Op 5 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 9 november 2018, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 juli 2018 door de Staatsanwaltschaft Köln in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1989, is in deze procedure vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de openbare zitting van 4 januari 2019, waarbij de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel aanwezig was. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzochte overlevering. In een tussenuitspraak van 18 januari 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen te informeren over de garanties voor de tenuitvoerlegging van de straf.
Tijdens de zitting op 5 november 2020 heeft de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal, opnieuw de vordering tot overlevering aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 mei 2019, heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB niet is uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit, zoals bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.