar haar raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, was wel aanwezig en heeft de verdediging gevoerd. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten om het slachtoffer te ontvoeren.
De rechtbank heeft de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging overwogen en kwam tot de conclusie dat er geen bewijs was voor het opzet van de verdachte op de wederrechtelijke vrijheidsberoving of de medeplichtigheid daaraan. Evenzo kon niet worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van het geldbedrag dat in haar woning was bewaard, waardoor ook de beschuldiging van witwassen niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de inbeslaggenomen geldbedragen, die bewaard moeten worden ten behoeve van de rechthebbende, en heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten is vrijgesproken.