4.3.Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde:
Artikel 273f eerste lid sub 8 Sr
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat door derden geld aan verdachte of zijn mededaders is betaald voor seks met [slachtoffer] of dat zij op een andere manier hierdoor zijn bevoordeeld. Er is dan ook geen bewijs dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] , zodat hij reeds om deze reden van dit onderdeel van de tenlastelegging (273f eerste lid sub 8 Sr) moet worden vrijgesproken.
273f eerste lid sub 2 en 5 Sr
Op 31 maart 2020 heeft er met [slachtoffer] een informatief gesprek zeden plaatsgevonden waarin zij in het kort heeft verklaard over verdachte en over het misbruik dat hij en zijn vrienden van haar zouden hebben gemaakt. Op 13 april 2020 is er een uitgebreide aangifte opgenomen, waarin [slachtoffer] de verschillende gebeurtenissen in een chronologisch verband zet. Daarin verklaart zij dat zij verdachte aan het einde van de zomervakantie 2019 heeft leren kennen en verliefd op hem werd. Zij had hem toen verteld dat zij 15 jaar oud was. Bij een ontmoeting eind september / eerste helft oktober 2019 was verdachte in gezelschap van [naam medeverdachte 1] . Enkele dagen later werd zij opgehaald door verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . [slachtoffer] heeft verteld over de seksuele handelingen die zij op aandringen van verdachte bij verdachte en de medeverdachten zou hebben verricht.
Enige tijd later zou verdachte haar hebben voorgesteld om betaalde seks met mannen te hebben door als escort voor hem te gaan werken. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte haar enkele dagen daarna dreigend voorgehouden “dat meisjes die niet doen wat zij zeggen, daarvan snijden zij het gezicht open”.
[slachtoffer] heeft voorts verklaard over een ontmoeting tussen [slachtoffer] , verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] , half december 2019. Verdachte zei toen dat zij weer seks met zijn vrienden moest hebben. Ze heeft toen [naam medeverdachte 2] gepijpt. Daarna is zij door [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] naar een huis in de [adres] te Uithoorn gebracht. Verdachte is met een andere auto naar hetzelfde adres gereden. Zij is met verdachte de woning binnengegaan. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] zijn in eerste instantie in de auto blijven zitten. In de woning waren mannen aanwezig met wie ze seks moest hebben. Tijdens de seks met de eerste man begon zij hevig te bloeden uit haar vagina. [naam medeverdachte 1] is toen de woning ingekomen en zei tegen verdachte dat ze er mee moesten ophouden. [naam medeverdachte 1] heeft haar vervolgens naar huis gebracht. Verdachte heeft later tegen [slachtoffer] gezegd dat hij wilde “kijken of het werkte”. Hij zou ook tegen haar gezegd hebben dat zij veel zou kunnen verdienen door seks met mannen in een hotel te hebben, met zeven klanten op een avond.
Enige tijd later, begin januari 2020, zou verdachte een wapen uit de struiken hebben gepakt en hebben gezegd dat hij haar in de benen zou schieten als zij niet zou luisteren. Verdachte heeft haar ook een filmpje laten zien waarop te zien was dat hij met een vuurwapen schoot.
Op 11 november 2020 is [slachtoffer] op verzoek van de verdediging als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Tijdens dit verhoor vertelde ze dat ze nog lange tijd verliefd is gebleven op verdachte. Op enig moment heeft zij overwogen om haar aangifte in te trekken omdat zij zich bang en bedreigd voelde, maar zij heeft niettemin besloten om door te zetten.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op zichzelf betrouwbaar is. Daartoe is redengevend dat zij op twee momenten bij de politie, en later bij de rechter-commissaris, gedetailleerd en grotendeels overeenkomstig heeft verklaard over de gebeurtenissen die haar zouden zijn overkomen, hetgeen haar verklaring consistent maakt. Bovendien onderbouwt zij haar verhaal door bij doorvragen tekst en uitleg te geven. Ten slotte wordt haar verklaring (gedeeltelijk) bevestigd door andere informatie uit het dossier. [slachtoffer] is, ondanks druk vanuit mensen in haar omgeving om haar aangifte in te trekken, bij haar verklaring gebleven.
Woning [adres] te Uithoorn
Voor de beoordeling van de vraag of de verdachten, al dan niet tezamen en in vereniging, zich schuldig hebben gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel, zijn de vermeende gebeurtenissen in de woning in de [adres] te Uithoorn van doorslaggevende betekenis. De verklaring van [slachtoffer] wordt op dit onderdeel ondersteund door een door de moeder van [slachtoffer] aan de politie overhandigde Instagram-conversatie tussen [naam medeverdachte 1] en [slachtoffer] . [slachtoffer] zegt daarin immers onder andere dat zij amper kan lopen en dat zij in de ochtend half aan het bloeden was. In een latere chat zegt zij dat zij op het moment dat zij begon te bloeden heeft gezegd dat ze ‘ [verdachte] ’ moesten roepen en dat ze er klaar mee was. [naam medeverdachte 1] zegt hierop dat als ze niet meer wil, ze moet roepen. Later zegt hij dat ze nooit meer zo met z’n vijven gaan, waarop [slachtoffer] hem vraagt te beloven nooit meer een gangbang te doen. Deze conversatie is kennelijk van kort na de gebeurtenissen in de woning.
De rechtbank stelt vast dat volgens de aangifte, de gebeurtenis in de woning medio december 2019 heeft plaatsgevonden. Dit wordt bevestigd door de hiervoor genoemde Instagram-conversatie tussen [naam medeverdachte 1] en [slachtoffer] waarop de datum 16 december 2019 is te zien. Deze voor de verdenking cruciale gebeurtenis heeft aldus een maand na het einde van de tenlastegelegde periode plaatsgevonden.
Reeds om deze reden kunnen de subonderdelen 2 en 5 niet worden bewezen en zal de rechtbank verdachte daarom eveneens voor deze onderdelen vrijspreken.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij verdachte meermalen heeft gepijpt. Verdachte ontkent dit ten stelligste en stelt dat er tussen hem en [slachtoffer] nooit enig seksueel contact is geweest.
Enige steun aan de verklaring van [slachtoffer] op dit onderdeel zouden kunnen bieden het filmpje en de drie foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte. Daarop is te zien dat [slachtoffer] een man aan het pijpen is. De persoon die gepijpt wordt is tevens de persoon die de opnames heeft gemaakt, waardoor enkel zijn onderlichaam en geslachtsdeel in beeld komen. Naast dit filmpje en de drie foto’s zijn nog twee foto’s aangetroffen waarop te zien is dat [slachtoffer] een andere man aan het pijpen is.
Tijdens haar aangifte op 13 april 2020 is het betreffende filmpje aan [slachtoffer] getoond. Zij verklaarde daarover dat de persoon die zij aan het pijpen was, verdachte is. Verdachte heeft dat echter ontkend. De betreffende bestanden zijn volgens hem op zijn telefoon terechtgekomen doordat hij ze via sociale media toegestuurd had gekregen.
De rechtbank acht het, in het licht van de beschuldigingen, zeer verdacht dat verdachte een filmpje en foto’s op zijn mobiele telefoon heeft staan die overeenkomen met een situatie die door [slachtoffer] in haar aangifte wordt beschreven en waarvan zij later bevestigt dat verdachte de man op de beelden is. Gelet echter op de verklaring van verdachte daarover en het feit dat de man zelf niet herkenbaar in beeld komt, valt op basis van de in het dossier beschikbare onderzoeksbevindingen niet met zekerheid vast te stellen dat het inderdaad verdachte is die op de beelden is te zien.
Daarnaast zouden nog het in de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 1] aangetroffen filmpje en de foto’s enige steun aan de verklaring van [slachtoffer] kunnen bieden. Volgens de verbalisant die deze bestanden heeft bekeken is hierop verdachte te zien die kennelijk wordt gepijpt door een persoon met zwart lang haar in een knotje.
De persoon die aan het filmen is slaat de vrouw op haar billen. De verbalisant heeft het vermoeden dat deze vrouw [slachtoffer] is.
Dit valt echter niet met zekerheid vast te stellen. Zij wordt immers door de verbalisant niet als zodanig herkend en de beelden zijn niet aan [slachtoffer] voorgelegd met de vraag of zij het is die op de beelden staat.
De in de telefoons van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] aangetroffen films en foto’s kunnen daarom afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang bezien, bijdragen aan het bewijs dat verdachte de hem ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Ook overigens bevat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs.
Verdachte zal daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Zoals hiervoor bij feit 2 genoemd, zijn op de telefoon van verdachte één filmpje en vijf foto’s aangetroffen waarop [slachtoffer] is te zien die twee verschillende mannen aan het pijpen is. [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum slachtoffer] . Ten tijde van de ten laste gelegde periode was zij 15 jaar oud. De foto’s zijn door een gecertificeerd zedenrechercheur als kinderpornografisch aangemerkt.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat deze vaststelling niet tot een bewezenverklaring kan leiden, omdat op basis van het dossier niet valt vast te stellen dat verdachte deze bestanden, waarvan het bezit en het vervaardigen verboden is, ook al in zijn bezit had in de tenlastegelegde periode, maar hooguit dat hij deze in zijn bezit had op of omstreeks de datum dat de telefoon in beslag is genomen. Evenmin valt op basis van het dossier vast te stellen wanneer deze bestanden zijn vervaardigd en door wie. Om die reden moet verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
Op de telefoon van verdachte is verder nog een filmpje aangetroffen waarop te zien is dat verdachte van een andere man een wapen krijgt aangereikt waarmee verdachte vervolgens schiet. Dit filmpje is opgenomen op 9 januari 2020. Uit een ander filmpje in de telefoon van verdachte van dezelfde gebeurtenis is af te leiden dat één en ander heeft plaatsgevonden op een parkeerterrein in Uithoorn.
Door een wapendeskundige van de politie is vastgesteld dat het wapen een
gas-/alarmpistool betreft dat geschikt gemaakt is voor het verschieten van gemanipuleerde patronen van het kaliber 9mm PAK. Dit is een vuurwapen van categorie III. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 9 januari 2020 een vuurwapen voorhanden heeft gehad.