8.1De vorderingen van de benadeelde partijen
8.1.1De leden van het gezin [familienaam slachtoffers] , (moeder) [slachtoffer 1] , (vader) [slachtoffer 2] , en de dochters [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben zich allen, ieder voor zich, als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd.
8.1.2[slachtoffer 3] vordert € 357,54 aan vergoeding van materiële schade (eigen bijdrage ziektekosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020 en € 3.500,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5][slachtoffer 5] vorderen elk voor zich € 2.750,- vergoeding aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020. En [slachtoffer 2] vordert € 2.081,20 aan vergoeding van materiële schade (camerabeveiliging en deurbel) te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.3De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegekend inclusief de wettelijke rente en gevorderd dat telkens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.1.4De raadsvrouw van de verdachte heeft primair aangevoerd dat de benadeelde partijen in hun vorderingen tot immateriële-schadevergoeding niet-ontvankelijk moeten worden verklaard en subsidiair dat deze vorderingen moeten worden afgewezen omdat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de benadeelde partijen geestelijk letsel hebben opgelopen. De raadsvrouw heeft meer subsidiair aangevoerd dat de schadevergoedingen moeten worden gematigd. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden afgewezen onder meer omdat de overgelegde factuur op naam staat van een onderneming waarvan de adresgegevens zijn zwartgemaakt, waardoor ook sprake kan zijn van een factuur ten behoeve van de onderneming die elders is gevestigd.
8.1.5De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken is dat de behandeling van de vorderingen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.1.6Vast staat dat aan [slachtoffer 3] door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het betreft hier de eigen bijdrage aan de ziektekosten. Dit gedeelte van de vordering is niet betwist. De gevorderde materiële-schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2020.
8.1.7Tevens is komen vast te staan dat [slachtoffer 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade hebben geleden. Het is bij immateriële-schadevergoeding niet altijd vereist dat wordt aangetoond dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van een psychiatrisch ziektebeeld. Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106, eerste lid, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan kunnen voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, eerste lid, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
8.1.8De hiervoor genoemde benadeelde partijen zijn door drie mannen met behulp van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp overvallen terwijl zij thuis waren en zij zich veilig waanden in hun eigen woning. [slachtoffer 1] heeft gezien hoe haar ene dochter tegen de grond werd gewerkt en haar mond werd dichtgehouden en een andere dochter knock-out werd geslagen. Zij is zelf ook tegen de grond gewerkt. [slachtoffer 5] is bruut tegen de grond gewerkt en haar mond is dichtgehouden. [slachtoffer 3] is bewusteloos geslagen. [slachtoffer 4] heeft zich in de badkamer opgesloten, omdat zij dacht dat dat de veiligste optie was.
8.1.9Deze normschendingen brengen reeds mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
8.1.10In de toelichtingen op de vordering wordt onder meer aangevoerd dat [slachtoffer 1] doodsangsten heeft uitgestaan en zij zich machteloos heeft gevoeld. [slachtoffer 4] heeft zeer beangstigende momenten beleefd, zij heeft een schaar uit het badkamerkastje gepakt om zichzelf te beschermen in het geval dat de dader(s) naar boven zou(den) komen. Ook voelde zij zich ontzettend machteloos toen zij hoorde dat haar moeder en zusje zich in een bedreigende situatie bevonden. [slachtoffer 3] heeft een jukbeenbreuk opgelopen en heeft nu een klein litteken bij haar oog.
8.1.11De verdachte heeft door samen met anderen op gewelddadige wijze te proberen een woningoverval te plegen, waarbij verdachte een wapen droeg, een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer gemaakt en hen aldus aangetast in hun persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. De rechtbank stelt aldus vast dat de benadeelde partijen recht hebben op vergoeding van hun schade. Zij waardeert die schade naar billijkheid op respectievelijk € 3.500,- voor [slachtoffer 3] en € 2.750,- voor [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.1.12De raadsvrouw van de verdachte heeft kort gezegd een beroep gedaan op de civielrechtelijke matigingsbevoegdheid van de rechtbank (artikel 6:109 BW). Zij heeft betoogd dat uit de parlementaire geschiedenis van artikel 6:106 lid 1 BW matiging van immateriële-schadevergoeding mogelijk is. De verdachte heeft geen enkel inkomen en daarmee ook geen enkele draagkracht om de schadevergoedingen te voldoen, aldus de raadsvrouw.
8.1.13De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 6:109 BW, alleen dan voor matiging van schadevergoeding plaats is, wanneer volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de tussen partijen bestaande rechtsverhouding en hun beider draagkracht, tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Uit de memorie van antwoord bij art. 6:109 lid 1 BW komt naar voren dat de in die bepaling neergelegde maatstaf ertoe noopt dat de rechter met terughoudendheid gebruik maakt van zijn bevoegdheid om een wettelijke verplichting tot schadevergoeding te matigen.
8.1.14De rechtbank is van oordeel dat volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden niet leidt tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen. De raadsvrouw heeft ook niet onderbouwd waarom hiervan wel sprake zou zijn. Dat de verdachte nu geen enkele draagkracht zou hebben om de vorderingen te voldoen, maakt dit niet anders. Verdachte is een jonge, gezonde man, die geacht moet worden na het uitzitten van zijn straf zichzelf een inkomen te verwerven en daarmee draagkracht om de schadevergoedingen op termijn te kunnen voldoen.
8.1.15De verdachte wordt veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken behoudens en voor zover een ander of anderen die kosten al hebben voldaan.
8.1.16Ten aanzien van alle vorderingen van de benadeelde partijen overweegt de rechtbank ten aanzien van de hoofdelijkheid als volgt. Aangezien de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij(en) heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij(en) hoeft te betalen.
8.1.17Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] overweegt de rechtbank ten slotte het volgende. [slachtoffer 2] vordert vergoeding van de kosten voor een nieuw beveiligingssysteem en een nieuwe deurbel. De factuur van 25 augustus 2020 van [naam BV] voor het uitbreiden van de CCTV en het installatie-intercomsysteem die bij de vordering is gevoegd, is gericht aan [naam VOF] Het adres op de factuur is weggelakt. [slachtoffer 2] heeft ter zitting verklaard dat hij op advies van zijn boekhouder de factuur op naam van zijn vof heeft laten zetten. Hij en zijn vrouw zijn de enige vennoten. De rechtbank is van oordeel dat de factuur vragen oproept die nader onderzoek noodzakelijk maken hetgeen zou betekenen dat het onderzoek ter zitting moet worden heropend en dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De behandeling van deze vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de [slachtoffer 2] daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot materiële-schadevergoeding. [slachtoffer 2] kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. [slachtoffer 2] en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.