ECLI:NL:RBAMS:2020:6184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
13/216240-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van voorhanden hebben vuurwapen(s) en poging tot overdragen van een vuurwapen

Op 10 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens en poging tot overdragen van een vuurwapen. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 26 november 2020, waar de officier van justitie, mr. J.S. de Weijer, en de raadsman, mr. S. Konya, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van één of meerdere AK-47 Kalashnikovs en een poging tot overdragen van een AK-47 Kalashnikov. De verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd in een penitentiaire inrichting, heeft ontkend schuldig te zijn aan de feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor het voorhanden hebben van vuurwapens. Hoewel verdachte foto's van AK-47 Kalashnikovs had, zijn deze wapens niet bij hem aangetroffen en is er geen bewijs dat hij daadwerkelijk over deze wapens beschikte. Daarom werd hij vrijgesproken van het eerste tenlastegelegde feit.

Wat betreft de poging tot overdragen van een vuurwapen, oordeelde de rechtbank dat het dossier niet voldoende bewijs bevatte om deze poging te onderbouwen. De communicatie tussen verdachte en een medeverdachte via Facebook Messenger, waarin gesproken werd over de verkoop van vuurwapens, werd niet als voldoende bewijs beschouwd voor een begin van uitvoering. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete afspraken waren gemaakt over de verkoop en dat er geen bewijs was van een koopovereenkomst. Daarom werd ook de poging tot overdragen van een vuurwapen niet bewezen verklaard, en werd verdachte vrijgesproken van dit feit. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen telefoon aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/216240-20 (Promis)
Datum uitspraak: 10 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.S. de Weijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S. Konya naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting, kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 9 augustus 2020 in Rotterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het voorhanden hebben van één of meerdere AK-47 Kalashnikov(s);
2. een poging tot overdragen van een AK-47 Kalashnikov.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad, verdachte moet dan ook van dat feit worden vrijgesproken. Daarentegen kan wel worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd een vuurwapen over te dragen. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Uit het dossier volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) bezig waren met het sluiten van een koopovereenkomst. Zij hebben via Facebook Messenger een gesprek gevoerd over de aankoop van een vuurwapen en daar meerdere dagen contact over gehad. Er is gechat over de prijs, de beschikbaarheid en of er ook kogels bij het wapen zouden worden geleverd. Gelet op de berichten heeft verdachte (voorwaardelijk) opzet gehad op het te koop aanbieden van een vuurwapen. Uit vergelijkbare jurisprudentie volgt ook dat het aan derden tonen van beelden van vuurwapens en een kogelpatroon voldoende kan zijn voor een poging tot overdragen van een wapen. De verklaring van verdachte dat hij enkel foto’s van wapens toonde voor aandacht voor zijn muziek is ongeloofwaardig. De gedragingen van zowel verdachte als [medeverdachte] zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm wel te beschouwen als handelingen gericht op de voltooiing van die (ver)koop. Dat levert dan een voltooide poging op en dat is een misdrijf.
Dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad, doet er niet aan af dat bewezen kan worden dat hij het wapen wilde verkopen, dan wel een poging daartoe gedaan heeft.
Uit de Circulaire wapens en munitie 2019 blijkt dat overdragen wil zeggen het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht. Hieronder valt zowel het doen toekomen (het laten bezorgen) als het feitelijk ter hand stellen daarvan. Verdachte kan dus heel goed pogen een wapen te verkopen dat hij (nog) niet voorhanden heeft of dat (nog) niet zijn eigendom is. Gelet hierop kan de poging tot het overdragen van het vuurwapen worden bewezen, aldus de officier van justitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte vuurwapens voorhanden heeft gehad. Er kan immers niet worden vastgesteld of de wapens op de foto’s ‘echt’ zijn en of deze bestemd zijn voor het afschieten van kogels. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte over wapens heeft beschikt. De foto’s van de wapens kunnen van social media zijn gehaald. Bovendien zijn er nooit wapens bij verdachte aangetroffen. Ook is niet gebleken dat verdachte met een wapen op de foto staat. Daarbij komt dat [medeverdachte] heeft verklaard dat zij nooit een wapen heeft gezien bij verdachte. Verdachte moet dan ook van het bezit van vuurwapens worden vrijgesproken.
Dat geldt ook voor de poging tot overdragen van een wapen. Verdachte heeft weliswaar een onhandig gesprek gevoerd via Facebook Messenger, maar dat betekent nog niet dat hij iets strafbaars heeft gedaan. Verdachte had het wapen bovendien nooit kunnen overdragen, omdat hij niet over wapens beschikte. Daarnaast is de aangehaalde jurisprudentie niet vergelijkbaar omdat er in die zaak wapens met DNA van de verdachte zijn aangetroffen in zijn woning en gebleken is dat die verdachte het filmpje van die wapens had gemaakt. Verdachte moet wegens gebrek aan bewijs ook worden vrijgesproken van de poging tot overdragen van een wapen, aldus de raadsman.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voorhanden hebben vuurwapen(s)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het voorhanden hebben van vuurwapens. Verdachte beschikte weliswaar over een foto van AK-47 Kalasjnikovs, maar niet is gebleken dat verdachte die wapens daadwerkelijk voorhanden heeft gehad. Deze zijn immers niet bij verdachte aangetroffen, ook bevat het dossier geen foto’s van verdachte met de vuurwapens. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Poging tot overdragen van een vuurwapen
Verdachte wordt ook voor het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken. Daartoe is redengevend dat het dossier in de kern neerkomt op een gesprek dat tussen [medeverdachte] en verdachte is gevoerd via Facebook Messenger. In dat gesprek zegt [medeverdachte] dat een gast ‘die ding’ wil kopen. Verdachte stuurt haar hierop een foto van twee vuurwapens. Vervolgens vraagt [medeverdachte] of er kogels bij zitten en of ‘ze’ in Rotterdam gebracht kunnen worden. Verdachte reageert daarop dat de eerste 2.200 is en dat het in Rotterdam kan worden gebracht. Verdachte zou door een persoon, te weten: [naam] , op Snap worden toegevoegd.
De rechtbank begrijpt het gesprek zo dat er daadwerkelijk wordt gesproken over de verkoop van vuurwapens aan een derde en de rechtbank twijfelt er niet aan dat verdachte en [medeverdachte] dit daadwerkelijk van plan waren. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte dat hij het gesprek over de verkoop van een vuurwapen simuleerde om een hem onbekend persoon die niet respectvol tegen medeverdachte zou zijn geweest ‘een hak te zetten’, door hem voor niets naar Rotterdam te laten rijden, volstrekt ongeloofwaardig. Desgevraagd kan verdachte immers niet aangeven wat die onbekende dan tegen medeverdachte zou hebben gezegd, [medeverdachte] niets van deze wraakactie wist en verdachte zijn beoogde doel van die actie niet heeft uitgevoerd.
Evenmin gelooft de rechtbank verdachte in zijn verhaal dat hij de foto’s van die wapens alleen naar medeverdachte stuurde om aandacht te krijgen op social media. Hij stuurde die foto immers één op één naar haar en niet valt in te zien hoe hij daar aandacht van een groot publiek mee zou kunnen krijgen.
Gelet op het voorgaande is er van niet meer dan een intentie gebleken. De rechtbank is van oordeel dat er nog geen sprake is van een begin van uitvoering. Er was nog geen koopovereenkomst gesloten, het is gebleven bij het sturen van een foto, het stellen van vragen en het noemen van een prijs. Het dossier bevat bovendien geen aanwijzingen dat er concrete afspraken waren gemaakt over een eventuele datum en locatie van aflevering. Daarnaast is niet gebleken van een betaling, of hoe die betaling zou gaan plaatsvinden. Ten slotte bevat het dossier – en dat is essentieel voor een koopovereenkomst – geen enkele informatie over de persoon die het wapen zou gaan kopen, er is ook geen (chat)gesprek met die persoon aangetroffen. Voornoemde omstandigheden zijn dan ook onvoldoende om te beschouwen als een voltooiing van een koop en daarmee een voltooide poging, zoals de officier van justitie stelt.
De door de officier van justitie aangehaalde jurisprudentie maakt dat niet anders aangezien deze zaken anders zijn dan de onderhavige. In het geval van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag bevond de koop zich in een andere fase. Er waren concrete afspraken gemaakt over de betaling en levering, daarnaast was die verdachte op de afgesproken datum en tijdstip verschenen en bevestigde hij ter plaatse dat hij daar was om een wapen te kopen. Ook in het geval van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam is sprake van een andersoortige casus, bij die verdachte is daadwerkelijk een wapen aangetroffen en bleek het filmpje van de wapens in zijn woning te zijn opgenomen.
Gelet op het voorgaande kan de ten laste gelegde poging tot overdragen van een vuurwapen niet worden bewezen en zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.

4.Beslag

Onder verdachte is een Samsung telefoon inbeslaggenomen.
Teruggave aan verdachte
De telefoon behoort aan verdachte toe en kan aan hem worden teruggegeven.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggave aan verdachtevan:
- het goed op de beslaglijst onder 1 met goednummer: 5960197.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2020.
[...]