ECLI:NL:RBAMS:2020:6048

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
13/217122-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoer van cocaïne met een voertuig met een verborgen ruimte

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van cocaïne. De zaak kwam voort uit een incident op 26 augustus 2020, waarbij de verdachte als bestuurder van een voertuig met een Belgisch kenteken werd aangehouden op de Rijksweg A10 in Amsterdam. De politie had de verdachte in de gaten gehouden en merkte op dat hij nerveus reageerde toen hij langs een verbalisant reed. Na een stopteken en een controle bleek dat er een verborgen ruimte in de auto was, waarin 21 pakketten cocaïne waren aangetroffen, met een totaal gewicht van ongeveer 22,25 kilogram.

De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van het vervoeren van de cocaïne, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs in de auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bestuurder van het voertuig, geacht werd bekend te zijn met de inhoud van de auto. De rechtbank vond het onaannemelijk dat iemand onwetend een grote hoeveelheid cocaïne zou vervoeren en concludeerde dat de verdachte wetenschap had van de drugs. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk 21 blokken cocaïne had vervoerd.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de risico's die de drugshandel met zich meebrengt voor de volksgezondheid en de veiligheid. Daarnaast werd de in beslag genomen bestelauto onttrokken aan het verkeer, omdat deze was gebruikt voor het strafbare feit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/217122-20
Datum uitspraak: 3 december 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.K.B. Bijl naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 21 blokken, met een gewicht van ongeveer 22,25 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het vervoeren van ongeveer 22,25 kilo cocaïne.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet, drugs heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad. De drugs zijn gevonden in een zeer professionele verborgen ruimte in een auto die niet van verdachte was. Verdachte wist niet van de verborgen ruimte en de daarin aanwezige drugs. Hij had de auto geleend van een vriend in België om een avond plezier te hebben in Amsterdam. Er zijn juist contra-indicaties voor de wetenschap van de drugs: verdachte heeft zelf de achterdeur van de auto geopend, hij heeft vrijwillig de code van zijn telefoon gegeven en er zijn geen dactyloscopische sporen aangetroffen op de drugs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Verdachte reed op 26 augustus 2020 op de Rijksweg A10 in Amsterdam als bestuurder van een voertuig met een Belgisch kenteken. Verbalisant [naam verbalisant] heeft waargenomen dat verdachte schrikt wanneer hij langs hem rijdt. De verbalisant zag in het politiesysteem dat de auto op naam staat van [naam 2] en dat deze twee verkeersboetes open had staan. De verbalisant is naast de bestuurder gaan rijden waarbij de verbalisant het gevoel kreeg dat verdachte hem probeerde te ontwijken. De verbalisant heeft verdachte vervolgens een stopteken gegeven op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994, waaraan verdachte heeft voldaan.
Verdachte heeft tegen de verbalisant verklaard dat hij de auto heeft geleend van een vriend en dat hij vanuit België naar Amsterdam is gekomen om prostituees te bezoeken. Nadat de verbalisant tegen de verdachte heeft gezegd dat het voertuig meegenomen mocht worden als de boetes niet betaald zouden worden, verklaarde de verdachte dat hij ongeveer 200 à 300 euro bij zich had en verder helemaal niets. Daarop stapte de verdachte uit en opent hij spontaan de achterklep van de auto. De verbalisant zag dat de laadruimte geheel leeg was en hij zag direct een afwijking aan de bodemplaat van de auto. Daarop heeft de verbalisant de verdachte de cautie gegeven en gewezen naar de vermoedelijk verborgen ruimte.
De verdachte werd daarop zeer zenuwachtig en de auto is door de verbalisant in beslag genomen voor verder onderzoek.
Toen de verbalisant naar de verdachte liep om hem aan te houden deed de verdachte ongevraagd zijn beide handen naar voren waarbij de verdachte zei: “Yes, you know…”.
Door verbalisanten van de Forensische Opsporing is de verborgen ruimte geopend en daar blijken 21 pakketten met cocaïne in te liggen.
Beoordeling
Voor het bewijs van vervoeren van drugs in de zin van de Opiumwet, is nodig dat verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden.
Verdachte heeft zich op het standpunt gezet dat hij niet wist van de cocaïne in de verborgen ruimte. De rechtbank stelt voorop dat de bestuurder van een auto, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, geacht wordt bekend te zijn met de aanwezigheid van voorwerpen in die auto. Daar komt bij dat de rechtbank het in zijn algemeenheid buitengewoon onaannemelijk acht dat een organisatie of een persoon die voornemens is ruim 20 kilo cocaïne, dat een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigt, laat vervoeren door een volstrekt onwetende. Het inschakelen van onwetende anderen brengt immers onnodige risico’s voor de eigenaars van de verdovende middelen mee.
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring afgelegd op basis waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat hij niet wist van de drugs. Hij heeft geen informatie willen of kunnen geven over zijn vriend die tevens de eigenaar van de auto is en over waar hij de auto terug moest brengen na zijn uitstapje naar Amsterdam. Ook heeft hij geen specifieke informatie gegeven ter onderbouwing van zijn verblijf in Amsterdam. De gedragingen van verdachte rondom zijn aanhouding wijzen er daarentegen op dat verdachte wist dat hij zich schuldig maakte aan een strafbaar feit. De omstandigheid dat verdachte zelf de achterklep heeft geopend en vrijwillig de code van zijn telefoon heeft gegeven, doen daar onvoldoende aan af.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto. De drugs vielen, als bestuurder van de auto, ook binnen zijn machtssfeer.
Uit de foto’s van de tweede weging van de drugs blijkt dat deze zijn gewogen inclusief een deel van het verpakkingsmateriaal. Uit die weging komt het gewicht van 22,25 kilo. Er heeft geen weging plaatsgevonden zonder het verpakkingsmateriaal en het gewicht van het verpakkingsmateriaal is ook niet bekend. De rechtbank kan het gewicht van de drugs daarom niet precies vaststellen en acht om die reden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van 21 pakketten met daarin (een materiaal bevattende) cocaïne.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 26 augustus 2020 te Amsterdam-Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel opzettelijk heeft vervoerd, 21 blokken, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.

6.De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van ruim 20 kilo cocaïne. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen cocaïne moet aangenomen worden dat deze bestemd was voor de handel. De verspreiding van en handel in deze grote hoeveelheden cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is een gevaar voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de drugshandel niet zelden gepaard met geweld, waardoor die handel ook een gevaar is voor de veiligheid.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hieruit volgt dat als uitgangspunt bij het vervoeren van meer dan 20 kilo harddrugs een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden geldt. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar in dit geval van af te wijken. Om die reden volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie niet en zal zij aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opleggen.
Beslag en onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is een witte bestelauto van het merk Peugeot in beslag genomen.
Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het, gelet op de later aangebrachte verborgen ruimte in het voertuig, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Bestelauto, [kenteken] , (Omschrijving: 5961299, 5961299 Wit, merk: Peugeot)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en M.M. Breugem, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg en N. Hannaart, griffiers
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2020.