ECLI:NL:RBAMS:2020:5983

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
13-159814-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak van mensenhandel, ontucht met minderjarige en witwassen

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel, ontucht met een minderjarige en witwassen. De zaak kwam voort uit een aangifte van een vijftienjarige minderjarige, die verklaarde dat zij door de verdachte en medeverdachten was geworven voor seksuele handelingen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 18 november 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer inconsistent was en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte voordeel had getrokken uit de seksuele handelingen van het slachtoffer, en dat de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, waaronder mensenhandel, ontucht en witwassen. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter mr. B.M. Visser, met mrs. A. Eichperger en M. Smit als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-159814-20
Datum uitspraak: 2 december 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 15 november 2019 te Uithoorn, al dan niet tezamen met een ander of anderen, zich heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de minderjarige [slachtoffer] ;
feit 2:
in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 15 november 2019 te Uithoorn, al dan niet tezamen met een ander of anderen, met de op dat moment vijftienjarige
[slachtoffer] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waarbij sprake is geweest van seksueel binnendringen, te weten het zich door [slachtoffer] laten pijpen;
feit 3:
op 13 april 2020 te Alphen aan den Rijn, Aalsmeer en/of Uithoorn, al dan niet tezamen met een ander of anderen, een geldbedrag van € 10.159,25 heeft witgewassen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) consistent en betrouwbaar is. Veel elementen uit haar aangifte vinden steun in andere bewijsmiddelen, waaronder chatgesprekken tussen verdachte en
en tussen de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en [slachtoffer] , en de filmpjes welke zijn aangetroffen op de telefoons van verdachte en [naam medeverdachte 1] waarop te zien is dat [slachtoffer] seksuele handelingen verricht met – naar haar zeggen – [naam medeverdachte 1] . Op één van de filmpjes is uit het geluid op te maken dat ook verdachte daarbij aanwezig was. Het onder 1 tenlastegelegde kan deels worden bewezen verklaard, namelijk dat [slachtoffer] is geworven, vervoerd en overgebracht met het oogmerk van uitbuiting (artikel 273f eerste lid sub 2 Wetboek van strafrecht (Sr)) en dat [slachtoffer] ertoe is gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling (artikel 273f eerste lid sub 5 Sr).
Verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hebben daarbij alle drie een wezenlijke rol gespeeld. Verdachte en [naam medeverdachte 2] hebben onder meer [slachtoffer] naar de woning in de [adres] gebracht waar zij seks moest hebben met mannen. Aldus is sprake van medeplegen.
Het is niet vast te stellen dat verdachte en/of de medeverdachten voordeel hebben getrokken uit deze seksuele handelingen van [slachtoffer] , zodat verdachte van dat onderdeel (artikel 273f eerste lid sub 8 Sr) moet worden vrijgesproken.
Ook feit 2 kan worden bewezen verklaard. De verklaring van [slachtoffer] , dat zij verdachte in aanwezigheid van [naam medeverdachte 1] heeft gepijpt, wordt bevestigd door filmpjes in de telefoons van verdachte en [naam medeverdachte 1] .
Daarnaast heeft verdachte een groot geldbedrag dat van oplichting afkomstig was bij een geldautomaat gepind. Aldus heeft hij zich tevens schuldig gemaakt aan witwassen, zoals ten laste gelegd onder feit 3.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 26 augustus 2020. Daarnaast zal verdachte een werkstraf moeten verrichten van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. De vordering van de benadeelde partij dient gedeeltelijk te worden toegewezen, tot een bedrag van € 5.000,-, met wettelijke rente, hoofdelijk en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft het volgende aangevoerd. [slachtoffer] heeft aangifte gedaan tegen [naam medeverdachte 1] . Hun verklaringen staan lijnrecht tegenover elkaar. Verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] zijn min of meer meegezogen in het verhaal maar staan aan de zijlijn. Ook zij voelen zich slachtoffer.
Er is geen bewijs dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] . Het blijft onduidelijk welke rol zij zouden hebben gespeeld bij de ten laste gelegde uitbuiting.
Uit de veiliggestelde chatberichten tussen verdachte en [slachtoffer] kan hooguit wetenschap achteraf worden afgeleid maar geen strafbare betrokkenheid.
Het is merkwaardig dat er geen nader onderzoek in de woning aan de [adres] te Uithoorn heeft plaatsgevonden en dat de bewoner niet is gehoord.
Het blijft daarom onduidelijk wat er precies in deze woning is gebeurd.
Verdachte moet daarom van het onder 1 en 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ook van feit 3 moet verdachte worden vrijgesproken. In het dossier wordt gesteld dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [nummer] , maar nergens blijkt uit op basis waarvan dat is vastgesteld. Het afgeluisterde telefoongesprek tussen [naam] en de gebruiker van het nummer [nummer] kan daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. De in de telefoon van [naam] aangetroffen schermafbeelding, waarop te zien is dat verdachte een stapeltje bankbiljetten in zijn hand heeft, wordt ten onrechte in verband gebracht met de frauduleuze geldopnames.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde:
Artikel 273f eerste lid sub 8 Sr
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat door derden geld aan verdachte of zijn mededaders is betaald voor seks met
[slachtoffer] of dat zij op een andere manier hierdoor zijn bevoordeeld. Er is dan ook geen bewijs dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de vermeende seksuele handelingen van [slachtoffer] , zodat hij reeds om deze reden van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Artikel 273f eerste lid sub 2 en 5 Sr
Verklaringen aangeefster
Op 31 maart 2020 heeft er met [slachtoffer] een informatief gesprek zeden plaatsgevonden waarin zij in het kort heeft verklaard over de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en over het misbruik dat hij en zijn vrienden, waaronder verdachte, van haar zouden hebben gemaakt. Op 13 april 2020 is er een uitgebreide aangifte opgenomen, waarin [slachtoffer] de verschillende gebeurtenissen in een chronologisch verband zet. Daarin verklaart zij dat zij [naam medeverdachte 1] aan het einde van de zomervakantie 2019 heeft leren kennen en verliefd op hem werd. Zij had hem toen verteld dat zij 15 jaar oud was. Bij een ontmoeting eind september / eerste helft oktober 2019 was [naam medeverdachte 1] in gezelschap van verdachte. Enkele dagen later werd zij opgehaald door [naam medeverdachte 1] , verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . [slachtoffer] heeft verteld over de seksuele handelingen die zij op aandringen van [naam medeverdachte 1] bij hem, [naam medeverdachte 2] en verdachte zou hebben verricht.
Enige tijd later zou [naam medeverdachte 1] haar hebben voorgesteld om betaalde seks met mannen te hebben door als escort voor [naam medeverdachte 1] te gaan werken.
Volgens [slachtoffer] heeft [naam medeverdachte 1] haar enkele dagen daarna dreigend voorgehouden “dat meisjes die niet doen wat zij zeggen, daarvan snijden zij het gezicht open”.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard over een ontmoeting tussen [slachtoffer] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en verdachte, half december 2019. [naam medeverdachte 1] zei toen dat zij weer seks met zijn vrienden moest hebben. Ze heeft toen [naam medeverdachte 2] gepijpt. Daarna is zij door [verdachte] en verdachte naar een huis in de [adres] te Uithoorn gebracht. [naam medeverdachte 1] is met een andere auto naar hetzelfde adres gereden. Zij is met [naam medeverdachte 1] de woning binnengegaan. [naam medeverdachte 2] en verdachte zijn in eerste instantie in de auto blijven zitten. In de woning waren mannen aanwezig met wie ze seks moest hebben. Tijdens de seks met de eerste man begon zij hevig te bloeden uit haar vagina. Verdachte is toen de woning ingekomen en zei tegen [naam medeverdachte 1] dat ze er mee moesten ophouden. Verdachte heeft haar vervolgens naar huis gebracht. [naam medeverdachte 1] heeft later tegen [slachtoffer] gezegd dat hij wilde “kijken of het werkte”. Hij zou ook tegen haar gezegd hebben dat zij veel zou kunnen verdienen door seks met mannen in een hotel te hebben, met zeven klanten op een avond.
Op 11 november 2020 is [slachtoffer] op verzoek van de verdediging als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Tijdens dit verhoor vertelde ze dat ze nog lange tijd verliefd is gebleven op [naam medeverdachte 1] . Op enig moment heeft zij overwogen om haar aangifte in te trekken omdat zij zich bang en bedreigd voelde, maar zij heeft niettemin besloten om door te zetten.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op zichzelf betrouwbaar is. Daartoe is redengevend dat zij op twee momenten bij de politie, en later bij de rechter-commissaris, gedetailleerd en grotendeels overeenkomstig heeft verklaard over de gebeurtenissen die haar zouden zijn overkomen, hetgeen haar verklaring consistent maakt. Bovendien onderbouwt zij haar verhaal door bij doorvragen tekst en uitleg te geven. Ten slotte wordt haar verklaring (gedeeltelijk) bevestigd door andere informatie uit het dossier. [slachtoffer] is, ondanks druk vanuit mensen in haar omgeving om haar aangifte in te trekken, bij haar verklaring gebleven.
Woning [adres] te Uithoorn
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachten, al dan niet tezamen en in vereniging, zich schuldig hebben gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel, zijn de vermeende gebeurtenissen in de woning in de [adres] te Uithoorn van doorslaggevende betekenis. De verklaring van [slachtoffer] wordt op dit onderdeel ondersteund door een door de moeder van [slachtoffer] aan de politie overhandigde Instagram-conversatie tussen verdachte en [slachtoffer] . [slachtoffer] zegt daarin immers onder andere dat zij amper kan lopen en dat zij in de ochtend half aan het bloeden was. In een latere chat zegt zij dat zij op het moment dat zij begon te bloeden heeft gezegd dat ze ‘ [naam medeverdachte 1] ’ moesten roepen en dat ze er klaar mee was. Verdachte zegt hierop dat als ze niet meer wil, ze moet roepen. Later zegt hij dat ze nooit meer zo met z’n vijven gaan, waarop [slachtoffer] hem vraagt te beloven nooit meer een gangbang te doen. Deze conversatie is kennelijk van kort na de gebeurtenissen in de woning.
De rechtbank stelt vast dat volgens de aangifte, de gebeurtenis in de woning medio december 2019 heeft plaatsgevonden. Dit wordt bevestigd door de hiervoor genoemde Instagram-conversatie tussen verdachte en [slachtoffer] waarop de datum 16 december 2019 is te zien. Deze voor de verdenking cruciale gebeurtenis heeft aldus een maand na het einde van de tenlastegelegde periode plaatsgevonden.
Reeds om deze reden kunnen de subonderdelen 2 en 5 niet worden bewezen en zal de rechtbank verdachte daarom eveneens voor deze onderdelen vrijspreken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
In de telefoon van de verdachte zijn een filmpje en enkele foto’s aangetroffen. Volgens de verbalisant die deze bestanden heeft bekeken is hierop [naam medeverdachte 1] te zien die kennelijk wordt gepijpt door een persoon met zwart lang haar in een knotje. De persoon die aan filmen is slaat de vrouw op haar billen. De verbalisant heeft het vermoeden dat deze vrouw [slachtoffer] is. De vrouw heeft dezelfde kleding aan als omschreven door [slachtoffer] in haar aangifte maar draagt een grijze doek, mogelijk een hoofddoek. Door één van de aanwezigen wordt de naam [voornaam verdachte] geroepen, hetgeen aannemelijk maakt dat verdachte op dat moment bij het voorval aanwezig is.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze beelden onvoldoende steun opleveren voor de verklaring van [slachtoffer] dat zij verdachte heeft gepijpt, omdat niet kan worden vastgesteld dat de vrouw op het filmpje [slachtoffer] is. Zij wordt immers door de verbalisant niet als zodanig herkend en de beelden zijn niet aan [slachtoffer] voorgelegd met de vraag of zij het is die op de beelden staat. [slachtoffer] heeft wel verklaard dat als zij een hoofddoek droeg, dit een zwarte was. Daarnaast kan niet worden vastgesteld op welke datum het filmpje is gemaakt.
De in de telefoon van verdachte aangetroffen films en foto’s kunnen daarom niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte de hem ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Ook overigens bevat het dossier daarvoor onvoldoende ondersteuning. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
De verdenking dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen is met name gebaseerd op een afgeluisterd telefoongesprek van 13 april 2020 tussen [naam] en de gebruiker van een telefoon met nummer [nummer] . Uit dit gesprek, in samenhang bezien met andere onderzoeksbevindingen, kan worden afgeleid dat de gebruiker van dit telefoonnummer € 10.000,- heeft opgenomen vanaf een rekening waarop kort daarvoor een door oplichting verkregen geldbedrag was bijgeschreven. Dit telefoonnummer wordt door de politie toegeschreven aan verdachte. Uit het dossier blijkt echter niet op basis waarvan de politie tot deze conclusie is gekomen. Een proces-verbaal waarin deze koppeling tussen het nummer [nummer] en verdachte wordt onderbouwd heeft de rechtbank niet aangetroffen in het dossier. Ook anderszins heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat het betreffende telefoonnummer bij verdachte in gebruik was. Het afgeluisterde telefoongesprek kan daarom niet bijdragen aan het bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
In de telefoon van [naam] is een schermafbeelding aangetroffen met aanmaakdatum
13 april 2020om 21:03 uur. Op deze schermafbeelding is verdachte te zien met een pakketje bankbiljetten in zijn hand. De aanwezigheid van deze foto in de telefoon van [naam] is opmerkelijk, maar onvoldoende voor het bewijs dat verdachte degene is geweest die het van misdrijf afkomstige geldbedrag van € 10.000,- heeft opgenomen. Verdachte zal daarom van het feit worden vrijgesproken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 10.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2020.