In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Office of the Public Prosecutor at the Court of Mantua, Italië, op 10 juni 2020. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard en niet op de hoogte is gesteld van de zitting die heeft geleid tot het vonnis waarop het EAB is gebaseerd. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij de verzoeken van de verdediging om aanhouding van de zaak, in afwachting van een garantie van de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de zitting die heeft geleid tot het vonnis en dat er geen garantie is verstrekt door de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd.