ECLI:NL:RBAMS:2020:6062

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
13/751838-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Office of the Public Prosecutor at the Court of Mantua, Italië, op 10 juni 2020. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die momenteel gedetineerd is in Nederland.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard en niet op de hoogte is gesteld van de zitting die heeft geleid tot het vonnis waarop het EAB is gebaseerd. De officier van justitie heeft zich aangesloten bij de verzoeken van de verdediging om aanhouding van de zaak, in afwachting van een garantie van de Italiaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de zitting die heeft geleid tot het vonnis en dat er geen garantie is verstrekt door de uitvaardigende autoriteit. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751838-20
RK nummer: 20/4751
Datum uitspraak: 19 november 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 oktober 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juni 2020 door de
Office of the Public Prosecutor at the Court of Mantua(Italië) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Justitiële Inrichting [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 november 2020. Het verhoor heeft, via telehoren, plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de
Court of Mantuavan 7 oktober 2014, onherroepelijk op 5 maart 2015 (referentienummer: N. 1107/2014 R. SENT. N. 1098/2007 N.R.). Daarnaast wordt melding gemaakt van een
order of enforcement for imprisonmentvan de
Office of the Public Prosecutor at the Court of Mantova(referentienummer: N. 112/2015 SIEP).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren en acht maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Uit de stukken blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard, noch anderszins officieel in kennis is gesteld van de datum en tijd van de terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid waarop het EAB ziet. Daarnaast blijkt niet dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd om namens hem tijdens het proces de verdediging te voeren. De opgeëiste persoon is niet op de hoogte gebracht van het vonnis van de rechtbank waar het EAB op ziet en er is door de uitvaardigende autoriteit geen garantie afgegeven zoals genoemd in artikel 12, sub d van de OLW.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden, nu het Internationaal Rechtshulp Centrum (hierna: IRC) van het Openbaar Ministerie in het licht van artikel 12 OLW verschillende vragen heeft gesteld waarop nog geen antwoord is gekomen van de uitvaardigende autoriteit.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden. Er is door het IRC aan de Italiaanse uitvaardigende autoriteit reeds gevraagd om een garantie te verschaffen als bedoeld in artikel 12, sub d van de OLW. Er is op dit verzoek nog geen antwoord ontvangen van de uitvaardigende autoriteit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB en de aanvullende informatie, te weten de e-mail van de uitvaardigende autoriteit van 30 oktober 2020 en de e-mail van 18 november 2020 van een assistent van de verbindingsmagistraat voor Nederland in Italië, blijkt dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
De rechtbank mag in dit geval de overlevering alleen toestaan indien is voldaan aan de in artikel 12, sub d, OLW genoemde vereisten. De rechtbank stelt vast dat aan deze vereisten niet is voldaan. De Italiaanse uitvaardigende autoriteit heeft aangegeven dat het vonnis waarop het EAB ziet onherroepelijk is geworden op 5 maart 2015. Ondanks dat het IRC de uitvaardigende autoriteit herhaaldelijk heeft gevraagd om meer informatie, is niet gebleken dat het aantekenen van verzet of hoger beroep tegen het vonnis voor de opgeëiste persoon nog mogelijk is. Nu er voorafgaand aan de zitting reeds veelvuldig contact heeft plaatsgevonden tussen het IRC en de uitvaardigende autoriteit en de Italiaanse autoriteiten dan ook de gelegenheid hebben gehad genoemde garantie te verstrekken, ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde de beantwoording van de vragen af te wachten die het IRC nog heeft uitstaan bij de uitvaardigende autoriteit.
De overlevering moet dan ook worden geweigerd, nu de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW daaraan in de weg staat.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 van de OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Office of the Public Prosecutor at the Court of Mantua(Italië).
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 november 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.