ECLI:NL:RBAMS:2020:6027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
C/13/691276 / KG ZA 20-922
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in kort geding na beëindiging zorgcontract en herhaaldelijk agressief gedrag van cliënt

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg en de bewindvoerder van een cliënt, aangeduid als [gedaagde 1]. De zaak betreft de ontruiming van een woning die aan [gedaagde 1] ter beschikking was gesteld in het kader van een zorgcontract. Het Leger des Heils had het zorgcontract beëindigd vanwege herhaaldelijk agressief gedrag van [gedaagde 1] en het niet naleven van de voorwaarden van het contract. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de zorgverlening ook de beëindiging van het recht op bewoning van de woning met zich meebracht.

De procedure begon met een dagvaarding op 20 oktober 2020, waarbij het Leger des Heils vorderde om de woning aan [adres 2] te ontruimen. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat [gedaagde 1] onder bewind stond en dat zijn bewindvoerder niet correct was gedagvaard. Na een aanhouding werd de zaak opnieuw behandeld op 19 november 2020. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was van de agressieve en overlastgevende gedragingen van [gedaagde 1], wat de beëindiging van het zorgcontract rechtvaardigde.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het Leger des Heils voldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming ook zou toewijzen. De ontruiming werd toegewezen met een termijn tot uiterlijk 8 januari 2021, waarbij rekening werd gehouden met de belangen van beide partijen. De proceskosten werden verrekend, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/691276 / KG ZA 20-922 DvH/MAH
Vonnis in kort geding van 3 december 2020
in de zaak van
de stichting
STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG,
gevestigd te Almere,
eiseres bij dagvaarding van 20 oktober 2020,
advocaat mr. N. Türkkol te Amsterdam,
tegen
[bewindvoerder] ,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over [gedaagde 1] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.W. Tonen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna het Leger des Heils en de bewindvoerder worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het Leger des Heils had [gedaagde 1] gedagvaard tegen de zitting van 3 november 2020. Op die zitting waren aanwezig:
- aan de zijde van het Leger des Heils: [medewerker eiseres 1] ( [functie] ) en [medewerker gemeente amsterdam] ( [functie] van de Gemeente Amsterdam), met mr.Türkkol;
- [gedaagde 1] met mr. Tonen.
[gedaagde 1] werd bijgestaan door een tolk Engels.
1.2.
Ter zitting heeft mr. Tonen aangevoerd dat ten onrechte [gedaagde 1] is gedagvaard, omdat [gedaagde 1] onder bewind staat en in dat geval op grond van artikel 1:441 lid 1 Burgerlijk Wetboek zijn bewindvoerder had moeten worden gedagvaard. Vervolgens is met instemming van partijen de zaak aangehouden om een datum te bepalen voor een nieuwe zitting, waarvoor dan (ook) de bewindvoerder zou worden opgeroepen.
1.3.
De tweede zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2020. Daarbij waren dezelfde personen aanwezig als op de eerste zitting, met uitzondering van de tolk. Verder is de bewindvoerder vrijwillig verschenen.
1.4.
Ter zitting is namens het Leger des Heils de dagvaarding toegelicht. Mr. Tonen heeft namens [gedaagde 1] en de bewindvoerder verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Het Leger des Heils heeft de vordering tot proceskostenveroordeling ingetrokken en gemeld geen bezwaar te hebben tegen compensatie van de proceskosten als zij in het gelijk zou worden gesteld. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en mr. Tonen ook een pleitnota.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In 2014 heeft het meldpunt Zorg en Woonoverlast van de Gemeente Amsterdam een dossier geopend vanwege meldingen over overlast door [gedaagde 1] . Hij woonde toen op de [adres 1] in Amsterdam . In november 2015 is de zogenaamde ‘Treiteraanpak’ betrokken geraakt, met de opdracht dat de overlast stopt en dat [gedaagde 1] zijn gedrag aanpast. De Treiteraanpak is een samenwerkingsverband van de Gemeente Amsterdam, politie, woningbouwcorporaties, zorgpartners en het Openbaar Ministerie voor de aanpak van zeer ernstige (buren)overlast gericht tegen een of meerdere specifieke personen of huishoudens. Naast extreme overlast is er daarbij vaak sprake van bedreiging, vernieling van eigendommen en/of mishandeling.
2.2.
In het kader van de Treiteraanpak is [gedaagde 1] vanaf 9 juni 2016 begeleid door het Leger des Heils. Zij hebben op 14 juli 2016 een zogenaamd ‘Zorgcontract Restart’ ondertekend, waarbij het Leger des Heils, afdeling Restart, aan [gedaagde 1] hulp verleent en een woning ter beschikking stelt.
In het Zorgcontract staan, voor zover van belang, de volgende afspraken:
“1. De cliënt accepteert de begeleiding van Restart (…).
2. De cliënt houdt zich aan de onderling gemaakte afspraken.
(…)”.
2.3.
In het bij het Zorgcontract behorende en door [gedaagde 1] voor akkoord getekende ‘Huishoudelijk reglement voor cliënten die in een woning op naam van het Leger des Heils wonen’ (Huishoudelijk Reglement) staat, voor zover van belang:
“Ten behoeve van de uitvoering van de zorgleveringsovereenkomst is aan cliënt een woning ter beschikking gesteld door het Leger des Heils. Titel 4 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is op het gebruik van deze woning niet van toepassing.
(…)
1.Overlast:
De cliënt(en) zal (zullen) geen enkele overlast of geluidshinder veroorzaken.
(…)3.Agressieve handelingen:
Ernstige overtredingen – al dan niet gepleegd onder invloed van alcohol en/of drugs – zijn reden tot directe beëindiging van de hulpverlening, en hebben daarmee tot gevolg dat de cliënt de woning moet verlaten.
(…)”.
2.4.
Het Leger des Heils heeft met ingang van 6 oktober 2016 een driekamerwoning aan de [adres 2] gehuurd van Woningstichting Rochdale en deze aan [gedaagde 1] ter beschikking gesteld.
2.5.
Op 6 september 2017 heeft het Leger des Heils aan [gedaagde 1] geschreven:
“Hierbij krijgt u een officiële rode kaart. (…)
U heeft al eerder een gele kaart ontvangen voor het bedreigend opstellen naar een collega toe. U heeft uw gedrag niet aangepast en u blijft zich vijandig en bedreigend naar de medewerkers van het Leger des Heils opstellen.Daarnaast schreeuwt u de medewerkers de deur uit. Wij willen u er nogmaals op wijzen dat als u, uw gedrag niet aanpast, dit als gevolg heeft dat wij de begeleiding stop zetten en u de woning zal verliezen.
(…)”.
2.6.
Bij brief van 8 december 2017 heeft het Leger des Heils het Zorgcontract beëindigd, omdat “
u herhaaldelijk agressief gedrag heeft vertoont naar onze medewerkers. En dat u zich niet houdt aan de voorwaarden van uw traject in het kader van de Treiteraanpak. Ook na herhaalde waarschuwingen heeft u zich agressief gedragen.
Verder schrijft het Leger des Heils:
“U woont in een woning welke op naam staat van het Leger des Heils. Dit in het kader van de Treiteraanpak . Conform de voorwaarden van de Treiteraanpak mag deze woning alleen worden bewoond als hier begeleiding van het Leger des Heils aan is gekoppeld.
Wij zullen daarom onze huurovereenkomst met de woningbouwvereniging beëindigen per 31-01-2018. Dit betekent dat u op 31-01-2018 de woning moet hebben verlaten.”
2.7.
Daarna is de situatie geëscaleerd en heeft [gedaagde 1] gedreigd zich van het leven te beroven. Na overleg met een psychiater van de GGD, afdeling Vangnet en advies, heeft het Leger des Heils besloten om de huurovereenkomst voorlopig niet op te zeggen. De hulpverlening is toen voortgezet door Samen Doen van de gemeente. Na enkele maanden heeft Samen Doen de zorg beëindigd, omdat [gedaagde 1] niet meewerkte.
2.8.
De kantonrechter van deze rechtbank heeft [gedaagde 1] op 9 maart 2018 tot 1 januari 2019 onder bewind gesteld, met benoeming van [bewindvoerder] als bewindvoerder. Bij beschikking van 31 december 2018 is dit bewind voor onbepaalde tijd ingesteld. In die beschikking is verwezen naar een brief van de GGD Amsterdam, waarin onder meer staat:
“Wij zijn nog steeds van mening dat cliënt ten gevolge van psychiatrische problematiek vast loopt in (onder andere) het financiële levensdomein en dat hij bij onvoldoende steun (bewindvoering) in de toekomst weer een hoog risico loopt om met diverse instellingen problemen en conflicten te krijgen met als gevolg betalingsachterstanden en schulden.”
2.9.
Vervolgens is in het kader van de Treiteraanpak het plan opgevat om te streven naar het zogenaamd ‘omklappen’ van de woning, een traject waarin toegewerkt wordt naar het op naam van [gedaagde 1] stellen van de woning. Eind 2018/begin 2019 heeft de GGD een huisbezoek aan [gedaagde 1] gebracht. Er is een afspraak gemaakt bij de GGD voor het tekenen door [gedaagde 1] van de huurovereenkomst. [gedaagde 1] weigerde echter te tekenen, omdat “they set up that I am crazy” en hij er bezwaar tegen had dat de ondertekening bij de GGD (“a mental hospital”) zou plaatsvinden. Hij is van mening dat dit bij Rochdale zou moeten plaatsvinden.
2.10.
Vanaf januari 2019 zijn er weer meldingen van buurtbewoners en van de wijkbeheerder geweest van overlast door [gedaagde 1] , bestaande uit schelden, stampen en herrie, overdag en ‘s nachts. In april 2019 en april 2020 heeft Rochdale buurtonderzoek gedaan. Daaruit bleek dat buren alleen anoniem durfden te melden en dat zij, met name de onderbuurvrouw, regelmatig geluidsoverlast ondervonden van [gedaagde 1] . Op 2 april 2020 is er ruzie geweest tussen [gedaagde 1] en de onderbuurvrouw. Op 18 april 2020 heeft [gedaagde 1] een bekeuring gekregen wegens geluidshinder.
2.11.
Bij brief van 11 mei 2020 heeft het Leger des Heils het Treitertraject en de huurovereenkomst beëindigd per 31 juli 2020 en [gedaagde 1] aangezegd dat hij de woning op 1 augustus 2020 moest hebben verlaten. Dit vanwege het einde van de begeleiding, de langdurige stagnatie van het traject en het gebrek aan medewerking van [gedaagde 1] .
2.12.
Op 21 juli 2020 hebben medewerkers van de GGD, de reclassering en de gemeente (Amroud) met [gedaagde 1] gesproken naar aanleiding van de aangekondigde ontruiming, waarbij zij [gedaagde 1] advies en ondersteuning hebben aangeboden voor als hij de woning moet verlaten. Het besprokene en de voorgeschiedenis zijn schriftelijk bevestigd aan [gedaagde 1] in het Engels op 6 augustus 2020 en in het Nederlands op 10 augustus 2020.
2.13.
[gedaagde 1] wil de woning niet verlaten.

3.Het geschil

3.1.
Het Leger des Heils vordert, na eisvermindering ter zitting, kort gezegd: ontruiming van de woning aan de [adres 2] .
3.2.
Aan deze vordering legt zij, samengevat, het volgende ten grondslag. Het Zorgcontract is beëindigd. De Treiteraanpak is geëindigd. Het Leger des Heils heeft (dus) ook de huurovereenkomst met Rochdale beëindigd. [gedaagde 1] verblijft zonder recht of titel in de woning. Hij kan ook niet langer in de woning blijven omdat hij zorg weigert en overlast veroorzaakt. Het Leger des Heils kan hem – als hij zelf niet meewerkt – niet meer helpen, maar zal ervoor zorgen dat hij elders onderdak krijgt.
3.3.
Zijdens de bewindvoerder en [gedaagde 1] is verweer gevoerd, dat in de kern op het volgende neerkomt:
- het Leger des Heils heeft geen spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat de zorgverlening al geruime tijd is gestaakt en er geen recente overlastklachten zijn;
- het Zorgcontract dat [gedaagde 1] met het Leger des Heils heeft gesloten is een gemengde overeenkomst waarin de zorg geen overheersend karakter heeft. De beëindiging van de zorg kan daarom geen grond opleveren voor het beëindigen van de huur;
- [gedaagde 1] aanvaardt de zorg van het Leger des Heils niet meer, omdat hij ernstig is gefrustreerd doordat de woning niet, zoals in zijn visie wel was afgesproken, na twee jaar op zijn naam is gesteld en de zorg en het bewind niet na verloop van tijd zijn beëindigd. Onder die voorwaarden is hij in 2016 akkoord gegaan met het opgeven van zijn woning aan de [adres 1] en de verhuizing naar de [adres 2] . Ook is hij gefrustreerd omdat hij niet wordt geholpen met zijn werkelijke probleem, te weten dat hij nog geld van het UWV van jaren geleden tegoed heeft;
- de overlastklachten zijn niet recent, te vaag omschreven en niet terecht;
- hij heeft groot belang bij het behoud van zijn woning, ook vanwege corona, terwijl het Leger des Heils nauwelijks duidelijk maakt waaruit alternatieve huisvesting zal bestaan en of deze aansluitend beschikbaar is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De spoedeisendheid volgt uit de aard van de vordering. De hulpverlening is al in 2018 geëindigd. Er zijn herhaalde meldingen van overlast, de laatste op 25 juli 2020. Het Leger des Heils heeft haar huurcontract met Rochdale beëindigd per 31 juli 2020 en diende de woning dus zelf al maanden geleden leeg op te leveren. Dat er enige tijd is verstreken tussen de aanzegging tot ontruiming en de dagvaarding in dit kort geding doordat het Leger des Heils met diverse partijen in overleg is gegaan, ook (en vooral) om te zorgen dat [gedaagde 1] niet op straat komt te staan, doet niet af aan de spoedeisendheid van haar vordering.
4.3.
Uit de stukken en de verklaringen van partijen ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde 1] zich herhaaldelijk ongepast en (verbaal) agressief heeft gedragen richting diverse medewerkers van het Leger des Heils. Zijn begeleiders gingen om die reden altijd in tweetallen naar hem toe. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de ernst, de frequentie en de duur van de (verbale) agressie door [gedaagde 1] aan het adres van medewerkers van het Leger des Heils en het feit dat [gedaagde 1] in feite elke zorg weigerde, gelet op artikel 1 en 2 van het Zorgcontract en artikel 3 van het Huishoudelijk Reglement (zie 2.2 en 2.3), zonder meer de opzegging van het Zorgcontract rechtvaardigen.
4.4.
Daarmee is ook de ontruiming van de woning gerechtvaardigd. Uit de aanhef en artikel 3 van het Huishoudelijk Reglement blijkt immers dat de hulp- en zorgverlening door het Leger des Heils en het in gebruik geven van de woonruimte onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden, dat het zorg- en begeleidingselement overheersend is en dat beëindiging van de hulpverlening tot gevolg heeft dat de cliënt de woning moet verlaten. Het Zorgcontract kan dan ook, anders dan zijdens de bewindvoerder/ [gedaagde 1] is betoogd, niet worden aangemerkt als een (onder)huurovereenkomst die recht geeft op huurbescherming.
4.5.
Daarbij komt dat [gedaagde 1] , ondanks zijn gedrag naar medewerkers van het Leger des Heils, Rochdale en omwonenden, eind 2018 de mogelijkheid heeft gekregen de woning op zijn naam te krijgen, maar dat hij zelf ondertekening van het ‘omklapcontract’ heeft geweigerd.
4.6.
Verbetering is niet te verwachten. [gedaagde 1] weigert elke zorg. Hij wil ook geen contact met zijn bewindvoerder, die hem in zijn visie ten onrechte is opgedrongen. Overigens heeft de bewindvoerder ter zitting wel verklaard de schulden van [gedaagde 1] te hebben opgelost, zij het dat er telkens nieuwe schulden ontstaan door boetes. Intussen duren het agressieve en overlastgevend gedrag door [gedaagde 1] wel voort. Dat laatste is tegenover de uitvoerige verklaringen van de zijde van het Leger des Heils en de gemeente in de stukken en ter zitting, onvoldoende weersproken door [gedaagde 1] . Rochdale durft haar medewerkers er niet naar meer naar toe te sturen en wenst eveneens dat [gedaagde 1] vertrekt. De woning moet beschikbaar komen voor anderen en het Leger des Heils had de woning allang leeg moeten opleveren aan Rochdale.
4.7.
Het is mogelijk dat het grensoverschrijdende gedrag van [gedaagde 1] , zoals hij aanvoert, te wijten is aan zijn onder 3.3 bedoelde frustraties. Voor die frustraties lijkt echter geen objectieve grond aanwezig. Bovendien is er zelfs bij het Leger des Heils een grens aan de mogelijkheden en aan wat het nog kan en moet accepteren. Die grens is door [gedaagde 1] , ondanks herhaalde waarschuwingen en nieuw geboden kansen, ruim overschreden. Ter zitting heeft [gedaagde 1] geen inzicht getoond in de onaanvaardbaarheid van zijn gedrag en heeft hij herhaald dat hij geen zorg van het Leger des Heils wenst.
4.8.
Om al deze redenen kan van het Leger des Heils niet worden gevergd dat zij het gebruik van de woning door [gedaagde 1] nog langer tolereert. [gedaagde 1] zit dus zonder recht of titel in de woning.
4.9.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het Leger des Heils voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich zeer heeft ingespannen voor [gedaagde 1] . Zij heeft getracht de zorg over te dragen (hetgeen ook gedurende enkele maanden gelukt is). Ook heeft zij geprobeerd [gedaagde 1] bij een andere woningcorporatie onder te brengen, maar geen enkele woningcorporatie wilde hem aannemen. Tenslotte garandeert het Leger des Heils noodopvang voor [gedaagde 1] indien hij niet direct met zijn inschrijvingsduur van 16 jaar of op andere wijze, al dan niet met de door de Gemeente en GGD aangeboden hulp (zie 2.12), een nieuw onderkomen kan vinden.
4.10.
Bij deze stand van zaken is voldoende aannemelijk dat een eventuele bodemrechter een vordering tot ontruiming zal toewijzen. De gevraagde voorziening zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingsdatum op uiterlijk vrijdag 8 januari 2021 wordt bepaald. Gezien het tijdverloop sinds juli van dit jaar (opzegging huur) en de naderende feestdagen wordt een ontruimingstermijn van ruim een maand redelijk geacht. Daarbij is tevens aan de ene kant het belang van het Leger des Heils bij spoedige ontruiming na het al herhaald verleende uitstel in aanmerking genomen, en aan de andere kant het belang van [gedaagde 1] om alternatieve woonruimte of noodopvang te kunnen zoeken.
4.11.
De proceskosten zullen worden verrekend in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 1] om op uiterlijk vrijdag 8 januari 2021 de woning aan de [adres 2] met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels schoon ter vrije beschikking van Leger des Heils te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verrekent de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: MAH