8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Feiten als het onderhavige leveren naast financiële schade ook veel hinder en overlast op.
Uit het uittreksel van 22 oktober 2020 uit het documentatieregister betreffende verdachte, blijkt dat verdachte vanaf 3 februari 2020 tot zijn aanhouding op 16 augustus 2020 regelmatig met de politie in aanraking is gekomen en onder andere meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor winkeldiefstallen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering van 3 november 2020, opgemaakt door L. van Eil. Dit rapport houdt –zakelijk weergegeven– onder meer het volgende in:
Verdachte staat geregistreerd als veelpleger en voldoet blijkens informatie van het ISD-bureau aan de harde ISD-criteria. Er is sprake van alcoholmisbruik en naar eigen zeggen van schizofrenie. Verdachte beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats, structurele dagbesteding en een stabiele financiële situatie. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Verdachte kan door zijn onrechtmatige verblijfsstatus geen aanspraak maken op structurele sociale voorzieningen waardoor aan een hulpverleningstraject en/of een drang/dwangtraject onvoldoende inhoud gegeven kan worden. Dientengevolge voldoet verdachte ons inziens aan de zachte ISD-criteria waardoor hij in aanmerking komt voor de Vreemdelingen (VRIS) ISD-maatregel. In dit traject zal betrokkene behandeling kunnen ontvangen voor zijn psychosociaal functioneren totdat betrokkene kan terugkeren naar het land van herkomst.
Er is een traject gestart gericht op terugkeer naar land van herkomst door DT&V. De heer [verdachte] wil zijn medewerking verlenen aan terugkeer naar het land van herkomst. Tot die tijd acht de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel noodzakelijk daar betrokkene tijdens de intramurale fase van de ISD-maatregel behandeling kan ontvangen voor de psychische problematiek. Tevens zal betrokkene op deze manier minder kunnen recidiveren.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een e-mail van de DT&V van 23 oktober 2020, waarin wordt vermeld dat [plaats detentie] toestemming geeft om verdachte terug te laten keren naar [land van herkomst] , onder de voorwaarden dat [land van herkomst] op de hoogte is van de problemen van verdachte en een medische escort meereist. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op een e-mail van DT&V van 18 november 2020 waarin staat dat zij verdachte terug kunnen laten keren naar [land van herkomst] zodra duidelijk is wat de einddatum van zijn detentie is. Op dat moment kan een vlucht voor verdachte worden geboekt.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 20 november 2020 reclasseringswerker L. van Eil, verbonden aan het Leger des Heils te Amsterdam, als deskundige gehoord.
Zij heeft ter terechtzitting verklaard bij het advies te blijven. Voorts heeft zij verklaard dat de DT&V een traject heeft ingezet waarbij interventies voor de benodigde nazorg in [land van herkomst] worden opgezet. Er kan dan worden uitgegaan van een warme overdracht. Indien een datum van invrijheidstelling wordt bepaald, dan gaat DT&V aan de slag met de terugkeer, maar zij adviseert ISD voor het geval dat niet zo is.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie en de verdediging het erover eens zijn dat verdachte zo spoedig mogelijk terug zal moeten keren naar [land van herkomst] . De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld, gegeven het gevaar voor herhaling en de onderliggende problematiek bij verdachte, op welke wijze dat in het kader van deze strafzaak het beste kan worden gerealiseerd.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 22 oktober 2020 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregelen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 22 oktober 2020 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank ziet redenen om deze maatregel op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De rechtbank overweegt in dit verband in het bijzonder dat het door de verdediging voorgestelde alternatief van vrijwillig vertrek onvoldoende garanties biedt. De ISD-maatregel biedt meer controle en garandeert een aan detentie aansluitende uitzetting, mogelijk op zeer korte termijn. Bovendien bestaat tot die tijd in de instelling de mogelijkheid van behandeling van de problematiek van verdachte.
Nu de rechtbank niet voorziet dat de uitzetting naar [land van herkomst] lang op zich zal laten wachten, zal zij de maatregel slechts voor de duur van één jaar opleggen.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen, dit om de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de termijn waarop de uiteindelijke uitzetting zal plaatsvinden.