Op 30 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die verdacht wordt van meerdere strafbare feiten volgens Pools recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten en omstandigheden onderzocht, waaronder de vraag of de rechtsstaat in Polen voldoende waarborgen biedt voor een eerlijk proces.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat er structurele gebreken zijn in de Poolse rechterlijke macht die de onafhankelijkheid van rechters in gevaar brengen. Dit heeft geleid tot zorgen over de mogelijkheid van een eerlijk proces voor de opgeëiste persoon. Tijdens de zittingen is de verdediging gevraagd om specifieke omstandigheden aan te voeren die zouden kunnen wijzen op een risico op een oneerlijk proces, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw konden geen dergelijke omstandigheden aanvoeren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel er zorgen zijn over de Poolse rechtsstaat, er geen zwaarwegende en op feiten berustende gronden zijn om aan te nemen dat de opgeëiste persoon geen eerlijk proces zal krijgen. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, aangezien het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden zijn. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, en is uitgesproken tijdens een openbare zitting.