ECLI:NL:RBAMS:2020:6060

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
13/751090-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, op 21 januari 2020. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 19 november 2020, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten die zijn vermeld in het EAB, namelijk georganiseerde of gewapende diefstal. De verdediging heeft een onschuldverweer gevoerd, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit verweer niet kan slagen, omdat de onschuld niet is aangetoond. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende is om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering, en heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toegestaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751090-20
RK nummer: 20/693
Datum uitspraak: 3 december 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 5 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 januari 2020 door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 november 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.E. van Zon, advocaat te Eindhoven.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek, afgeleverd door een onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout van 21 januari 2020 (referentie: OR M. De Munck 2019/100).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu uit het EAB en de aanvullende informatie van het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, te weten de e-mail van 17 november 2020, blijkt dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet schuldig is aan de feiten.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Voor toewijzing van een onschuldverweer is slechts plaats als de gestelde onschuld van de opgeëiste persoon tijdens het verhoor bij de rechtbank is aangetoond. Van een dergelijke situatie is geen sprake. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering. De rechtbank verwerpt het verweer.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft bij brief van 28 februari 2020 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft bij e-mail van 13 november 2020 de geldigheid van deze garantie bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan. De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Belgische autoriteiten plaats te vinden.
De volgende argumenten zijn aangevoerd:
  • de medeverdachten worden in België vervolgd, en:
  • de rechtsgevolgen hebben plaatsgevonden in België.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het EAB geen betrekking heeft op strafbare feiten die gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. De Belgische autoriteiten verzoeken de overlevering voor diefstallen die op Belgisch grondgebied zouden hebben plaatsgevonden. De omstandigheid dat er gebruik zou zijn gemaakt van vervoersmiddelen die waren voorzien van Nederlandse nummerplaten, doet hier niet aan af. Gelet hierop is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW niet aan de orde.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout (België).
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 december 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.