ECLI:NL:RBAMS:2020:6076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
13-007250-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel, witwassen en eenvoudig witwassen

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van drugshandel en witwassen. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het verwerken, verkopen en vervoeren van harddrugs, waaronder MDMA en cocaïne, in de periode van 1 mei 2018 tot en met 26 mei 2020. Het onderzoek naar de verdachte begon naar aanleiding van meldingen over drugshandel, waarna de politie diverse opsporingsmethoden heeft ingezet, waaronder het afluisteren van telefoongesprekken en het observeren van de verdachte en zijn medeverdachten. Tijdens doorzoekingen op 26 mei 2020 zijn aanzienlijke hoeveelheden drugs en contant geld aangetroffen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een sturende rol had in de drugshandel en dat hij samen met medeverdachten handelde. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij betrokken was bij drugshandel in de genoemde periode, maar zijn rol was volgens hem beperkt. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel en het witwassen van verschillende voertuigen en geldbedragen. De verdachte werd veroordeeld voor het medeplegen van drugshandel, witwassen en eenvoudig witwassen, met een gevangenisstraf van 40 maanden als gevolg.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De verdachte heeft zich meer dan twee jaar lang schuldig gemaakt aan drugshandel en het witwassen van criminele gelden, wat een bedreiging vormt voor de samenleving. De rechtbank heeft geen reden gezien om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.007250.20
Datum uitspraak: 3 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2020. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Gunning naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – tenlastegelegd dat hij zich te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van onder meer het verwerken van en handelen in harddrugs in de periode van 1 mei 2018 tot en met 26 mei 2020;
medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 2181 tabletten MDMA en/of 635,42 gram MDMA en/of 846,21 gram cocaïne op 26 mei 2020;
medeplegen van het witwassen van
  • een personenauto (merk: Mercedes type: A-klasse kenteken: [kentekennummer] );
  • een scooter (merk: Piaggio type: Vespa kenteken: [kentekennummer] );
  • 17.199,27 euro;
  • een personenauto (merk: Volkswagen type: Polo kenteken: [kentekennummer] ) in de periode van 20 april 2016 tot en met 26 mei 2020;
4. eenvoudig witwassen van 17.199,27 euro in de periode van 20 april 2016 tot en met 26 mei 2020;
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Inleiding

Naar aanleiding van meldingen over drugshandel via het Meldpunt Misdaad Anoniem startte op 18 december 2019 het onderzoek [naam onderzoek] naar verdachte. Gaandeweg heeft het onderzoek zich uitgebreid naar onder andere medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Binnen het onderzoek zijn telefoons getapt en onderzocht, is een baken onder een auto geplaatst en zijn verdachten op meerdere momenten geobserveerd. Op 26 mei 2020 zijn de woningen waar de verdachten verbleven doorzocht. Daarbij zijn geldbedragen, drugs en een patroonmagazijn en munitie aangetroffen. De zaak van verdachte is op zitting tegelijk behandeld met de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank doet vandaag in alle drie de zaken uitspraak.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de drugshandel, het drugsbezit en het witwassen (feiten 1 tot en met 4) kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat van feit 1 niet de hele tenlastegelegde periode kan worden bewezen en dat verdachte zich niet onafgebroken met drugshandel bezig heeft gehouden. De rol van verdachte is beperkt gebleven tot het zo nu en dan leveren van een niet vastgestelde hoeveelheid drugs. Voor feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken van het bezit van de drugs die niet bij hem zijn aangetroffen, omdat verdachte ontkent op enige wijze betrokken te zijn bij of wetenschap te hebben van de bij de medeverdachten aangetroffen drugs. Verdachte moet worden vrijgesproken van witwassen. Het geldbedrag van 2.250 euro heeft hij in de loop der tijd apart kunnen leggen. Het geldbedrag van 14.150 euro is niet van verdachte. Hij bewaarde dit voor een vriend, die dit geld had gekregen van gasten op zijn bruiloft. De Piaggio Vespa motorscooter stond op naam van [persoon1] en was ook van [persoon1] . Verdachte heeft de factuur op zijn naam laten zetten in de hoop dat [persoon1] korting zou krijgen. Dat is ook gebeurd, zoals in het dossier is te zien. Verdachte bewaarde het geld en de motorscooter voor [persoon1] , omdat [persoon1] vreesde voor diefstal. Van de Mercedes heeft verdachte wel gebruik gemaakt, maar deze behoorde toe aan iemand anders en stond ook op naam van die ander. De Volkswagen had verdachte nog niet helemaal betaald. Hij heeft maar een kleine aanbetaling gedaan en uiteindelijk afgezien van de aankoop.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De handel in en het verwerken en vervoeren van harddrugs (feit 1)
Verdachte heeft op de zitting bekend dat hij eind 2019 en het begin van 2020 enkele keren betrokken was bij drugshandel. De rechtbank vindt voor de hele periode van 1 mei 2018 tot 26 mei 2020 bewezen dat verdachte samen met anderen harddrugs heeft verhandeld, vervoerd en verwerkt. [1]
Het aantreffen van drugsDe politie heeft bij de doorzoekingen op 26 mei 2020 op diverse plekken drugs aangetroffen:
- In de woning van [medeverdachte 1] zijn op 1631 tabletten MDMA, 620,32 gram MDMA en 627,28 gram cocaïne aangetroffen. [2]
- In de woning van de moeder van [medeverdachte 1] is 47,88 gram cocaïne aangetroffen. [3]
  • In de woning van [medeverdachte 2] zijn 530 tabletten MDMA, 15,1 gram MDMA en 63,3 gram cocaïne aangetroffen en
  • in de woning van verdachte werd 47,88 gram cocaïne aangetroffen.
Het gaat in totaal om 2161 tabletten bevattende MDMA, 635,42 gram kristallen bevattende MDMA en 846,99 gram poeder en brokjes bevattende cocaïne.
De observaties en de tapgesprekken
Bij observaties van [medeverdachte 1] in 2020 werden meerdere korte ontmoetingen met vermoedelijke afnemers van verdovende middelen waargenomen. [5] Uit deze observaties en uit tapgesprekken komt naar voren dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] elkaar kenden en veelvuldig contact met elkaar hadden. [6] In de tapgesprekken spreken verdachten met elkaar over aantallen en geld, en wordt versluierde taal gebruikt. Zo wordt er gesproken over snoepjes, 10 stukkies/snoep en 1 gram M of een kleintje, over het koken/maken en fixen, het bijmaken, verhoudingen, bar, pap, meel, doekoe, 80-80 klaar zetten, 30-35, 15-15, tussen 7 en 8, 12K, op de pof geven en laatste gram. [7] Uit de tapgesprekken volgt het volgende. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren voor de verdovende middelen afhankelijk van “die dikke” (de rechtbank begrijpt verdachte [verdachte] [8] ). [9] Bijvoorbeeld als [medeverdachte 2] tegen [verdachte] zegt dat er bij [persoon3] ‘laatste bar’ is en dat [verdachte] moet zoeken. [10] [verdachte] zegt dat hij altijd hard zoekt, gewoon blijft zoeken en kan fixen. [11] Ook wordt gesproken over dat [verdachte] moet (bij)maken, heeft gemaakt, een beetje zal kunnen maken en gevraagd wordt ‘harde’ te maken. [12] [medeverdachte 1] zegt tegen [medeverdachte 2] dat hij even snel, snel wat voor hem heeft gemaakt bij die dikke, het bij die dikke thuis heeft gelaten en dat [medeverdachte 2] het gewoon daar even snel moet gaan pakken. [13] [medeverdachte 1] had de huissleutel van de woning van zijn moeder en gebruikte deze woning om te ‘maken’. [14] Tussen verdachten wordt over en weer aan elkaar gevraagd of de ander nog iets (“papier”, “bar”, “dingen”) heeft liggen, omdat diegene of een derde niets meer heeft. [15] [verdachte] geeft opdracht aan [medeverdachte 2] om ondanks klachten van klanten toch te verkopen en zegt tegen [medeverdachte 2] dat [medeverdachte 2] het zelf heeft getest. [medeverdachte 2] zegt tegen [verdachte] : “Vroeger als jij die telefoon zou hebben dan zou je anders praten nu mijn broer begrijp je”, waarop [verdachte] antwoordt: “Ik begrijp wat je bedoelt, ik begrijp wat je bedoelt, ik heb het ook vaak meegemaakt:” [16] [verdachte] zegt op 1 april 2020 tegen [medeverdachte 1] dat er één bar over is, dat hij die hele bar kan brengen, dat [verdachte] dacht dat [medeverdachte 1] dan back-up heeft, mocht [persoon2] weer nodig zitten en vraagt: “Wat heb je [persoon2] gedaan? Dan kan ik dat schrijven”, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “Ow, negentig-negentig (90-90)”. [17] [medeverdachte 2] vraagt op 17 februari 2020 aan [medeverdachte 1] of hij hem kan waarnemen. [18] Uit gesprekken tussen [medeverdachte 1] en klanten volgt dat wel eens een ander (“die bruine Citroën”) in de plaats van [medeverdachte 1] kwam. [19] Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] vaak gebruik maakte van een bruine Citroën en bij zijn woning is een Citroën inbeslaggenomen. [20]
Onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons
In de woning van [medeverdachte 1] is een zwarte Nokia-telefoon inbeslaggenomen. [21] In deze telefoon was een groot aantal contacten onder een korte naam opgeslagen. Met een aantal van deze contacten had [medeverdachte 1] regelmatig telefonisch contact en berichtcontact. Op deze telefoon zijn berichten aangetroffen waarin wordt gesproken over tijden en locaties. [22] De inbeslaggenomen dealtelefoon was roulerend in gebruik bij [medeverdachte 1] en [persoon1] . [23]
In berichten aangetroffen in diverse chatapplicaties uit de periode 3 januari 2018 tot en met 17 mei 2020 en sms-berichten uit de periode 30 november 2017 tot en met 25 mei 2020, afkomstig uit de iPhone van [medeverdachte 2] en de IPhone 8 van verdachte, als ook de IPhone 6 van verdachte en de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen Nokia , wordt dezelfde versluierde taal gebruikt als in 2020, hiervoor beschreven. [24] Sms-berichten uit de iPhone van verdachte uit augustus en november 2018 en oktober en december 2019 , lijken over de handel in verdovende middelen te gaan. Daarin komen de namen [persoon3] en [persoon2] voor. [25] De berichten lijken qua aard en strekking sterk op de berichten uit 2020. In de berichten wordt onder andere gesproken over snoep, barkie, berekeningen, SOS, [persoon3] en Mokro.
Getuigenverklaringen
Meerdere getuigen hebben verklaard al langere tijd drugs te kopen van een of meer van de verdachten. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat zij sinds drie à vier jaar gemiddeld één keer in de twee weken cocaïne kocht bij een kleine Marokkaanse of Turkse man van 35 of 36 jaar oud die zij kende als [naam 1] en die zij belde op telefoonnummer [nummer] . De rechtbank stelt vast dat dit het telefoonnummer is waarmee in 2020 de pseudokoop van de politie met [medeverdachte 2] tot stand is gekomen (zie verderop). [getuige1] heeft ongeveer 40 keer contact met hem gehad. Heel af en toe kwam een ander met een donker uiterlijk, mogelijk Antilliaans, als hij er zelf niet was. [26] Getuige [getuige2] heeft verklaard dat zij sinds twee of anderhalf jaar cocaïne kocht en ooit eens een Xtc-pil. Zij bestelde dit via telefoonnummer 06-84643754. Dit is het nummer van de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen Nokia telefoon. [27] [getuige2] herkende [medeverdachte 1] op een aan haar getoonde foto als de man die haar cocaïne verkocht. Hij reed volgens haar op een motor, een driewiel ding. Als zij belde kwam hij bij haar thuis de drugs brengen. Het contact liep via hem. [28] Getuige [getuige3] heeft verklaard dat hij ongeveer één à twee keer per week cocaïne gebruikte. Hij herkende verdachte op de aan hem getoonde foto als [persoon 4] en verklaarde dat hij ongeveer twee jaar geleden voor het laatst bij [persoon 4] kocht. Daarvoor had hij over een periode van drie à vier jaar bij [persoon 4] drugs afgenomen, hij bestelde toen altijd coke bij hem. Nu reed [persoon 4] al anderhalf jaar niet meer zelf en rijdt een Marokkaan, ‘ [naam 2] ’, voor hem. Die Marokkaan haalt de drugs bij [persoon 4] op. Die Marokkaan rijdt in een Citroen. Een vriend van [persoon 4] vouwt pakketjes drugs voor hem. Aan [getuige3] werd een foto van [medeverdachte 1] en een foto van [medeverdachte 2] getoond. Hij herkent [medeverdachte 1] als de persoon die de envelopjes vouwt en [medeverdachte 2] als [naam1/2] . Verder verklaarde [getuige3] : “Die zitten allemaal op één drugslijn. Dat is een groepje. [naam 1] rijdt voor [persoon 4] en die andere Surinamer. [persoon 4] koopt het in en [naam 1] rijdt het rond.” [29] Getuige [getuige4] heeft op 19 juni 2020 verklaard dat zij de afgelopen drie jaar ongeveer 40 keer contact heeft gehad met een niet zo lange Marokkaanse man met rode wangen en een bril, die zij kende als [naam1/2] . Hij was haar contactpersoon om drugs te kopen. Zij kocht een keer in de twee à drie weken cocaïne. Zij stuurde dan een berichtje naar telefoonnummer [nummer2] en dan kwam hij langs met de auto. Dit telefoonnummer bleek in gebruik te zijn bij [medeverdachte 2] en stond op naam van zijn broer. [30] [getuige4] stapte dan in en gaf hem geld en hij gaf haar drugs. Hij reed in een bruine Citroën of Renault. Twee keer is iemand anders gekomen, met donkere huidskleur, met rasta , afro, veel haar. [getuige4] heeft deze tweede persoon twee jaar geleden voor het eerst en een jaar geleden voor het laatst gezien. [getuige4] herkent [medeverdachte 2] op de aan haar getoonde foto als [naam 1] . Zij denkt dat de persoon op de foto van verdachte de man is die twee keer was geweest, maar weet dat niet 100% zeker. [31]
Overige bevindingenVerdachte heeft op de zitting verklaard dat hij in 2019 en het begin van 2020 enkele keren betrokken was bij drugshandel. Zijn aandeel bestond voornamelijk uit het in contact brengen van kopers met verkopers. De bij hem thuis aangetroffen drugs waren bedoeld voor de handel en hij heeft ook wel eens drugs gemaakt en ingepakt. Het was een bijverdienste, aldus verdachte. [32] Op 18 mei 2020 heeft de politie zich voorgedaan als afnemers van drugs (pseudokoop) waarbij van [medeverdachte 2] tien pillen MDMA en 1 gram cocaïne zijn gekocht. De koop kwam tot stand via het telefoonnummer [nummer3] , waarvan de gebruiker door de politie is herkend als [medeverdachte 2] . [33] De tijdens de pseudokoop aangekochte roze pillen en de handgeschreven wikkels vertonen sterke overeenkomsten met de handgeschreven wikkels en de pillen die zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] , de woning van zijn moeder en de woning van [medeverdachte 2] . [34] Bij de huiszoeking bij verdachte op 26 mei 2020 is een notitieboekje aangetroffen met daarin codes, getallen, berekeningen en afkortingen. [35] In dit notitieboekje zijn hoeveelheden opgenomen met daarbij opmerkingen als “zelfgemaakt”, “voor ons” en “doorstoten”. Ook komen de namen [persoon3] en [persoon2] voor in dit notitieboekje. Uit onderzoek blijkt dat [persoon3] de bijnaam van [medeverdachte 1] is, [persoon2] / [persoon2-1] van [medeverdachte 2] en [persoon 4] van [verdachte] . [36] Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat hij [persoon 4] wordt genoemd en dat [medeverdachte 2] wel eens [persoon2-1] wordt genoemd. [37] Verdachte [medeverdachte 1] heeft op de zitting bevestigd dat hij [persoon3] wordt genoemd. [38] Op basis van de codes, de namen van de verdachten, de berekeningen en het vermelden van “gram” en Eurotekens concludeert de rechtbank dat dit notitieboekje een administratie is van de harddrugs die verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verhandelden. In de woning van [medeverdachte 1] werden notities aangetroffen die overeenkomsten vertonen met de notities uit het notitieboekje van verdachte. [39]
Rol van verdachten en periode
Uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] een sturende rol had ten opzichte van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , dat hij eerder zelf reed en de telefoon had, maar dat dit nu niet meer het geval is. De rechtbank stelt vast dat op verschillende locaties werd gemaakt en ‘gefixt’ en dat de rollen inwisselbaar waren, maar dat [verdachte] vooral op de achtergrond opereerde. Gezien de aangetroffen notities en de tapgesprekken concludeert de rechtbank dat [verdachte] de administratie bijhield en overzicht had over de voorraad, de verkopen en de betalingen, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vooral de dealtelefoons beheerden en rondreden om drugs af te leveren en dat [medeverdachte 1] ook een stukje administratie deed. De rechtbank vindt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De rechtbank concludeert op basis van de tapgesprekken over (bij)maken en fixen dat, naast handelen in drugs en het vervoeren daarvan ook, drugs is verwerkt door verdachten. Verder vindt de rechtbank dat uit het voorgaande volgt dat verdachten niet alleen in 2020, de periode waarover het onderzoek zich heeft uitgestrekt, in harddrugs hebben gehandeld, maar ook in de periode daaraan voorafgaand vanaf 1 mei 2018. Dit mede gelet op de oudere berichten uit de uitgelezen telefoons en de getuigen [getuige2] en [getuige3] die verklaren in de afgelopen twee jaren cocaïne te hebben gekocht van verdachten.
4.3.2
Drugsbezit (feit 2)
In het voorgaande heeft de rechtbank vastgesteld wat er aan verdovende middelen bij verdachten en de moeder van [medeverdachte 1] is aangetroffen. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachten in harddrugs hebben gehandeld en zij hierbij samen hebben gewerkt. Op basis van de samenwerking en de hoeveelheden harddrugs die in de woningen in gebruik bij verdachten zijn aangetroffen stelt de rechtbank vast dat het om handelsvoorraden gaat. Uit de tapgesprekken leidt de rechtbank af dat op verschillende locaties werd gemaakt/gefixt. De rechtbank concludeert dat het opzet van verdachten was gericht op het voorhanden hebben van voldoende voorraad, gelet op het over en weer voor elkaar zoeken, maken en fixen, al dan niet bij een medeverdachte thuis. Uit dit gebruik maken van elkaars voorraden harddrugs, waarvan de verpakkingen sterk overeenkomen, blijkt dat verdachten van elkaar wisten dat ze harddrugs aanwezig hadden en ook over elkaars voorraden konden beschikken. De rechtbank beschouwt alle op de verschillende locaties aangetroffen drugs dan ook als één handelsvoorraad.
4.3.3
Witwassen (feiten 3 en 4)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen (feit 3) en eenvoudig witwassen (feit 4).
Beoordelingskader
In het dossier zit geen bewijsmiddel waaruit rechtstreeks blijkt dat verdachte het met drugshandel verdiende geld thuis heeft bewaard en heeft gebruikt om de voertuigen mee aan te schaffen. Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen afkomstig zijn, kan witwassen bewezen worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de
legaleherkomst van de voorwerpen. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen worden bewezen.
Veroordeling medeplegen witwassen motorscooter
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte werd in de box behorende bij de woning een motorscooter Piaggio Vespa aangetroffen met kenteken [kentekennummer] Verdachte kon dus over deze scooter beschikken. De motorscooter staat sinds 14 juli 2018 op naam van [persoon1] . [40] De aankoopfactuur staat op naam van verdachte. [41] Gezien het aantreffen van grote contante geldbedragen en drugs in de woning, de veroordeling voor de handel in harddrugs en het ontbreken van inkomsten die dit soort uitgaven kunnen verklaren, [42] vindt de rechtbank dat er een stevig vermoeden bestaat dat de motorscooter met geld gekocht is dat van misdrijf afkomstig is. Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat de motorscooter op naam staat van een ander dan verdachte. Dat betekent dat verdachte een verklaring over de legale herkomst van de motorscooter moet geven. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij de motorscooter voor [persoon1] in bewaring had, omdat bij [persoon1] geprobeerd was in te breken. De factuur staat op zijn naam, zodat [persoon1] korting zou krijgen. Deze verklaring vindt de rechtbank mede gelet op het late moment van verklaren en het ontbreken van enige onderbouwing niet geloofwaardig en hoeft het Openbaar Ministerie niet meer te verifiëren. De rechtbank vindt bewezen dat de scooter middellijk van misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft de motorscooter gekocht met geld uit misdrijf en vervolgens op naam van [persoon1] geregistreerd. Daarmee heeft hij verhuld wie de rechthebbende op de motorscooter is.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samengewerkt heeft met [persoon1] bij het witwassen van de motorscooter. Bij het registreren van een voertuig op naam van een ander moet met die persoon zijn samengewerkt. Voor in- of overschrijving zijn identiteitsdocumenten nodig en de tenaamstelling van een voertuig brengt aansprakelijkheid met zich mee voor bijvoorbeeld boetes en verzekering. Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het witwassen van de motorscooter.
Veroordeling medeplegen witwassen Mercedes A200
Verdachte is op 13 januari 2020 gezien als bestuurder van de Mercedes A200 met kenteken [kentekennummer] . [43] De Mercedes staat op naam van [naam 3] . [44] In een tapgesprek van 24 januari 2020 zei verdachte: “Ik zet die auto van mij te koop, het gaat om een A200, eind 2018 eh wel voor een goede prikkie, dus ik dacht als jij iemand toevallig kent.” […] hij is nieuw man, 22 kilome, eh 22 duizend, ik had hem zelf bij eh wat had ik hem gekocht, bij eh 8 of zo, ik heb tot 22 duizend gereden, knappe auto, dakje, automaat […] Duitse auto, ik heb hem ingevoerd.” [45] De auto werd op Marktplaats en Facebook te koop aangeboden. [46] De gegevens in de Marktplaats en Facebook advertenties corresponderen met de auto en de door verdachte genoemde gegevens uit voornoemd tapgesprek. Op basis van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat de auto feitelijk van verdachte was. Voor deze Mercedes bestaat, op basis van dezelfde omstandigheden als hiervoor bij de motorscooter, een stevig vermoeden dat de Mercedes met geld is gekocht dat uit misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de legale herkomst van deze Mercedes. Onder die omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de Mercedes A200 middellijk van misdrijf afkomstig is. Door de auto op naam van [naam 3] te registreren heeft verdachte verhuld wie de rechthebbende op het voorwerp is.
Met dezelfde redenering als hiervoor bij de motorscooter, wordt verdachte veroordeeld voor het (met [naam 3] ) medeplegen van het witwassen van de Mercedes A200.
Veroordeling witwassen Volkswagen Polo
Verdachte heeft sinds 16 januari 2020 een Volkswagen Polo met kenteken [kentekennummer] op zijn naam staan. [47] Voor de Volkswagen Polo bestaat op basis van dezelfde feiten en omstandigheden als hiervoor overwogen een stevig vermoeden dat de auto is gekocht met geld uit misdrijf. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij deze auto van zijn loon heeft betaald. Hij heeft de auto van een vriend gekocht voor in totaal 14.000 euro. Hij heeft een aanbetaling van 2.000 euro gedaan en de rest staat nog open bij die vriend. Deze verklaring is pas voor het eerst op zitting afgelegd, op geen enkele manier onderbouwd en niet meer te verifiëren. De rechtbank stelt ook voor de Volkswagen Polo vast dat de auto middellijk uit misdrijf afkomstig is. Deze auto heeft verdachte verworven en voorhanden gehad.
Veroordeling eenvoudig witwassen € 17.199,27
Bij de doorzoeking is in de slaapkamer van verdachte geld aangetroffen in een kledingkast (2.250 euro aan biljetten en 799,27 euro aan muntgeld) en in een rugtas (14.150 euro, in biljetten van onder andere 500, 200 en 100). [48] Verdachte heeft dus in elk geval op de dag van de zoeking over dit geld kunnen beschikken. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen hoe lang het daar al lag.
De manier waarop het geld is aangetroffen, de hoeveelheid, de coupures en de combinatie met het aantreffen van harddrugs maakt dat de rechtbank vindt dat er een heel stevig vermoeden bestaat dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Dat betekent dat van verdachte een verklaring over de legale herkomst van het geld mag worden verlangd. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het geld uit de kledingkast (2.250 en 799,27 euro) van hem is. [49] Het gaat om spaargeld dat deels van zijn vader is geweest. Deze verklaring voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. Dat het geld spaargeld is, zegt misschien iets over het doel, maar niets over de
herkomstvan dat geld. Dat het geld deels van zijn vader is, zou wel iets over de herkomst van het geld kunnen zeggen. Maar omdat verdachte pas op de zitting met deze verklaring is gekomen, kan van het Openbaar Ministerie niet meer worden gevergd dat zij naar die verklaring nader onderzoek verricht. Hetzelfde geldt voor de verklaring van verdachte dat de € 14.150 van [persoon1] is. Bovendien geldt daarvoor dat de rechtbank die verklaring hoogst ongeloofwaardig vindt. De rechtbank vindt bij deze stand van zaken bewezen dat het geld van misdrijf afkomstig is. Gezien de veroordeling voor de handel in harddrugs (zie hiervoor) vindt de rechtbank het aannemelijk dat verdachte het geld met die handel heeft verdiend en het dus om geld gaat dat hij onmiddellijk uit eigen misdrijf heeft verkregen. Verdachte wordt dus veroordeeld voor het eenvoudig witwassen van het geld op 26 mei 2020.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 mei 2018 tot en met 26 mei 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd
  • een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
  • een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA;
feit 2:
op 26 mei 2020 op verschillende locaties te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 2161 tabletten MDMA en 635,42 gram van een materiaal bevattende MDMA en
- 846,21 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
feit 3:
in de periode van 20 april 2016 tot en met 26 mei 2020 te Amsterdam
- een personenauto (merk: Volkswagen type: Polo kenteken: [kentekennummer] ) heeft verworven en voorhanden heeft gehad en
tezamen en in vereniging met anderen van voorwerpen, te weten
  • een personenauto (merk: Mercedes type: A-klasse kenteken: [kentekennummer] ) en
  • een scooter (merk: Piaggio type: Vespa kenteken: [kentekennummer] )
heeft verhuld wie de rechthebbende op de personenauto en scooter was,
terwijl hij wist dat deze voorwerpen middellijk geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 4:
op 26 mei 2020 te Amsterdam 17.199,27 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk. Daaraan zou een proeftijd van twee jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een lagere gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist, omdat een kortere periode van dealen kan worden bewezen en verdachte niet als leider kan worden gezien. Er was geen sprake van hiërarchie of een leidersrol. Hij heeft al een tijd in detentie doorgebracht en heeft geen uitgebreid strafblad. Een gevangenisstraf zal aanzienlijke impact hebben op zijn leven en dat van zijn kinderen. In vergelijkbare zaken over drugshandel zijn lagere gevangenisstraffen opgelegd. Verdachte is bereid zich aan bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf te houden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich meer dan twee jaar lang schuldig gemaakt aan handel in harddrugs. Hierbij heeft hij op een georganiseerde wijze structureel en intensief samengewerkt met zijn medeverdachten. Alle verdachten waren uit op snel veel geld verdienen. Dit gedrag van verdachte laat zien dat hij niets geeft om de schade die harddrugs toebrengen aan de gezondheid van mensen en de overlast die de bijbehorende criminaliteit oplevert voor de samenleving. Uit het dossier blijkt dat ondanks klachten van kopers over de kwaliteit van de drugs en de gevolgen ervan voor hun gezondheid, de verkoop daarvan gewoon doorging. Verdachte maakte en verpakte drugs, bemiddelde tussen kopers en verkopers, kreeg drugs van de koeriers en heeft ook in het verleden zelf drugs afgeleverd. Verdachte hield de administratie bij en had overzicht over de betalingen en de voorraden. Hij werkte de laatste tijd vooral op afstand, achter de schermen. Zijn medeverdachten waren voor hun voorraad afhankelijk van verdachte en hij bepaalde wie op de pof kon kopen. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank in deze omstandigheden wel een leidersrol.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bezit van handelsvoorraden cocaïne en MDMA die over meerdere locaties waren verspreid.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van circa 17.000 euro en drie voertuigen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Uit het strafblad van verdachte van 30 juli 2020 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor zowel Opiumdelicten als witwassen. De rechtbank weegt dat strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Voor de drugsfeiten zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor drugshandel op straat. Die geven voor het met enige regelmaat gedurende zes tot twaalf maanden gebruikershoeveelheden drugs verkopen (dat is de laatste categorie) als uitgangspunt een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij uitgegaan wordt van een alleen opererende dader. De bewezenverklaarde periode in deze zaak ziet op twee jaar, waarbij de rechtbank een georganiseerd verband aanneemt en verdachten ook veroordeelt voor het verwerken en vervoeren van de drugs. Bovendien heeft verdachte ook nog een aanzienlijke hoeveel harddrugs aanwezig gehad. De rechtbank neemt daarom voor de drugsfeiten als uitgangspunt voor alle verdachten 36 maanden gevangenisstraf. Voor de strafmaat voor het witwassen heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraudedelicten. Bij een fraudebedrag tussen 10.000 en 70.000 euro is een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden of een vergelijkbare taakstraf het uitgangspunt. De rechtbank neemt mee dat het bij een groot deel van de witgewassen waarde om witwassen van geld uit eigen misdrijf gaat, waar een aanzienlijk lagere straf op staat dan op ‘gewoon’ witwassen.
In de rol die verdachte heeft vervuld in de drugshandel, de hoogte van het fraudebedrag van de witwasdelicten en zijn eerdere veroordeling ziet de rechtbank redenen om aan verdachte een hogere straf op te leggen dan aan zijn medeverdachten. De rechtbank ziet geen reden een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, omdat nu geen inschatting kan worden gemaakt van de hulpvraag aan het eind van de detentie. De regeling van de voorwaardelijke invrijheidsstelling biedt mogelijkheden om aan die hulpvraag te voldoen.
De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf van 40 maanden op.

7.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Weegschaal On balance Dx-50
Bruin boekje
Bril uit buddyseat DGG54B
Oortjes Iphone buddyseat DGG54B
Snorfiets Piaggio Vespa [kentekennummer]
Bromfiets Piaggio Vespa [kentekennummer]
Personenauto Volkswagen Polo [kentekennummer]
Geld 686,40 euro (spaarpot)
Geld 112,87 euro (spaarpot)
2250 euro
38,05 euro
14.150 euro
Hoofdtelefoon JbL
Horloge Rolex
Tas Louis Vuitton + waardebon twv 950
Tas Louis Vuitton + waardebon twv 915 euro
iPhone 8
De voorwerpen 1, 2 en 5 tot en met 12 en 17 worden verbeurdverklaard, omdat het bewezen verklaarde daarmee is begaan. De andere voorwerpen (3, 4 en 13 tot en met 16) moeten worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420bis, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 3:
witwassen en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
feit 4:
eenvoudig witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
Weegschaal On balance Dx-50
Bruin boekje
5. Snorfiets Piaggio Vespa [kentekennummer]
6. Bromfiets Piaggio Vespa [kentekennummer]
7. Personenauto Volkswagen Polo [kentekennummer]
8. Geld 686,40 euro (spaarpot)
9. Geld 112,87 euro (spaarpot)
10. 2250 euro
11. 38,05 euro
12. 14.150 euro
17. iPhone 8
Gelast de teruggave aan verdachte van:
3. Bril uit buddyseat DGG54B
4. Oortjes Iphone buddyseat DGG54B
13. Hoofdtelefoon JbL
13. Horloge Rolex
13. Tas Louis Vuitton + waardebon twv 950
13. Tas Louis Vuitton + waardebon twv 915 euro
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. J. Huber, M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2020.
Bijlage - De tenlastelegging
1.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 26 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens)
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een (grote) hoeveelheid heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- een of meer tablet(ten) MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2.
hij op of omstreeks 26 mei 2020, op een of meer verschillende locaties, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad- ongeveer 2181 tabletten MDMA en/of 635,42 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of
- ongeveer 846,21 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en/of cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2016 t/m 26 mei 2020, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten
- een personenauto (merk:Mercedes type:A-klasse kenteken: [kentekennummer] ) en/of
- een scooter (merk:Piaggio type:Vespa Sprint kenteken: [kentekennummer] ) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemde personenauto en/of scooter was en/of
- één of meerdere geldbedragen ter hoogte van € 17.199,27 en/of
- een personenauto (merk:Volkwagen type:Polo kenteken: [kentekennummer] ) en/of
- een personenauto (merk:Mercedes type:A-klasse kenteken: [kentekennummer] ) en/of
- een scooter (merk:Piaggio type:Vespa Sprint kenteken: [kentekennummer] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a en b Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april 2016 t/m 26 mei 2020, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal in elk geval ongeveer € 17.199,27) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dan wel moest of had kunnen vermoeden dat deze geldbedragen - onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf;
(Artikel art 420bis.1 / 420quater.1lid 1 Sr)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0200-0214, geschriften: rapporten van het Laboratorium Forensische Opsporing van 15 juni 2020 en 24 juni 2020, met nummers 0548N20, 0544N20 en 0580N20, pag. ZD01 0354-0357.
3.PV van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0228-0229, geschrift: een rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing van 15 juni 2020 met nummer 0546N20, pag. ZD01 04 0358.
4.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, pag. ZD01 04 0158-0181, PV van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0242-0250, geschriften: rapporten van het Laboratorium Forensische Opsporing van 8 juni 2020 met nummers 0540N20, 0541N20, 0542N20, pag. ZD01 04 0276, ZD01 04 0352 en ZD01 04 0359.
5.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 03 0032-0035, PV van bevindingen met nummer 2019146496 pag. ZD01 03 0056-0060.
6.Tapgesprek TA004 sessie 201 (lijn [medeverdachte 1] ) 10 feb 2020 18:34 uur, pag. PD03 01 0015, tapgesprek TA004 sessie 7627 (lijn [medeverdachte 1] ) 18 feb 2020 23:21 uur, pag. PD03 01 0016 en PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0098-0109.
7.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 07 0295-0531.
8.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 07 0295 e.v.
9.Tapgesprek TA007, sessie 14359, ZD01 07 0353, tapgesprek TA007, sessie 1623, ZD01 07 0351, tapgesprek TA003, sessie 2347, ZD01 07 0097.
10.Tapgesprek TA002, sessie 7105, 8 februari 2020, ZD01 07 0032.
11.Tapgesprek TA002, sessie 23711, 12 maart 2020, ZD01 07 0048.
12.Tapgesprek TA002, sessie 3297, 29 januari 2020, ZD01 07 0023, tapgesprek TA002, sessie 6141, 5 februari 2020, ZD01 07 0027.
13.Tapgesprek TA004, sessie 20058, 12 maart 2020, ZD01 07 0149.
14.Tapgesprek TA004, sessie 37573, 8 april 2020, PD02 04 0037, tapgesprek TA003, sessie 2335, 8 februari 2020, ZD01 07 0136, tapgesprek TA004, sessie 8327, 20 februari 2020, ZD01 07 0142, tapgesprek TA004, sessie 10973, 26 februari 2020, ZD01 07 0143.
15.Tapgesprek TA002, sessie 7105, 8 februari 2020, ZD01 07 0032, tapgesprek TA004, sessie 19858, 12 maart 2020, PD02 04 0062.
16.Tapgesprek TA007, sessie 22692, 15 maart 2020, ZD01 07 0336, PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0282.
17.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag, ZD01 04 0182-0189, tapgesprek TA002, sessie 32691, 1 april 2020, ZD01 07 0058.
18.Tapgesprek TA004, sessie 7160, ZD01 07 0140.
19.Tapgesprekken TA009, sessie 38, 14 maart 2020, ZD01 07 0277, TA009, sessie 51, 14 maart 2020, ZD01 07 0278 en TA011, sessie 412, 11 april 2020, ZD01 07 0281.
20.PV van bevindingen met nummer PL1300-2019146496-25, pag. ZD01 04 0251 en PV van doorzoeking ter inbeslagneming met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0242.
21.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, ongenummerd.
22.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, pag. ZD01 04 0324-0330.
23.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, pag. ZD01 04 0060-0097, tapgesprek TA011, sessie 356, 8 april 2020, pag. ZD01 04 0478, tapgesprek TA004, sessie 39621, 11 april 2020, ZD01 04 0087, PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0098-0109, tapgesprek TA004, sessie 56465, 4 mei 2020, ZD01 04 0108-0109, tapgesprek TA002, sessie 46032, 1 mei 2020, ZD01 07 0073, tapgesprek TA002, sessie 46473, 3 mei 2020, ZD01 07 0074.
24.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0277-0323.
25.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0333-0346.
26.PV van verhoor getuige met nummer 2019146496, pag. ZD01 06 0052-0054.
27.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, pag. ZE01 04 0324.
28.PV van verhoor getuige met nummer 2019146496, pag. ZD01 06 0013-0017.
29.PV van verhoor getuige met nummer 2019146496, pag. ZD01 06 0069-0071.
30.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0009-0012 en PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0349.
31.PV van verhoor getuige met nummer 2019146496, pag. ZD01 06 0078-0079 en ongenummerd ontbrekende pagina 2 van het verhoor.
32.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2020.
33.PV van pseudokoop met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0111-0113, PV met nummer 2552729, pag. ZD01 0023-0024, geschrift: een rapport van het Laboratorium Forensische Opsporing van 3 juni 2020 met nummer 0517N20, pag. ZD01 04 0360.
34.PV van bevindingen met nummer 13062151
35.PV met nummer 2019146496, pag, ZD01 04 0182-0189.
36.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0277-0323.
37.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2020.
38.Verklaring van [medeverdachte 1] , afgelegd als verdachte in zijn eigen zaak op de zitting van 19 november 2020, gevoegd in het dossier van [verdachte] .
39.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0366-0367.
40.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, pag. ZD03 02 0001-0009.
41.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD03 02 0074-0077.
42.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD03 02 0020-0022.
43.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD03 02 0032-0047.
44.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD01 04 0129-0144.
45.Tapgesprek TA002, sessie 16, 24 januari 2020, ZD03 02 0013.
46.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD03 02 0034 e.v.
47.PV van bevindingen met nummer PL1300:2019146496, pag. ZD03 02 0001-0019.
48.PV van bevindingen met nummer 2019146496, pag. ZD03 03 0042-0050.
49.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 november 2020.