Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
5.Strafbaarheid
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
8.Beroep op de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid aanhef en onder e OLW
hands-ondelicten, het daadwerkelijke seksuele misbruik van kinderen. Het EAB en de Belgische vervolging zien op het bezit en verspreiden van kinderpornografisch beeldmateriaal. Dat zijn verschillende feiten.
hands-ondelicten. Uit het EAB volgt dat hij in België wordt vervolgd voor onder meer het bezit, het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch beeldmateriaal. De rechtbank beschikt echter niet over het vonnis in de Nederlandse zaak en heeft reeds daarom niet kunnen vaststellen of het gaat om dezelfde feiten. Het is aan de opgeëiste persoon om aan de uitvoerende justitiële autoriteit de voor de toetsing relevante feiten te verschaffen. Zo is niet duidelijk of het om dezelfde pleegplaats, periode en/ of slachtoffers gaat die in het EAB worden genoemd. De officier van justitie heeft ter zitting bovendien nog uitgelegd dat ervoor is gekozen het misbruik in Nederland te vervolgen en de feiten met betrekking tot het kinderpornografisch materiaal in België te vervolgen.
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsartikelen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan het Parket van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde (België).