ECLI:NL:RBAMS:2020:6089

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
13-751562-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan in het kader van Europees aanhoudingsbevel

Op 24 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 6 juli 2020 en betreft een EAB dat op 24 juni 2020 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd in een Belgische detentieplaats. Tijdens de openbare zitting op 10 september 2020 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, en was hij vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. D. Bektesevic.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van een strafbaar feit dat onder de Belgische wetgeving valt, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar is, en dat er voldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon na een eventuele veroordeling in België naar Nederland zal terugkeren om zijn straf daar uit te zitten.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom heeft de rechtbank besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de onderzoeksrechter in Antwerpen toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, samen met mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J.H. Beestman, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751562-20
RK nummer: 20/3238
Datum uitspraak: 24 september 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 juli 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juni 2020 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 september 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om (via telehoorverbinding) op de zitting aanwezig te zijn. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een afzonderlijk bevel tot aanhouding bij verstek uitgevaardigd op 24 juni 2020 door een onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, referentie OR Karel van Cauwenberghe 2019/082.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout heeft bij schrijven van 9 september 2020 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees
aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende
straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of
maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen (België).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 september 2020.
De jongste en de oudste rechter zijn buiten staat te tekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.