ECLI:NL:RBAMS:2020:6071

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
AMS 19/3954
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het projectplan voor dijkversterking door waterschap Amstel, Gooi en Vecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 7 december 2020, wordt het beroep van eiser tegen het projectplan van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht ongegrond verklaard. Het projectplan betreft de aanleg van een stalen damwand langs de oever van de rivier, ter verbetering van de waterkering. Eiser betwist de noodzaak van de damwandconstructie en stelt dat er alternatieven zijn die minder risico's voor de omgeving met zich meebrengen. De rechtbank oordeelt dat het waterschap de keuze voor de damwandconstructie voldoende heeft onderbouwd en dat de alternatieven adequaat zijn onderzocht. De rechtbank wijst erop dat de huidige dijk niet voldoet aan de veiligheidsnormen en dat de gekozen constructie noodzakelijk is om overstromingen te voorkomen. Eiser heeft ook zorgen geuit over de gevolgen voor de waterhuishouding en de trillingen die de constructie met zich meebrengt. De rechtbank concludeert dat het waterschap voldoende maatregelen heeft getroffen om deze effecten te monitoren en te beperken. Daarnaast wordt opgemerkt dat de nadelige gevolgen van de uitvoering van het projectplan niet volledig kunnen worden uitgesloten, maar dat het waterschap voldoende voorzieningen heeft getroffen om deze te beperken. De rechtbank bevestigt dat het projectplan niet in strijd is met de Waterwet en dat het waterschap in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het projectplan vast te stellen. Het beroep van eiser wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/3954

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en het waterschap.

Procesverloop

Bij het besluit van 11 juni 2019 heeft het waterschap, voor zover in deze zaak van belang, het projectplan “het dijkverbeteringsplan Dorpskern [plaatsnaam] ” (het bestreden besluit) vastgesteld.
[eiser] heeft tegen het projectplan beroep ingesteld.
Het waterschap heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 november 2020. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en zijn gemachtigde. Namens het waterschap zijn de gemachtigde
[naam] en [naam] , als [functie] werkzaam bij [bedrijf] , verschenen. Verder zijn voor het waterschap verschenen [functie] . [functie] [naam] , grond-, weg- en waterbouw, werkzaam bij [naam] (hierna: [naam] ) en [naam] , [functie] , gespecialiseerd in [functie] , eveneens werkzaam bij [naam] .

Overwegingen

Overweging vooraf

1. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Op grond van artikel 1.6, vierde lid, van de Crisis- en herstelwet doet de rechtbank uitspraak binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn. De behandeling van het beroep was aanvankelijk gepland op een zitting van 5 november 2019. Eiser heeft kort voor de zitting verzocht om uitstel wegens medische redenen. De behandeling van het beroep is daarom (na overleg met partijen) verdaagd naar een zitting van 18 maart 2020. Kort voor die zitting is deze geannuleerd vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de uitbraak van het Coronavirus. Na hervatting van de zittingen, is de behandeling van deze zaak weer zo snel mogelijk op zitting geagendeerd. Mede door vakantie van de gemachtigde en organisatorische redenen van de kant van de rechtbank, heeft de uiteindelijke behandeling van het beroep pas op 9 november 2020 plaats gevonden. Daarmee is de termijn van een half jaar waarbinnen de rechtbank op het beroep moet beslissen, ruimschoots overschreden. Daaraan zijn geen gevolgen verbonden.
Inleiding
2. Het projectplan voorziet in de aanleg van een stalen damwand langs de oever van de rivier de [locatie] . Hiermee heeft het waterschap ervoor gekozen om de huidige waterkering (de dijk) ter hoogte van de [locatie] en de [locatie] in [plaatsnaam] te verplaatsen naar deze oever. De damwandconstructie zal over 561 meter worden aangebracht en bestaat uit losse stalen planken, die in elkaar vast worden getrild. [eiser] woont aan de [adres] in [plaatsnaam] en zijn perceel (tuin) strekt zich uit tot aan de oever van de [locatie] . Ook ter hoogte van zijn perceel wordt de damwand aangebracht.
3.
De grondslag van het projectplan is artikel 5.4 van de Waterwet. Op basis van het eerste lid van dit artikel moet de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschieden overeenkomstig een daartoe door hem vast te stellen projectplan. Op basis van het tweede lid bevat het plan ten minste een beschrijving van het betrokken werk en de wijze waarop dat zal worden uitgevoerd alsmede een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken of beperken van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk.
4.
[eiser] verzet zich tegen het projectplan. Volgens hem zijn er namelijk alternatieve mogelijkheden voor een verbetering van de waterkering, die minder grote risico’s voor de omgeving meebrengen. Bovendien heeft het waterschap de risico’s van het vast trillen van de planken en de effecten van de damwandconstructie op de grondwaterstand en –stromen onvoldoende onderzocht en wordt onder meer het landschap onherstelbaar beschadigd, aldus [eiser] . De rechtbank zal hierna, aan de hand van deze beroepsgronden, beoordelen of het waterschap het projectplan in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Alternatieven
5.1.
[eiser] zijn betoog komt er in de kern op neer dat het nut en de noodzaak van de damwandconstructie in het projectplan niet zijn aangetoond, omdat er allerlei alternatieven mogelijk zijn. De weging van de alternatieven in 2013 is volgens hem onvoldoende en niet actueel meer.
5.2.
In het projectplan is vermeld dat de huidige dijk in 2008 is getoetst en ter plaatse van de [locatie] en de [locatie] 10 tot 30 cm te laag is om voldoende veiligheid te bieden tegen een overstroming. Zoals het waterschap ook tijdens de zitting heeft toegelicht, voldoet de dijk momenteel niet aan de norm [1] dat maximaal één keer in de honderd jaar een overstroming kan plaatsvinden. Als de kans groter is dan één keer per honderd jaar, is de situatie niet acceptabel. Vervolgens zijn niet alleen in 2013, maar ook in 2015 alternatieven onderzocht. De Startnotitie dijkverbetering [locatie] – [plaatsnaam] van 17 november 2015 geeft inzicht in de voor- en nadelen van vier alternatieven. Ook heeft [naam] (hierna: [naam] ) in 2018 een zogenoemde review gemaakt, second opinion genoemd in de stukken. Omwonenden zijn hierbij betrokken en deze review is uitgewerkt in het rapport van 29 januari 2018. Uit deze review blijkt onder meer dat de ophoging van de bestaande dijk vanwege de nadelige gevolgen niet mogelijk is, net als het plaatsen van een demontabele waterkering. [naam] concludeert dat “variant C” (vervangende waterkering, diep gefundeerd scherm) de beste keuze is en voor bepaalde deelgebieden rest zelfs geen andere optie.
5.3.
Ter zitting heeft het waterschap aan de genoemde stukken toegevoegd dat het door [eiser] genoemde alternatief van het plaatsen van zandzakken niet realistisch is, ook niet in combinatie met een demontabele waterkering zoals in Deventer is gerealiseerd. Verder is op de zitting een ander alternatief besproken, bijvoorbeeld die van compartimentering zoals bij het riviertje het [naam] in [locatie] . Het waterschap heeft over deze zogenoemde compartimentering bij het [naam] opgemerkt dat de veiligheidssituatie daar heel anders is dan bij de [locatie] , omdat er geen probleem met de hoogte speelt, maar een sterkteprobleem. Dit betekent dat bij het [naam] bepaalde delen dicht kunnen worden gezet (met een soort stuw en sluis), maar bij de [locatie] kan het probleem van een te lage dijk daar niet mee worden opgelost. De [locatie] maakt bovendien onderdeel uit van een groot boezemsysteem dat in verbinding staat met het [locatie] en niet kan worden afgesloten.
5.4.
Gelet op Startnotitie, het rapport van [naam] , maar ook de toelichting van het waterschap in het verweer en ter zitting, heeft het waterschap zijn keuze voor de damwandconstructie in het projectplan voldoende en deugdelijk onderzocht en vervolgens gemotiveerd. De rechtbank ziet in wat [eiser] heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de onderbouwde uitleg van het waterschap. De beroepsgrond faalt daarom.
Waterhuishouding
6.1.
Volgens [eiser] houdt het projectplan onvoldoende rekening met de ontregeling van de waterhuishouding in het boezemgebied als gevolg van de damwandconstructie. Volgens hem zal er vernatting optreden (het zogenoemde badkuipeffect), omdat hemel- en grondwater niet langer vrij naar de [locatie] kan wegstromen.
6.2.
In de beantwoording van de zienswijze, zie de pagina’s 5 tot en met 7, legt het waterschap uit dat er een aantal beheersmaatregelen in het projectplan zijn opgenomen om het badkuipeffect te voorkomen. Zo worden de damwanden gestaffeld aangebracht [2] en met perforaties (sleuven), zodat er een geleidelijke uitwisseling van grondwater kan plaatsvinden en er geen grondwaterstandsverlaging optreedt. De grondwaterstand wordt sinds 2016 gemonitord. Deze monitoring zal ook nog gedurende vijf jaar na afronding van de uitvoeringswerkzaamheden worden voortgezet. Achteraf kunnen nog extra perforaties worden aangebracht, indien nodig. Het waterschap heeft de effecten voor de waterhuishouding nader laten onderzoeken door [naam] . In de notitie van 11 oktober 2019 heeft [naam] gemotiveerd toegelicht dat de combinatie van perforaties met grindkoffers effectieve maatregelen zijn. Een grindkoffer wordt ingepakt in geotextiel en daardoor wordt gronduitspoeling voorkomen, aldus [naam] in deze notitie. Specifiek voor de geohydrologische situatie bij [adres] heeft [naam] , aan de hand van de grondwaterstandmetingen (sinds 2016) en drie grondboringen (in 2019) [3] , berekend dat het aanbrengen van de perforatie en de grindkoffer de situatie zelfs zal verbeteren. In de nadere beschouwing van 18 oktober 2019 heeft [naam] deze (model)berekening - met verschillende scenario’s - uitgewerkt. Tot slot heeft het waterschap ook een voorstel aan [eiser] gedaan, inclusief het aanbrengen van een drainage systeem, waardoor er een verdere verbetering kan plaatsvinden in zijn tuin.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat het waterschap met deze uitleg en de nadere reacties van [naam] en [naam] , voldoende rekening heeft gehouden met de effecten op de waterhuishouding. Van belang daarbij is dat [naam] specifiek voor het perceel van [eiser] een (model)berekening heeft uitgevoerd. [eiser] heeft de deskundigenrapporten van [naam] en [naam] weliswaar bestreden, maar de rechtbank leest hierin onvoldoende argumenten om te twijfelen aan de conclusies van [naam] en [naam] . In het betoog van [eiser] over de effecten op de waterhuishouding, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om het projectplan te vernietigen. Deze beroepsgrond faalt.
Trillingen
7.1.
[eiser] betoogt dat de gevolgen van het vast trillen van de damwandconstructie onvoldoende zijn onderzocht. Zo stelt [eiser] onder andere dat de trilling-risicoanalyse te positief is, maar ook dat een uitgebreid monitoringsplan ontbreekt.
7.2.
De damwand wordt trillend aangebracht (en dus niet heiend). Het trillend aanbrengen, in combinatie met trillingsmeters en tussentijdse hoogtemetingen, is een gebruikelijke methode die wordt gehanteerd in gebieden met minder stevige bodemlagen om schade te voorkomen, aldus het waterschap op pagina 5 van de beantwoording van de zienswijze. Het waterschap verwijst in zijn verweer naar deze beantwoording. Ook worden er trillingsmeters aangebracht aan kwetsbare panden. Deze trillingsmeters gaan af (met een alarm) voordat er schade kan ontstaan. Deze meters maken onderdeel uit van een (zeer) uitgebreid monitoringsplan, waarbij ook de nulsituatie in kaart wordt gebracht. [naam] heeft in haar notitie van 9 oktober 2019 gemotiveerd gereageerd op de technische punten van [eiser] , bijvoorbeeld over de aannamen van de trillingsprognose, die volgens [naam] juist conservatief zijn. Alle panden zijn ingedeeld in gebouwcategorie 3, in plaats van categorie 2, terwijl deze categorie 3 eigenlijk alleen geldt voor panden in (zeer) slechte staat. Mocht toch blijken dat de grenswaarden voor trillingen worden overschreden tijdens het werk, dan kan er alsnog worden overgegaan op drukkend installeren van de damwanden, zo licht [naam] toe op pagina 4 van de notitie. In de in rechtsoverweging 5.2. genoemde review heeft [naam] al een trillingsprognose uitgevoerd en specifiek voor het perceel van [eiser] heeft [naam] het invloedgebied berekend. In de notitie van 26 september 2019 concludeert [naam] onder meer dat zijn woning buiten het invloedgebied ligt (van 3.8 meter). De schuur van [eiser] direct aan de oever bevindt zich wel binnen het invloedgebied voor trillingsschade, maar die schade is niet te verwachten omdat de gevel niet uit metselwerk of natuursteen bestaat. De schuur zal bovendien tijdens de realisatie uitgebreid worden gemonitord en anders herstelt het waterschap de schade volledig, aldus het waterschap in zijn aanvullend verweer van 14 oktober 2019.
7.3.
Wat [eiser] heeft aangevoerd, leidt bij de rechtbank niet tot twijfel aan het verweer en de ingediende reacties en berekeningen van [naam] . Het waterschap onderbouwt zijn standpunt, mede aan de hand van de notities van [naam] , en heeft de gevolgen door de trillingen voldoende zorgvuldig in kaart gebracht. Deze beroepsgrond faalt ook.
Landschap en beschermd dorp(sgezicht)
8.1.
[eiser] betoogt dat de uitvoering van het projectplan leidt tot onherstelbare schade aan het historisch gevormde landschap (het Groene Hart), het beschermde dorp(sgezicht) en de tuinen. Het projectplan leidt volgens [eiser] tot een kaalslag, niet alleen vanwege de damwandconstructie zelf, maar ook omdat er veel werkruimte nodig is. Concrete plannen voor het herstel ontbreken en de conceptovereenkomsten verzekeren het herstel of de vergoeding onvoldoende.
8.2.
De rechtbank overweegt allereerst, onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2020 [4] , dat het niet zo is dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden als gevolg van het projectplan. Artikel 5.4, tweede lid, van de Waterwet vereist dat het projectplan een beschrijving bevat van de te treffen voorzieningen om de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk ongedaan te maken of te beperken. In het projectplan is omschreven welke nadelige gevolgen kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen om die nadelige gevolgen ongedaan te maken of te beperken en welke mogelijkheden er zijn om een financiële vergoeding te krijgen voor het treffen van die maatregelen en voor schade als gevolg van het aanbrengen van de damwanden.
8.3.
Het waterschap verwijst in zijn verweer onder andere naar de beantwoording van de zienswijze van [eiser] . Op pagina 5 van deze beantwoording is uitgelegd dat bij de uitwerking van het projectplan rekening is gehouden met beeldbepalende elementen en dat de bestaande bochtige oeverlijn gevolgd wordt. Juist bij een verhoging van de dijk zou het karakteristieke dorp(s)gezicht worden aangetast, aldus het waterschap. De damwandplanken worden verder boven water bekleed met duurzaam hout. Wat betreft de bomen is van grootschalige kap geen sprake. Er worden twaalf bomen gekapt over een strook van meer dan 500 meter en deze bomen staan niet op het perceel van [eiser] . Ter zitting heeft het waterschap daar nog aan toegevoegd dat deze twaalf bomen niet beeldbepalend zijn en ook niet groter dan een bepaalde grootte. De heggen, andere beplanting en dergelijke kunnen blijven staan en anders vindt herplanting plaats. Ter zitting heeft het waterschap verder te kennen gegeven dat de tien knotwilgen en de grote treurwilg op het perceel van [eiser] kunnen blijven staan en dat er voor de treurwilg een constructieve oplossing wordt bedacht. Het waterschap doet er alles aan op deze treurwilg te sparen, aldus de reactie tijdens de behandeling van deze zaak op zitting. Op perceelniveau worden conceptovereenkomsten gemaakt voor het herstel van de tuinen, ook voor die van [eiser] . Anders dan [eiser] wenst, is de rechtbank met het waterschap van oordeel dat garanties op dit punt niet vooraf kunnen worden geëist van het waterschap.
Schade
9. In het projectplan is verder, onder meer op pagina 28, beschreven welke mogelijkheden er zijn voor een (financiële) vergoeding. Het waterschap heeft een onafhankelijk advies laten opstellen door [naam] , adviseur in onroerende zaken, waartegen [eiser] geen argumenten heeft aangevoerd. Verder is in paragraaf 3.6 van het projectplan vermeld dat van alle betrokken panden een voor- en na opname wordt gemaakt door een onafhankelijk expertisebureau. Tot slot kan in deze procedure niet vooruit worden gelopen op de beoordeling van een eventueel later nog in te dienen concreet verzoek om schadevergoeding.
Conclusies
10.1
Gelet op het hiervoor overwogene, de nadere toelichting in het verweer en op de zitting, heeft het waterschap afdoende beschreven welke nadelige gevolgen er kunnen optreden, welke voorzieningen worden en kunnen worden getroffen en welke mogelijkheden er zijn voor een (financiële) vergoeding. Het projectplan is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met het tweede lid van artikel 5.4 van de Waterwet. Wat [eiser] heeft aangevoerd is onvoldoende om het projectplan op dit punt onvoldoende te achten. Ook deze beroepsgrond faalt.
10.2
De rechtbank concludeert, gelet op al het voorgaande, dat het waterschap het projectplan in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Dit betekent dat de rechtbank in de beroepsgronden geen aanleiding heeft gezien om het projectplan te vernietigen. Het beroep is dus ongegrond. Daarmee heeft [eiser] geen volledige zekerheid of garantie vooraf over de effecten van (het aanbrengen van) de damwandconstructie en de maatregelen, maar dat is ook niet wat de rechtbank in deze procedure kan toetsen.
11. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen reden voor een vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzitter, en mr. C.A.E. Wijnker en mr. J.W. Vriethoff, leden, in aanwezigheid van mr. C. Pasteuning, griffier
.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zoals neergelegd in artikel 2, eerste lid, onder a, van de provinciale verordening (Waterverordening voor waterschap Amstel, Gooi en Vecht): “Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop de regionale wateren moeten zijn ingericht, geldt voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van: a. 1/100 per jaar voor bebouwing.”
2.Dit betekent dat er een lange plank van 10 meter de grond in gaat, dan volgen er drie kortere planken van 5 meter en dan volgt weer een lange plank. Dit patroon herhaalt zich. Zie paragraaf 3.1 van het projectplan.
3.Zie ook de notitie van [naam] van 26 september 2019 (pagina 2 en bijlage 1).
4.Zie: ECLI:NL:RVS:2020:222, r.o. 5.1.