3.4.1Uitgangspunt bewezenverklaring witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling op basis van dit wetsartikel vereist dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
3.4.2Gedeeltelijke vrijspraak zaak A onder feit 2 en volledige vrijspraak zaak B
Zaak A feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het witwassen van het Rolex horloge en de Louboutin-sneakers.
Rolex horloge
Er is geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict. Het dossier biedt geen aanknopingspunten uit welk misdrijf verdachte het Rolex horloge zou hebben verkregen. Wel bestaat er voldoende aanleiding om te komen tot een vermoeden van witwassen. Verdachte beschikt niet over voldoende legaal inkomen op basis waarvan hij het horloge zou kunnen hebben aangekocht. Daarom is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Verdachte heeft over de herkomst van het horloge verklaard dat hij het droeg voor een horlogeverkoper, [naam 1] , om reclame te maken. Op verzoek van de verdediging is de horlogeverkoper [getuige] vervolgens bij de rechter-commissaris gehoord. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte en die van [getuige] in de kern op hetzelfde neerkomen, namelijk dat verdachte reclame maakte voor het horloge van verkoper [getuige] door deze aan een potentiële klant te laten zien. Aan het proces-verbaal van de getuigenverklaring van [getuige] is een verklaring van [naam 2] gehecht, waarin [naam 2] heeft verklaard dat hij de Rolex in november 2017 heeft verkocht aan [getuige] voor EUR 17.800,-. Hoewel de rechtbank ook de verschillen tussen beide verklaringen ziet, kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid uitsluiten dat het horloge een legale herkomst heeft. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Schoenen van het merk Louboutin
Uit het dossier blijkt niet dat de schoenen authentiek waren en zo ja, wat daarvan de waarde was In zaak B hebben verbalisanten de waarde van een ander paar vermeende Louboutin-schoenen opgezocht op de officiële website van het voornoemde merk. Eén paar had een nieuwwaarde van EUR 645,-, een ander paar van EUR 795,-. Al zouden de schoenen een dergelijke waarde vertegenwoordigen, dan is dat gegeven, ook al heeft verdachte geen tot amper legaal inkomen, naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende om te spreken van een vermoeden van witwassen. Daarvoor is de waarde die de schoenen zouden vertegenwoordigen niet hoog genoeg. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Zaak B
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde: witwassen van een Rolex horloge en schoenen van het merk Louboutin.
Rolex horloge
Er is geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict. Het dossier biedt geen aanknopingspunten uit welk misdrijf verdachte het Rolex horloge zou hebben verkregen. Wel bestaat er voldoende aanleiding om te komen tot een vermoeden van witwassen. Verdachte beschikt niet over voldoende legaal inkomen op basis waarvan hij het horloge zou kunnen hebben aangekocht. Daarom is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De verdediging heeft een verklaring van [naam tante] gemaild aan het Openbaar Ministerie, waarin staat dat [naam tante] het Rolex horloge heeft uitgeleend aan verdachte. In de verklaring van [naam tante] staat verder dat zij het horloge heeft gekocht voor EUR 14.750,- en dat [naam tante] het horloge heeft kunnen betalen van geld dat zij heeft verdiend met gokken. Ter onderbouwing van het voorgaande heeft zij een foto van een Rolex mapje bij haar verklaring gevoegd en rekeningafschriften.
De officier van justitie heeft de verdediging op 31 mei 2019 teruggemaild met de mededeling dat zij uit de foto niet kan afleiden dat [naam tante] het horloge heeft gekocht. De officier van justitie vraagt om de aankoopbon, een certificaat en een bewijs van de geldtransactie die ten grondslag ligt aan de aankoop. De verdediging heeft het Openbaar Ministerie op 8 augustus 2019 laten weten dat zij geen contact meer heeft kunnen leggen met [naam tante] .
De verklaring van verdachte dat hij het horloge heeft geleend van zijn tante, die dat horloge heeft gekocht van geld dat zij uit gokwinsten heeft verkregen is, naar het oordeel van de rechtbank, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De verklaring is ook, gecombineerd met de toegezonden stukken, voldoende concreet en verifieerbaar. Op de rekeningafschriften die de verdediging heeft overlegd is te zien dat er flinke bijschrijvingen hebben plaatsgevonden afkomstig van [financiële instelling] . Eén zoekopdracht op Google levert op dat [financiële instelling] kan worden gelinkt aan gokken. De rechtbank is van oordeel dat het op de weg van het Openbaar Ministerie had gelegen om hier nader onderzoek naar te doen en/of om te proberen een nadere verklaring te krijgen van [naam tante] . Het Openbaar Ministerie heeft verder onderzoek echter nagelaten. De rechtbank kan op basis van de verstrekte informatie onvoldoende uitsluiten dat [naam tante] de rechtmatige eigenaar is van het Rolex horloge en dus ook niet dat het horloge een legale herkomst heeft. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Schoenen van het merk Louboutin
Ook in deze zaak geldt dat niet is vastgesteld of de schoenen authentiek waren. Verbalisanten hebben wel de waarde van een paar Louboutin-schoenen opgezocht op de officiële website van het voornoemde merk, die lijken op de schoenen van verdachte die zij hebben aangetroffen in de kofferbak van de auto. Eén paar had een nieuwwaarde van EUR 645,-, een ander paar had een nieuwwaarde van EUR 795,-. Al zouden de schoenen een dergelijke waarde vertegenwoordigen, dan is dat gegeven, in combinatie met het feit dat verdachte geen legaal inkomen heeft, naar het oordeel van de rechtbank, niet voldoende om te spreken van een vermoeden van witwassen. Daarvoor is de waarde die de schoenen zouden vertegenwoordigen niet hoog genoeg. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit gedeelte van de tenlastelegging.
3.4.3Bewezenverklaring zaak A onder feit 1 en feit 2 (gedeeltelijk)
Artikel 359a Sv-verweer ten aanzien van aantreffen vuurwapen, munitie en geldbiljetten
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim: verbalisant [verbalisant 1] had de schoudertas van verdachte niet mogen doorzoeken, omdat geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Het nadeel voor verdachte is erin gelegen dat zijn recht op privacy is geschonden. De sanctie hierop moet zijn: bewijsuitsluiting van het aangetroffen vuurwapen, de munitie en de geldbiljetten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Volgens het proces-verbaal van bevindingen van 26 augustus 2019, opgemaakt door opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , was de gang van zaken als volgt. De bestuurder van de auto kreeg, omstreeks 16.30 uur, een stopteken. Vervolgens blijkt uit het proces-verbaal dat, nadat de legitimatie van de passagiers was gecontroleerd, voor de verbalisanten duidelijk was wat de antecedenten van de verschillende passagiers waren. Voor verdachte geldt dat hij onder meer de volgende antecedenten op naam heeft staan: overval op een geld- en waardetransportauto (2018) en bezit vuurwapen (2016). Vervolgens is de bestuurder gefouilleerd en werd bij hem een mes aangetroffen. Daarna, omstreeks 16.45 uur, kwam een vrouw voorbij lopen aan wie verdachte een tas overdroeg.
Op grond van de Wet wapens en munitie kunnen opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn ter inbeslagneming doorzoeking doen. Ook zijn zij bevoegd personen aan hun kleding te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van onder meer aanwijzingen dat een strafbaar feit zal worden gepleegd als bedoeld in artikel 26 Wet wapens en munitie. Niet het redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering doet de voornoemde bevoegdheden ontstaan, maar reeds een redelijkerwijs kunnen vermoeden van de aanwezigheid van wapens en munitie: er dienen aanwijzingen te bestaan voor de aanwezigheid. De antecedenten van verdachte, specifiek het verboden wapenbezit in 2016, het mes dat werd aangetroffen bij de bestuurder en het feit dat verdachte tijdens een politiecontrole uit het niets een tas overdroeg aan een langslopende vrouw op straat met de boodschap ‘hier heb je wat geld om te shoppen’ tezamen, maken dat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen waren voor de aanwezigheid van wapens of munitie in de auto of bij de bestuurder of passagiers. Naar het oordeel van de rechtbank was de doorzoeking van de tas van verdachte daarom rechtmatig en is er dus geen sprake van een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank zal geen gebruik maken van de door [verbalisant 1] afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris. Of verbalisant [verbalisant 1] nu eerst de rits openende van de tas en toen pas het geld en het vuurwapen zag zoals hij aanvankelijk verklaarde of dat hij, zoals hij bij de rechter-commissaris verklaarde, de loop van het vuurwapen aan de onderkant van de tas voelde voordat hij de tas openende, is op basis van het voorgaande niet relevant.
Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen en munitie (zaak A onder feit 1)
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde in zaak A onder feit 1.
Bewezenverklaring witwassen geldbiljetten (zaak A onder feit 2)
Er is geen direct bewijs voor een specifiek gronddelict. Het dossier biedt geen aanknopingspunten uit welk misdrijf verdachte de geldbiljetten van vijf euro, in totaal EUR 952,80, die zich in de tas bevonden, zou hebben verkregen.
Wel bestaat er voldoende aanleiding om te komen tot een vermoeden van witwassen. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, anders dan dat de tas niet van hem is. Verdachte beschikt niet over voldoende legaal inkomen op basis waarvan hij het geld zou kunnen hebben verdiend. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van zoveel contant geld in een auto grote risico’s meebrengt en bovendien hoogst ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen.Opvallend is bovendien dat het 190 keer dezelfde coupure (€5) betreft en dat het geld zich bevond in een tas bij een vuurwapen. Op basis van het voorgaande is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Volgens het proces-verbaal van bevindingen van 26 augustus 2018 heeft verdachte in antwoord op de vraag van verbalisant [verbalisant 3] of de tas van hem af, geantwoord dat dit inderdaad het geval was. De latere verklaring van verdachte dat de tas niet van hem was (terwijl hij niet wil zeggen van wie dan wel) en dat hij daarin pas keek op het moment dat de politie bij de auto stond, acht de rechtbank op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De verklaring is bovendien niet concreet en op geen enkele wijze verifieerbaar.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte, op het moment dat hij de vrouw die hij klaarblijkelijk kende voorbij zag lopen, geprobeerd heeft om de tas met behulp van de vrouw voor de politie verborgen te houden juist omdat hij bekend was met de inhoud van de tas. De rechtbank vindt op basis van het voorgaande dat het niet anders kan dan dat sprake is van geld dat afkomstig is uit misdrijf en dat verdachte dit ook wist. De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen.