ECLI:NL:RBAMS:2020:5987

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
13/684643-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verkoop van geheelde computers

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/684643-16, waarin de officier van justitie een vordering heeft ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij de verkoop van geheelde computers en werd eerder veroordeeld voor opzetheling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 338.745,87. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 december 2016 aanzienlijke bedragen heeft ontvangen voor de verkoop van Apple-producten, waarvan een deel als wederrechtelijk verkregen voordeel wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de berekeningen van zowel de verdediging als de officier van justitie in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk de berekening van de officier van justitie als meest betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft ook de kosten die de verdachte heeft gemaakt in verband met de verkoop in mindering gebracht op de brutowinst. De totale kosten werden vastgesteld op € 81.508,47, wat leidde tot de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de verdachte verplicht tot betaling van dit bedrag aan de Staat en de maximale duur van de gijzeling vastgesteld op 540 dagen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684643-16 (ontneming)
Datum uitspraak: 2 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/684643-16, tegen:
[verdachte], hierna te noemen [verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2020.
Op de terechtzitting waren aanwezig de officier van justitie, mr. R. Leuven,
[verdachte] en zijn raadsman, mr. E.M. Steller.

2.Vordering

Onderzoek van de zaak
De vordering van de officier van justitie van 9 november 2017 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en het aan [verdachte] opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 409.441,60.
Voorafgaande aan de behandeling hebben de verdediging en het Openbaar Ministerie schriftelijk hun standpunten kenbaar gemaakt. De conclusie van antwoord dateert van 28 februari 2018, de conclusie van repliek van 17 april 2018 en de conclusie van dupliek van 17 mei 2018.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering aangepast, in die zin dat het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op een bedrag van
€ 383.981,26.
Gezien de stukken waarop de vordering berust en waarnaar deze vordering verwijst, verstaat de rechtbank de vordering aldus dat deze betreft het feit waarvoor [verdachte] in onderliggende strafzaak is veroordeeld als ook een feit soortgelijk aan het feit waarvoor [verdachte] in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.

3.Grondslag van de vordering

[verdachte] is bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 3 februari 2020 ter zake van het volgende strafbare feit veroordeeld:
van het plegen van opzetheling een gewoonte maken, gepleegd in de periode van 8 april 2013 tot en met 29 december 2016.
Uit de stukken van de strafzaak is de rechtbank gebleken van het volgende strafbare feit, soortgelijk aan het feit waarvoor [verdachte] bij voornoemd arrest is veroordeeld te weten:
van het plegen van opzetheling een gewoonte maken, gepleegd in de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 april 2013. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er voldoende aanwijzingen dat dit feit door [verdachte] is begaan.

4.Wederrechtelijk verkregen voordeel

Inleiding
Het ‘
proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict’, van
2 november 2017 (hierna: het proces-verbaal), wordt door de rechtbank als uitgangspunt genomen voor de berekening van het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging en het Openbaar Ministerie hebben in de hiervoor genoemde conclusies en ter terechtzitting hun standpunten gegeven op de in het proces-verbaal gegeven berekening.
De verdediging heeft – kort samengevat – betoogd dat sprake is geweest van een lager winstpercentage dan waarvan in het proces-verbaal wordt uitgegaan. Ook zou [verdachte] reparatiekosten, portokosten, verpakkingskosten, kosten voor eBay, opslagkosten en kosten voor PayPal hebben gemaakt die niet, dan wel te laag, in de berekeningen zijn meegenomen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de in het rapport opgenomen berekening van de totale opbrengst.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn opgenomen in de (in de voetnoten vermelde) wettige bewijsmiddelen.
Opbrengst
[verdachte] maakte gebruik van bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Uit de opgevraagde bankafschriften van dit bankrekeningnummer over een periode van
1 januari 2010 tot en met 1 december 2016 blijkt dat er veelvuldig geldbedragen naar [verdachte] werden overgemaakt, waarvan uit de omschrijving is af te leiden dat dit betalingen waren voor de aanschaf van Apple-goederen. In totaal gaat het om een bedrag van € 276.421,82.
Uit de gegevens van PayPal is naar voren gekomen dat geldbedragen zijn bijgeschreven op de PayPal-rekening van [verdachte] , na verkoop via eBay of directe verkoop van Apple-producten. In totaal gaat het om € 502.525,92 en £ 42.505,95 (= ± € 46.331,49). Het totaalbedrag dat bijgeschreven is op de PayPal-rekening komt daarbij op € 548.857,41. [1]
Deze beide bedragen bij elkaar opgeteld kunnen als de bruto-opbrengst van de geheelde goederen worden aangemerkt, te weten een bedrag
€ 825.279,23.
Uit mutaties van Paypal blijkt dat er geld is teruggeboekt naar de kopende partijen. Dit betreft in totaal een bedrag van
€ 101.175,31. [2]
De
totale opbrengstvan de verkochte goederen over de periode 1 januari 2010 tot en met 1 december 2016 kan daarom worden vastgesteld op
€ 825.279,23
€ 101.175,31 –
€ 724.103,92.
Winstpercentage en brutowinst
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat bij het vaststellen van het winstpercentage niet moet worden gekeken naar de ‘lijst inkoop’, maar naar de administratie van [verdachte] . Op basis van deze administratie kan worden vastgesteld dat de feitelijke inkoopprijs voor een aantal goederen hoger lag dan [verdachte] op de ‘lijst inkoop’ heeft geraamd. Wanneer de in het proces-verbaal opgenomen selectie uit 2016 wordt gecorrigeerd met de werkelijk betaalde inkoopprijs is sprake van een winstmarge van 125,04%, in plaats van 141,87% waarvan het proces-verbaal uitgaat.
Standpunt officier van justitie
In het proces-verbaal is het winstpercentage berekend op basis van 31 in 2016 door [verdachte] aangeboden computers, waarbij gebruik is gemaakt van een in de administratie van [verdachte] aangetroffen ‘lijst inkoop’. Op basis daarvan is een winstpercentage berekend van 141,87%.
Bij conclusie van repliek heeft de officier van justitie een nieuwe berekening gepresenteerd waarbij een groter aantal goederen wordt betrokken die in 2016 door [verdachte] zijn geleverd. Op de terechtzitting is een aangepaste versie van deze berekening overgelegd, waarbij wordt uitgekomen op een winstpercentage van 138,31%. De officier van justitie is echter van mening dat van de berekening in het proces-verbaal moet worden uitgegaan.
Oordeel rechtbank
De rechtbank constateert dat in de berekening van de verdediging, de berekening in het proces-verbaal en de berekening van de officier van justitie wordt uitgegaan van informatie die afkomstig is uit de bij [verdachte] aangetroffen financiële administratie. Deze administratie is echter niet volledig, zodat slechts van een deel van de goederen de verwachte dan wel daadwerkelijke inkoopprijs kan worden vastgesteld. Mogelijk heeft [verdachte] – zoals hij stelt – incidenteel meer betaald voor de inkoop van de geheelde goederen dan hij aanvankelijk had ingeschat maar dit zal ongetwijfeld ook wel eens andersom zijn geweest, waardoor hij een ‘meevaller’ had. Dit kan achteraf niet meer worden vastgesteld. Een exacte berekening van het winstpercentage is op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk.
De berekening van de winstmarge in het proces-verbaal en de door de verdediging overgelegde berekening zijn beiden gebaseerd op een betrekkelijk klein aantal in- en verkooptransacties, waarvan het om die reden de vraag is of deze representatief zijn voor de overige transacties. De ter terechtzitting door de officier van justitie overlegde berekening gaat uit van een aanzienlijk groter aantal goederen en geeft daardoor een betrouwbaarder beeld. Ondanks de door de verdediging geconstateerde gebreken in de weging van de diverse subonderdelen is de rechtbank van oordeel dat het berekende
winstpercentage van 138,31% [3] het meest recht doet aan de situatie en derhalve redelijk is. Deze berekening is gebaseerd op de in de computer van [verdachte] aangetroffen lijst ‘Voorraad nieuwe lijst 2016’. [4] De rechtbank gaat bij de berekening van de brutowinst dan ook van dit percentage uit.
Opbrengst verkochte goederen 238,31%€ 724.103,92
Inkoopwaarde verkochte goederen 100%€ 303.849,58 -
Brutowinst verkochte goederen 138,31% € 420.254,34
De rechtbank stelt de
brutowinstvast op
€ 420.254,34.
Kosten
Als door [verdachte] voor zijn handel in geheelde goederen kosten zijn gemaakt, dienen die in mindering te worden gebracht op de brutowinst. Door de verdediging zijn de volgende kostenposten opgevoerd:
1. Kosten voor onderdelen voor reparatie
2. Portokosten
3. Kosten verpakkingsmateriaal
4. Vergoedingen aan eBay
5. Opslagkosten, huur box
6. Kosten voor PayPal
Ad 1.Kosten reparaties
Standpunt verdediging
De verdediging heeft facturen overgelegd van het bedrijf [naam bedrijf] , gericht aan [bedrijf 1] , over de jaren 2010, 2011 en 2012. Deze facturen hebben betrekking op door [naam bedrijf] geleverde computeronderdelen. [verdachte] zou deze computeronderdelen hebben gebruikt om de geheelde computers te repareren. Deze facturen werden voor het grootste deel cash door [verdachte] voldaan. In totaal zien de facturen op een bedrag van € 85.537,93. Dit bedrag moet in mindering worden gebracht op de winst.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de door de verdediging gestelde kosten niet in mindering kunnen worden gebracht. Uit de facturen blijkt niet dat de computeronderdelen daadwerkelijk zijn aangeschaft. [verdachte] heeft voorts niet inzichtelijk gemaakt waarom en op welke wijze deze aanzienlijke betalingen cash aan [naam bedrijf] werden voldaan. Alle overige kosten werden immers steeds via de bank betaald. Alleen de betalingen voor reparatiekosten die daadwerkelijk zijn vastgesteld, te weten € 3.591,49 (vanaf PayPal-rekening) en € 976,91 (vanaf privérekening) komen voor aftrek in aanmerking.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verdachte] de op de overgelegde facturen van [naam bedrijf] vermelde geldbedragen daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank beschikt niet over informatie van de firma [naam bedrijf] . Enkel op basis van de overgelegde facturen kan zij niet beoordelen of daadwerkelijk leveringen door [naam bedrijf] en (contante) betalingen door [verdachte] hebben plaatsgevonden. Zeker in het licht van de omvang van het opgevoerde bedrag, had het op de weg van de verdediging gelegen om een en nader te onderbouwen.
Bij het vaststellen van de door [verdachte] gemaakte kosten voor reparaties volgt de rechtbank de berekening zoals opgenomen in het proces-verbaal.
Uit de PayPal-rekening is naar voren gekomen dat er diverse betalingen zijn gedaan voor Apple-producten en elektronicaproducten voor reparaties, in totaal € 3.591,49.
Uit de privérekening van [verdachte] is gebleken dat er diverse betalingen zijn gedaan voor Apple-producten/onderdelen en elektronicaproducten voor reparaties, in totaal € 976,91. [5]
De totale
kosten voor reparatie/onderdelenbedragen aldus € 3.591,49 + € 976,91 =
4.568,40.
Ad 2.Portokosten
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat in het proces-verbaal ten onrechte alleen van de portokosten wordt uitgegaan die vanaf de privérekening en de PayPal-rekening door [verdachte] zijn betaald. De meeste portokosten heeft [verdachte] namelijk met zijn creditcard of cash betaald. De verdediging heeft 285 betalingen aan UPS achterhaald en de daarop betrekking hebbende nota’s overgelegd. De portokosten voor deze 285 zendingen bedroegen in totaal € 11.662,63. Gemiddeld is aldus per zending € 40,92 aan portokosten in rekening gebracht. Omdat sprake is geweest van in totaal 1143 zendingen kunnen de totale portokosten worden vastgesteld op € 46.773,28.
Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij ook gebruik maakte van PostNL. PostNL is volgens hem ongeveer 10% goedkoper dan UPS.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gestelde portokosten niet in mindering kunnen worden gebracht. Het is onduidelijk of de kosten betrekking hebben op de geheelde goederen. Mogelijk staan ze in relatie tot de kledingzaak van [verdachte] . Bovendien heeft [verdachte] niet alleen gebruik gemaakt van UPS maar ook van Cheap Cargo en PostNL. De verdediging heeft niet inzichtelijk gemaakt welke bedragen aan deze bedrijven zijn betaald.
Oordeel rechtbank
In totaal zijn 1143 goederen door [verdachte] aangeboden op eBay. [6] De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] voor de door hem verzonden computersystemen portokosten heeft betaald.
Het kan worden vastgesteld dat in ieder geval 285 verzendingen via UPS hebben plaatsgevonden. De totale portokosten van deze 285 zendingen bedragen € 11.662,63. [7]
De gemiddelde portokosten bedragen aldus € 40,92.
De rechtbank gaat er bij de berekening vanuit dat de overige 858 zendingen via PostNL of andere maatschappijen hebben plaatsgevonden. De rechtbank gaat daarbij, conform de verklaring van [verdachte] , uit van portokosten die 10% lager liggen dan de door UPS in rekening gebrachte portokosten, aldus gemiddeld € 36,83. De portokosten voor de overige zendingen bedragen aldus 858 x € 36,83 = € 31.598,42.
De totale
portokostenvoor 1143 verzendingen bedragen aldus:
€ 11.662,63 + € 31.598,42 =
43.261,05.
Ad 3.Kosten verpakkingsmateriaal
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat [verdachte] in verband met de verkoop en verzending van de geheelde goederen verpakkingskosten ter hoogte van € 10.138,84 heeft gemaakt. Bij conclusie van dupliek zijn 36 facturen van het bedrijf [bedrijf 2] overgelegd over de periode van 18 mei 2010 tot en met 19 oktober 2016. Deze facturen zijn tot en met 2013 gericht aan [bedrijf 3] en daarna aan [bedrijf 4] .
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat niet is uit te sluiten dat de door de verdediging gestelde verpakkingskosten betrekking hadden op de kledingzaak van [verdachte] . Mocht de rechtbank daar anders over denken, dan moet niet van de bedragen op de facturen van [bedrijf 2] worden uitgegaan maar van de betalingen aan [bedrijf 2] waarvan kan worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk zijn verricht. In dat geval resteert een bedrag van € 4.972,35.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht, vanwege de aard en vorm van het verpakkingsmateriaal, aannemelijk dat de overgelegde nota’s van [bedrijf 2] betrekking hebben op verpakkingsmateriaal ten behoeve van de verzending van de geheelde computerapparatuur via eBay en niet op het verzenden van kleding via [bedrijf 3] of [bedrijf 4] . De betreffende facturen zijn echter wel op naam gesteld van deze bedrijven. [verdachte] heeft desgevraagd verklaard niet te weten of hij de btw heeft teruggevraagd. Vast staat dat hij de in rekening gebrachte btw bij de belastingdienst heeft kunnen terugvragen zodat de rechtbank ervan uitgaat dat hij dit ook daadwerkelijk heeft gedaan of nog zal doen. De rechtbank zal de op de 36 nota’s van [bedrijf 2] vermelde bedragen als kosten in mindering brengen op de bruto winst, echter exclusief de door [bedrijf 2] in rekening gebrachte btw. [8] Het betreft de volgende bedragen:
factuurdatum bedrag excl. Btw.
18-5-2010
€ 334,25
14-7-2010
€ 171,00
6-8-2010
€ 253,65
14-9-2010
€ 95,15
8-10-2010
€ 268,80
27-10-2010
€ 119,90
6-12-2010
€ 301,35
15-12-2010
€ 66,60
12-1-2011
€ 201,15
20-1-2011
€ 95,15
18-2-2011
€ 267,15
15-6-2011
€ 307,60
25-7-2011
€ 202,62
5-9-2011
€ 300,15
18-10-2011
€ 139,50
16-11-2011
€ 250,78
29-12-2011
€ 113,00
6-3-2012
€ 308,35
22-5-2012
€ 259,30
21-6-2013
€ 250,00
16-9-2013
€ 147,65
17-12-2013
€ 262,30
15-1-2014
€ 419,48
6-2-2014
€ 340,70
14-4-2014
€ 195,10
6-11-2014
€ 192,00
20-1-2015
€ 250,65
20-5-2015
€ 300,01
31-8-2015
€ 250,00
9-11-2015
€ 210,75
11-1-2016
€ 271,79
4-2-2016
€ 38,15
31-3-2016
€ 464,14
25-5-2016
€ 126,90
19-8-2016
€ 193,25
19-10-2016
€ 250,00
totaal
€ 8.218,32
De totale
verpakkingskostenbedragen aldus €
8.218,32.
Ad 4.Vergoedingen eBay
Standpunt verdediging
De verdediging heeft in de conclusie van antwoord gesteld dat eBay een vergoeding heeft gerekend over de verkochte goederen. Van 18 verkopen uit 2016 is deze vergoeding door de verdediging achterhaald. Gemiddeld betrof de vergoeding 10.07% van de verkoopprijs. Uitgaande van een vergoeding van 10% zal een bedrag van
€ 72.433,90 in mindering moeten worden gebracht.
Standpunt officier van justitie
In reactie op hetgeen door de verdediging is gesteld heeft de officier van justitie bij eBay over de periode 2010 tot en met 2016 de werkelijk betaalde vergoedingen opgevraagd. Het betreft een bedrag € 25.460,70.
Oordeel rechtbank
Het Openbaar Ministerie heeft bij eBay het exacte bedrag achterhaald dat door [verdachte] als vergoeding is betaald voor alle door hem via eBay verkochte goederen. [9] Nadien heeft de verdediging deze door eBay verstrekte informatie niet weersproken.
De rechtbank stelt daarom het totaalbedrag dat [verdachte] als vergoeding aan eBay heeft betaald vast op
€ 25.460,70.
Ad 5.Opslagkosten / huur box
Standpunt verdediging
De verdediging heeft gesteld dat [verdachte] kosten heeft gemaakt voor opslag van de geheelde goederen. Hij zou deze goederen hebben opgeslagen in een box in ’s-Graveland, waarvoor hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 29 november 2016 in totaal € 4.093,44 heeft betaald. Deze kosten moeten in mindering worden gebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat niet is gebleken dat de kosten voor de gehuurde loods in directe relatie staan tot de voltooiing van het delict. Het is niet gebleken dat de box is gehuurd ten behoeve van de geheelde goederen. Bij de doorzoeking van de box zijn geen geheelde goederen aangetroffen. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken niet dat de box voor de gehele periode is gehuurd, zoals door de verdediging is gesteld.
Oordeel rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de door [verdachte] gehuurde box is gebruikt om de geheelde goederen op te slaan. De door de verdediging opgevoerde kosten kunnen daarom niet in mindering worden gebracht.
Ad 6.Kosten PayPal
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, onder verwijzing naar de algemene voorwaarden van PayPal, gesteld dat PayPal over de verrichte transacties 3,4% kosten in rekening heeft gebracht. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat [verdachte] € 548.857,14 van PayPal heeft ontvangen, zal een bedrag van € 18.661,14 aan kosten in mindering moeten worden gebracht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 oktober 2020 opgemerkt dat de door PayPal berekende kosten reeds zijn verdisconteerd in de berekeningen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat met de nettobedragen van deze rekening is gerekend.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat [verdachte] kosten van PayPal heeft betaald die niet al in de berekeningen zijn meegenomen. De enkele verwijzing naar algemene voorwaarden van PayPal is onvoldoende om aan te nemen dat [verdachte] deze kosten heeft gemaakt.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De
totale kostendie in mindering dienen te worden gebracht op de brutowinst-bedragen:
- € 4.568,40 (onderdelen reparaties),
- € 43.261,05 (portokosten),
- € 8.218,32 (verpakkingsmateriaal) en
- € 25.460,70 (kosten eBay)
=
€ 81.508,47
Het
wederrechtelijk verkregen voordeelbedraagt de vastgestelde brutowinst ad
€ 420.254,34 – de gemaakte kosten van in totaal € 81.508,47
= € 338.745,87
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte] door middel van voornoemde strafbare feiten voordeel verkregen dat de rechtbank schat op
€ 338.745,87.
De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Verplichting tot betaling

De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op
€ 338.745,87.
Gijzeling
Op grond van artikel 36e, elfde lid, van het Wetboek van Strafrecht moet de rechtbank de duur van de gijzeling bepalen die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste gevorderd mag worden. De rechtbank bepaalt die maximale duur op 540 dagen.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 338.745,87.
Legt op aan
[verdachte]de verplichting tot betaling van
€ 338.745,87(driehonderdachtendertig duizend zevenhonderd en vijfenveertig euro en zevenentachtig cent) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
540(vijfhonderdveertig)
dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en R.P.F. de Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2020.

Voetnoten

1.Pagina 12, proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict d.d. 2 november 2017.
2.Pagina 12, proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict d.d. 2 november 2017.
3.Berekening winstmarge overgelegd bij requisitoir op 21 oktober 2020.
4.Conclusie van repliek, d.d. 17 april 2018, bijlage 1.
5.Pagina 14, proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict d.d. 2 november 2017.
6.Pagina 10, proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict d.d. 2 november 2017.
7.Conclusie van dupliek d.d. 17 mei 2018, bijlage 4.
8.Conclusie van dupliek d.d. 17 mei 2018, bijlage 5.
9.Conclusie van repliek d.d. 17 april 2018, bijlage 3.