ECLI:NL:RBAMS:2020:6083

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
13-211658-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel na diefstal gevolgd van bedreiging met geweld en overtreden van een inreisverbod

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een laptop, gevolgd door bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 18 augustus 2020 te Amsterdam, waar de verdachte een laptop van een ander heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de diefstal heeft de verdachte de eigenaar van de laptop bedreigd met ernstige geweldsuitlatingen. Daarnaast verbleef de verdachte als vreemdeling in Nederland, terwijl er een inreisverbod tegen hem was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd. In zaak A is de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en de bedreiging, terwijl in zaak B de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren toegewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte een veelpleger is en dat de samenleving beschermd moet worden tegen zijn recidive. De rechtbank heeft ook het rapport van de reclassering in overweging genomen, waarin werd geadviseerd om de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel en gelast de teruggave van een fiets aan SWAPFIETS en een schaar aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/211658-20 (A) + 13/067325-20 (B)
Datum uitspraak: 4 december 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2020.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr.
R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.A. Ubbergen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van zaak A:
1
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, een laptop (merk Apple, type Macbook Pro 13), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [persoon 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen voornoemde [persoon 1] en/of [persoon 2] te roepen: "laat mij gaan anders vermoord ik je kinderen" en/of "ik ga mijn Poolse vrienden bellen en we gaan jullie dood maken. Ik heb ze al gebeld. Ze zijn onderweg. Ik ga je hele familie afmaken! Ik weet jullie te vinden" en/of "ik ga jullie hotel in de fik steken. Ik weet dat jullie de eigenaren
zijn dus ik kan jullie adressen zo vinden. Jullie vrouwen, kinderen en familie gaan eraan. Alles gaat in de fik", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
ten aanzien van zaak B:
hij op of omstreeks 15 maart 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een fiets heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – niet bewezen hetgeen in zaak B is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij overweegt daartoe dat het feit dat op een ‘Swapfiets’ altijd een ringslot zit, geen feit van algemene bekendheid is en dat er onvoldoende is onderbouwd dat verdachte anderszins had moeten vermoeden dat de fiets gestolen was.
4.2.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
op 18 augustus 2020 te Amsterdam een laptop, merk Apple, type Macbook Pro 13, die toebehoorde aan [persoon 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken door tegen voornoemde [persoon 1] te roepen: "laat mij gaan anders vermoord ik je kinderen" en "ik ga mijn Poolse vrienden bellen en we gaan jullie dood maken. Ik heb ze al gebeld. Ze zijn onderweg. Ik ga je hele familie afmaken! Ik weet jullie te vinden" en "ik ga jullie hotel in de fik steken. Ik weet dat jullie de eigenaren
zijn dus ik kan jullie adressen zo vinden. Jullie vrouwen, kinderen en familie gaan eraan. Alles gaat in de fik";
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 18 augustus 2020 te Amsterdam als vreemdeling heeft verbleven, terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte bepleit dat verdachte ten aanzien van feit 2 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van overmacht. Doordat [land van herkomst] en menig ander land verdachte niet als onderdaan erkennen, is uitzetting niet mogelijk. Het ontbreken van reisdocumenten valt verdachte niet toe te rekenen.
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu dit onvoldoende is onderbouwd met stukken. De enkele stelling van de raadsvrouw volstaat niet.
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is ook overigens niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
Het standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren, zonder aftrek van voorarrest.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat uitzetting niet mogelijk is en de samenleving tegen recidive door verdachte dient te worden beschermd. Voor terugval in drugsgebruik wordt gevreesd. Bij de vorige ISD-maatregel heeft geen behandeling plaatsgevonden, maar in het advies staat dat dit deze keer wel zal gebeuren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de ISD-maatregel niet aan verdachte op te leggen. Hulp bij zijn verslaving is wenselijk, maar dat hoeft niet in het kader van een ISD-maatregel plaats te vinden. De raadsvrouw ziet geen verschil met de vorige keer dat de ISD-maatregel is opgelegd. De ISD-maatregel is niet bedoeld om alsnog uitzetting te bewerkstelligen, daar dient vreemdelingenbewaring voor. Voor de feiten waarvan verdachte wordt verdacht is oplegging van de ISD-maatregel disproportioneel, aldus de raadsvrouw die stelt dat wanneer op voorhand al duidelijk is dat uitzetting niet mogelijk is, het doel van de ISD-maatregel komt te vervallen en afstraffing aangewezen is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een laptop uit een hotel. Toen de eigenaar van de laptop verdachte heeft aangehouden, heeft verdachte hem bedreigd. Dat heeft op de eigenaar en de getuige, die daarbij aanwezig was, impact gehad.
Daarnaast heeft verdachte in Nederland verbleven terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd en er derhalve blijk van gegeven van overheidswege genomen besluiten niet te respecteren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 27 oktober 2020, opgemaakt door R. Nuyens. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Betrokkene staat bekend als veelpleger en voldoet reeds geruime tijd aan de ISD-criteria. Hij verblijft als ongewenst vreemdeling in Nederland en kan derhalve geen aanspraak maken op huisvesting, reclasseringsbegeleiding, hulpverlening, zorgverzekering en legale arbeid of uitkering. Betrokkene heeft geen identiteitsbewijs en is statenloos. In de intramurale fase van de ISD-maatregel wordt betrokkene gemotiveerd tot responsiviteit voor het intramurale hulp- en zorgaanbod, het geven van opening van zaken over zijn roots en responsiviteit voor de interventies in het land van herkomst door middel van de zogenaamde repatriëring met zachte landing. In de optiek van Reclassering Inforsa is de oplegging van de ISD-maatregel in de onderhavige strafzaak geïndiceerd. Gelet op zijn statenloosheid komt hij in aanmerking voor VRIS-ISD (PI [naam PI] ) in [plaats PI] . De beoogde maatregel heeft volgens zijn raadsvrouw een louter punitief karakter. Ons inziens is dat onjuist en worden er binnen de VRIS-ISD wel degelijk interventies ingezet. Deze zijn gericht op psychologisch welzijn, beheersen van verslavingsproblematiek en repatriëring. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op letselschade wordt ingeschat als hoog.
Bij een schuldigverklaring adviseert Reclassering Inforsa om betrokkene de VRIS-ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren. Reclassering Inforsa ziet geen andere mogelijkheden om het aanhoudend delictgedrag van betrokkene te laten afnemen.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 20 november 2020 reclasseringswerker
R. Mandjes, verbonden aan Inforsa Reclassering te Amsterdam, als deskundige gehoord. Deze heeft het ISD-advies onderschreven.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 21 augustus 2020 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de onderhavige feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf/maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregelen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 21 augustus 2020 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De rechtbank overweegt in dit verband nog dat, het vreemdelingenrechtelijke aspect en de veroordeling voor artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht buiten beschouwing latend, sprake is van een stelselmatige dader waartegen de maatschappij moet worden beschermd. Bewerkstelligen van verandering van de vreemdelingrechtelijke status van verdachte kan tijdens de detentie worden voortgezet.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 197 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Gelast de teruggave aan SWAPFIETS van een fiets.
Gelast de teruggave aan verdachte van een schaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en H.E. Hoogendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 december 2020.