ECLI:NL:RBAMS:2020:6006

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
8741002 / CV EXPL 20-15905
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incidenten betreffende voeging en voorlopige voorziening in civiele zaak tussen erfpachter en projectontwikkelaar

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 30 november 2020 een vonnis gewezen in de incidenten van de kantonrechter. De eisers, bestaande uit de commanditaire vennootschap Spijkerkade C.V. en de besloten vennootschap Rotorun B.V., hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder de aannemersmaatschappij [gedaagde] B.V. De procedure betreft een incident tot voeging en een incidentele vordering tot voorlopige voorziening. De eisers vorderen onder andere dat de kantonrechter de zaak voegt met een andere aanhangige zaak en dat er voorlopige voorzieningen worden getroffen om wateroverlast te voorkomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van verknochtheid tussen de twee zaken, waardoor de incidentele vordering tot voeging is toegewezen. Echter, de vordering tot voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de eisers niet hebben aangetoond dat er een spoedeisend belang is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers door het instellen van twee identieke zaken onnodige kosten voor de gedaagden hebben veroorzaakt, wat heeft geleid tot een kostenveroordeling in het incident. De hoofdzaak is door de kantonrechter onbevoegd verklaard, en de vorderingen zijn verwezen naar de kamer voor sector civiel van de rechtbank voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige processtrategie en de noodzaak om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen door voeging van zaken met identieke geschilpunten. De kostenveroordelingen zijn vastgesteld en de partijen zijn erop gewezen dat zij bij de vervolgprocedure door een advocaat moeten worden bijgestaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 8741002 / CV EXPL 20-15905
Uitspraak: 30 november 2020
Vonnis in de incidenten van de kantonrechter
in de zaak van:

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde mr. W.R. Jackman,
t e g e n
1. de commanditaire vennootschap
SPIJKERKADE C.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROTORUN B.V.,
beiden gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde voorheen mr. T.Q. de Booys, thans mr. J.A. Tuinman,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
I. [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde mr. M. Happé.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. (in enkelvoudige vorm) en Spijkerkade c.s., afzonderlijk Spijkerkade, Rotorun en [gedaagde] , worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 25 augustus 2020, tevens houdende incidentele vordering tot voeging met de zaak met zaak- en rolnummer 8656703 CV EXPL 20-13066 op grond van artikel 220 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), tevens houdende incidentele vordering tot voorlopige voorziening op grond van artikel 223 Rv, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord van Spijkerkade en Rotorun, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord van [gedaagde] , met een productie,
  • de e-mail van mr. Jackman van 16 september 2020, met daarin het verzoek om onderhavige zaak na eventuele voeging met de zaak met zaak- en rolnummer 8656703 CV EXPL 20-13066 te verwijzen naar de kamer voor sector civiel van deze rechtbank,
  • de akte uitbreiding van incidentele eis tot voorlopige voorziening,
  • de akte uitlating eiswijziging van de zijde van Spijkerkade en Rotorun,
  • het antwoord op de akte van eiswijziging van de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Daarna is vonnis in de incidenten bepaald.

2.De feiten, voor zover relevant in de incidenten

2.1.
[eisers] c.s. is sinds 2016 erfpachter en bewoner van het perceel met daarop een pand op het adres [adres 1] (hierna: het Pand [eisers] ).
2.2.
Spijkerkade is projectontwikkelaar en haar beherend vennoot is Rotorun. Spijkerkade heeft het recht van erfpacht van het perceel op het adres [adres 2] (hierna: het [naam perceel] ), met daarop meerdere panden (hierna: de [naam panden] ). [gedaagde] is een aannemersbedrijf.
2.3.
Het Pand [eisers] en de [naam panden] grenzen aan elkaar.
2.4.
Spijkerkade en Rotorun hebben [gedaagde] opgedragen tot het uitvoeren van (sloop)werkzaamheden op het [naam perceel] , waarbij de [naam panden] tussen december 2018 en januari 2019 zijn gesloopt.
2.5.
Door de sloop van de [naam panden] is de aanpalende muur van de panden aan de naastgelegen percelen, waaronder van het Pand [eisers] , komen bloot te liggen.
2.6.
Op 5 februari 2019 hebben [eisers] c.s. en de buurvrouw van [eisers] c.s. gezamenlijk Spijkerkade en Rotorun schriftelijk ervan op de hoogte gesteld dat zij sinds de sloopwerkzaamheden onder andere vochtproblemen ervaren in hun woning.
2.7.
Bij de rechtbank Amsterdam, kamer voor kantonzaken, is een zaak aanhangig gemaakt met zaak- en rolnummer 8656703 CV EXPL 20-13066 met de buurvrouw van [eisers] c.s. als eisende partij en Spijkerkade c.s. als gedaagden.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
[eisers] c.s. vordert in de hoofdzaak samengevat dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Spijkerkade en Rotorun veroordeelt tot het treffen van zodanige maatregelen dat geen water van de [naam panden] naar het Pand [eisers] vloeit, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ook vordert [eisers] c.s. een verklaring voor recht dat Spijkerkade c.s. hoofdelijk zijn verbonden om alle door [eisers] c.s. geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat, te vergoeden, alsook dat Spijkerkade c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot het betalen van die schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en de (proces)kosten.
3.2.
Aan de vorderingen legt [eisers] c.s. ten grondslag dat Spijkerkade c.s. door de uitgevoerde sloopwerkzaamheden onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld. Op grond van artikel 6:102 en artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn Spijkerkade c.s. aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte (gevolg)schade aan het Pand [eisers] . Spijkerkade en Rotorun dienen als opdrachtgever van [gedaagde] volgens [eisers] c.s. ook op de voet van artikel 6:171 BW de door [gedaagde] veroorzaakte schade te vergoeden.

4.De vordering en het verweer in de incidenten

4.1.
[eisers] c.s. vordert in het incident dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de onderhavige zaak voegt met de bij de kantonrechter aanhangige zaak met zaak- en rolnummer 8656703 CV EXPL 20-13066. Voorts vordert [eisers] c.s., kort samengevat en na wijziging van eis, dat Spijkerkade en Rotorun, op straffe van verbeurte van een dwangsom, bij voorlopige voorziening worden geboden om:
I. binnen vier weken het [naam perceel] zodanig te profileren en van drainage te voorzien, dat geen water van dat erf naar het erf van [eisers] c.s. vloeit,
II. voorafgaand aan de werkzaamheden een nulmeting aan de opstallen te laten uitvoeren door een onafhankelijke deskundige en deze resultaten aan [eisers] c.s. beschikbaar te stellen,
III. voorafgaand aan de werkzaamheden het advies van een onafhankelijke constructeur in te winnen over de te volgen werkwijze en te treffen maatregelen om schade aan de opstallen te voorkomen, alsook dit advies aan [eisers] c.s. beschikbaar te stellen,
IV. zorg te dragen dat de door de constructeur voorgeschreven maatregelen worden toegepast.
4.2.
[eisers] c.s. legt aan haar incidentele vordering tot voeging ten grondslag dat sprake is van verknochtheid tussen de onderhavige procedure en de onder 2.7 genoemde procedure. Zij voert daartoe aan dat de feitelijke en juridische geschilpunten in de beide procedures identiek zijn en zodanige samenhang vertonen dat, ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken, een gecoördineerde behandeling door een rechter is aangewezen. Na voeging verzoekt [eisers] c.s. dat de zaak wordt verwezen naar de rechtbank Amsterdam, kamer voor sector civiel. Aan het incident tot voorlopige voorziening legt [eisers] c.s. ten grondslag dat, vanwege verwachte wateroverlast in het najaar, zij een spoedeisend belang heeft dat het [naam perceel] wordt voorzien van afdoende drainage, waardoor van haar niet kan worden gevergd dat zij het verdere verloop van de procedure afwacht. Omdat bij het aanleggen van drainage graafwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd en het pand niet beschikt over een conventionele palenfundering, dienen volgens [eisers] c.s. extra constructieve- en veiligheidsvoorschriften te worden gevolgd.
4.3.
Spijkerkade c.s. maken geen bezwaar tegen voeging van onderhavige zaak met de onder 2.7 genoemde zaak. [gedaagde] voert in dat kader nog aan dat [eisers] c.s. door het aanhangig maken van twee zaken met identieke feiten en daarin vrijwel dezelfde proceshandelingen te verrichten een processtrategie heeft gevolgd die onnodig veel tijd en geld heeft gekost, waardoor zij moet worden veroordeeld in de kosten van het incident. Tegen de incidentele vorderingen tot voorlopige voorzieningen voeren Spijkerkade en Rotorun verweer en concluderen tot afwijzing van de door Spijkerkade c.s. ingestelde incidentele vordering, met veroordeling van [eisers] c.s. in de kosten van de door haar opgeworpen incidenten. In het geval de kantonrechter van oordeel is dat de incidentele vorderingen tot voorlopige voorzieningen zich ook richten tegen [gedaagde] , verzoekt [gedaagde] om een nadere termijn voor het nemen van antwoord hierop.

5.De beoordeling in de incidenten

in het incident tot voeging

5.1.
In geval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, kan op grond van artikel 220 Rv daarvan voeging worden gevorderd. Van verknochtheid is sprake wanneer feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere, dan wel daarmee zodanige samenhang vertonen, dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Voor verknochtheid wordt niet de eis gesteld dat de gedingen tussen dezelfde partijen aanhangig zijn. Het doel van voeging is tegenstrijdige beslissingen voorkomen.
5.2.
Nu Spijkerkade c.s. ermee hebben ingestemd dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de zaak met zaak- en rolnummer 8656703 CV EXPL 20-13066, en van verknochtheid sprake is, is voldaan aan de vereisten van voornoemd wetsartikel, zodat de incidentele vordering tot voeging zal worden toegewezen.
5.3.
[eisers] c.s. is in dit incident weliswaar in het gelijk gesteld, toch zal zij jegens [gedaagde] in de proceskosten worden veroordeeld. [eisers] c.s. heeft ervoor gekozen om een tweede zaak te beginnen, terwijl de reeds bij deze rechtbank aanhangige zaak van haar buurvrouw – zoals zij ook zelf stelt – dezelfde feitelijke en juridische geschilpunten kent en is gericht tegen dezelfde gedaagden. [eisers] c.s. heeft zich daarnaast door dezelfde advocaat laten bijstaan als haar buurvrouw en (vrijwel) dezelfde (proces)handelingen uitgevoerd als in de andere zaak, en vervolgens een vordering in het incident tot voeging van die zaken ingesteld. Ondanks dat [gedaagde] geen bezwaar heeft (gehad) tegen voeging van de zaken, heeft [eisers] c.s. door het instellen van onderhavig incident [gedaagde] alsnog uitgelokt tot het nemen van een incidentele conclusie van antwoord. Door voornoemde omstandigheden heeft [eisers] c.s. [gedaagde] op nodeloze kosten gejaagd, waardoor deze voor rekening van [eisers] c.s. dienen te komen. De proceskosten van [gedaagde] in incident worden begroot op € 300,00. De nakosten en wettelijke rente worden toegewezen op de wijze als vermeld in de beslissing.
in het incident tot voorlopige voorziening
5.4.
Op grond van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits deze samenhangt met de hoofdvordering en zich leent om als voorlopige voorziening te worden gegeven. Het algemene vereiste voor toewijsbaarheid van een dergelijke vordering is dat, gelet op de beperkte werkingsduur ervan, de eisende partij een spoedeisend belang heeft en van hem daarom niet kan worden gevergd de afloop van de procedure af te wachten.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken van een spoedeisend belang van de zijde van [eisers] c.s. Zo volgt uit productie 3 van haar inleidende dagvaarding dat [eisers] c.s. zich al op 5 februari 2019 op het standpunt heeft gesteld dat zij vochtproblemen ervaart als gevolg van de door [gedaagde] uitgevoerde sloopwerkzaamheden, waarna zij – terwijl Spijkerkade en Rotorun al sinds 11 februari 2019 alle aansprakelijkheid van de hand hebben gewezen – pas per dagvaarding van 25 augustus 2020 een procedure aanhangig heeft gemaakt. Gesteld noch gebleken is waarom de weersverwachting van het aankomende najaar voor meer waterlast zou moeten zorgen dan in de periode van februari 2019 tot en met augustus 2020. Daarnaast heeft [eisers] c.s. bij wege van incident een provisionele vordering ingesteld die (grotendeels) gelijkluidend is aan haar vordering in de hoofdzaak. Nu haar incidentele vordering tot het laten aanleggen van (onder meer) een drainage door Spijkerkade en Rotorun niet kan slagen, en de overige provisionele voorzieningen onder die voorwaarde zijn ingesteld, behoeven deze geen verdere behandeling.
5.6.
Dit leidt ertoe dat de incidentele vordering tot voorlopige voorziening van [eisers] c.s. zal worden afgewezen, met veroordeling van [eisers] c.s. in de proceskosten van Spijkerkade en Rotorun in het incident. Deze proceskosten worden begroot op € 450,00 aan salaris advocaat (1,5 punt × tarief € 300,00). De nakosten worden begroot en zijn toewijsbaar op de wijze zoals bij de beslissing vermeld.
in de hoofdzaak
5.7.
De kantonrechter zal voorts conform het verzoek aan de zijde van [eisers] c.s. de gevoegde zaken verwijzen naar de kamer voor sector civiel van deze rechtbank. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat de ingestelde vorderingen in de gevoegde hoofdzaken een hogere waarde dan € 25.000,00 vertegenwoordigen, zodat de kantonrechter op grond van artikel 93 sub a Rv onbevoegd is kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak.

6.De beslissing

De kantonrechter
in het incident tot voeging
gelast de voeging van de onderhavige zaak met de zaak met zaak- en rolnummer 8656703 CV EXPL 20-13066,
veroordeelt [eisers] c.s. jegens [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
veroordeelt [eisers] c.s. jegens [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident tot voorlopige voorziening
wijst de incidentele vordering af,
veroordeelt [eisers] c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van Spijkerkade en Rotorun tot op heden begroot op € 450,00,
veroordeelt [eisers] c.s. jegens Spijkerkade en Rotorun in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 120,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen jegens Spijkerkade c.s. kennis te nemen en verwijst deze vorderingen ter verdere behandeling en beoordeling naar de kamer voor sector civiel van deze rechtbank,
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor sector civiel van deze rechtbank, op woensdag 16 december 2020 om 10.00 uur,
bepaalt dat partijen alsdan bij advocaat in de procedure dienen (blijven) te verschijnen en dat zij voor wat betreft het vervolg van deze procedure slechts door tussenkomst van een advocaat proceshandelingen kunnen verrichten,
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge artikel 8 lid 1 WGBZ zal worden verhoogd en dat de te betalen verhoging van de griffierechten alsnog van partijen zal worden geheven,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, kantonrechter, bijgestaan door
mr. R. Hafith, griffier, en uitgesproken door M. Singeling ter openbare terechtzitting van 30 november 2020.
De griffier De kantonrechter