ECLI:NL:RBAMS:2020:6105

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
13-751220-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel

Op 5 november 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 9 november 2018, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 18 juli 2018 door de Staatsanwaltschaft Köln in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko in 1989, is in deze procedure vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op de openbare zitting van 4 januari 2019, waarbij de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel aanwezig was. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de verzochte overlevering. In een tussenuitspraak van 18 januari 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen te informeren over de garanties voor de tenuitvoerlegging van de straf.

Tijdens de zitting op 5 november 2020 heeft de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal, opnieuw de vordering tot overlevering aan de rechtbank voorgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 mei 2019, heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB niet is uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit, zoals bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751220-17
RK-nummer: 18/7917
Datum uitspraak: 5 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 9 november 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 juli 2018 door het
Staatsanwaltschaft Köln(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres: [adres],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Bij tussenuitspraak van 18 januari 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen te informeren of, bij weigering van de executieoverlevering op grond van artikel 6 lid 2 jo lid 5 OLW, de daadwerkelijke overname van de tenuitvoerlegging van de straf gegarandeerd is.
Het onderzoek is hervat op de openbare zitting van 5 november 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, Advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat zij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, nu het EAB is uitgevaardigd door een Duits Openbaar Ministerie, niet zijnde een rechterlijke autoriteit als bedoeld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
De rechtbank verenigt zich, gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese unie van 27 mei 2019 in de zaken C-508/18 (zaak OG) en C-82/19 (zaak PI), met het standpunt van de officier van justitie en zal haar niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin haar vordering van 9 november 2018 tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2020.
De jongste rechter is buiten staat te tekenen.